3 september 2016-Het gevangenisbloedbad van 1988, waarbij duizenden politieke gevangenen zijn gedood, is een van de dieptepunten in de meedogenloze vervolging van oppositieleden en dissidenten door het regime in Teheran. Degenen die verantwoordelijk zijn voor het bloedbad van 1988 bezetten nog steeds hoge machtsposities binnen het regime in Iran.

Afgevaardigden van verschillende partijen van het Europees Parlement hebben geëist dat de verantwoordelijken voor het gevangenisbloedbad van 1988 in Iran onder internationaal recht strafrechtelijk ter verantwoording worden geroepen.

Het gevangenisbloedbad van 1988 is een van de dieptepunten in de meedogenloze vervolging van oppositieleden en dissidenten door het regime in Teheran. In augustus 1988 begonnen in de gevangenissen van Iran de systematische massa-executies van politieke gevangenen, die voortduurden tot begin 1989. Volgens schattingen heeft deze door de staat georganiseerde massamoord zo’n 30.000 slachtoffers gemaakt.

Degenen die verantwoordelijk waren voor het bloedbad van 1988 bezetten nog steeds hoge machtsposities binnen het regime in Iran. Veel hooggeplaatste vertegenwoordigers van het huidige regime, van de overheid tot de rechterlijke macht en de veiligheidsdienst, waren rechtstreeks betrokken bij het bloedbad. Dat geldt ook voor Mostafa Pour-Mohammadi, de huidige procureur-generaal van de regering Rohani. Zijn deelname aan de zogenaamde. “doodsomissies”, die in de zomer van 1988 duizenden doodvonnissen uitspraken, werd onlangs bewezen door een nieuw ontdekte bandopname uit 1988. Eind augustus heeft Pour-Mohammadi de toenmalige massa-executies gerechtvaardigd als “het bestrijden van Gods vijanden” en zijn betrokkenheid toegegeven.

De Belgische Europarlementariër Gérard Deprez (foto) heeft geëist dat de Raad voor de Mensenrechten van de VN zich in de komende vergadering van september bezighoudt met het gevangenisbloedbad van 1988. “We eisen tevens dat in de komende Algemene Vergadering van de VN in New York (september-december 2016) een resolutie wordt aangenomen om deze slachting te onderzoeken en dat de Veiligheidsraad van de VN zich daarmee bezighoudt. De VN-Veiligheidsraad moet een internationaal tribunaal oprichten dat in deze zaak de verantwoordelijken opspoort en strafrechtelijk vervolgt.”

Stockholm, 27-08-2016: Iraanse ballingen en mensenrechtenactivisten eisen gerechtigheid voor de slachtoffers van het gevangenisbloedbad van 1988 in Iran.

De moordpartij van 1988 op politieke gevangenen in Iran is door verschillende mensenrechtenorganisaties veroordeeld als misdaad tegen de menselijkheid. Amnesty International verklaarde in 2007: “Amnesty International is van mening dat deze executies vergelijkbaar zijn met een misdaad tegen de menselijkheid. Volgens het internationaal recht, zoals het in 1988 gold, bestaan misdaden tegen de menselijkheid uit wijdverbreide en systematische aanvallen op burgers op grond van discriminatie, ook politieke”.

De Internationale Federatie voor Mensenrechten (FIDH) schreef op 20 september 2013: “Een kwart eeuw geleden, in de zomer van 1988, werden duizenden Iraanse politieke gevangenen, die de hen opgelegde gevangenisstraffen uitdienden, opnieuw berecht en vervolgens geëxecuteerd. Tot op heden hebben de Iraanse functionarissen, van wie sommigen toen ook al aan de macht waren, deze misdaden niet toegegeven.” De FIDH classificeerde de massa-executies van 1988 als willekeurige executies en misdaden tegen de menselijkheid. Hoewel de precieze omvang niet bekend is, is het zeker dat duizenden gevangenen binnen een periode van enkele maanden zijn geëxecuteerd.