19 maart 2017-VN-waarnemer maakt melding van het alarmerende aantal executies, het martelen en mishandelen van gevangenen, het onderdrukken van minderheden, schendingen van de rechten van het kind, overheidsdruk op de media en censuur onder het Iraanse regime.
Asma Jahangir, de speciale VN-rapporteur over de situatie van de mensenrechten in Iran, heeft op 13 maart haar verslag over de ontwikkelingen sinds oktober 2016 ingediend bij de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties in Genève. Dissidenten in Iran staan onder druk, gevangenen worden onderworpen aan marteling en mishandeling, en de executiecijfers zijn alarmerend, aldus de VN-deskundige, die de mensenrechtenschendingen van het regime in Teheran onderzoekt.
Interview met Asma Jahangir, speciale VN-rapporteur over de situatie van de mensenrechten in Iran
“Alle rapporten wijzen op een hoge mate van controle over de burgers en tonen aan dat de democratische ruimte zeer beperkt is,” berichtte Asma Jahangir aan de Raad voor de Mensenrechten. De VN-waarnemer maakt zich ernstige zorgen over de druk van de regering op de media en de censuur in opdracht van het Iraanse regime.
Sinds december 2016 zijn minstens 24 journalisten, bloggers en activisten van sociale media ofwel gearresteerd of veroordeeld wegens hun vreedzame activiteiten, verklaarde de deskundige in haar schriftelijke verslag over de schendingen van de mensenrechten in Iran, dat op 6 maart werd uitgebracht. Ze had meldingen gekregen over het feit dat het Iraanse regime nog steeds de toegang tot websites beperkt, internetgebruikers, bloggers en activisten van sociale media intimideert en vervolgt en de internetsnelheid vermindert.
In haar verslag uitte de VN-waarnemer haar diepe bezorgdheid over “een alarmerend aantal executies” in Iran, waar vorig jaar ten minste 530 mensen, en dit jaar 156 mensen geëxecuteerd zijn.
Ten minste vijf van degenen die in 2016 zijn terechtgesteld, werden geëxecuteerd voor misdaden die begaan zijn toen ze onder de 18 jaar waren, verklaarde ze, en ze wees erop dat Iran in de afgelopen tien jaar volgens de rapporten het land was met het hoogste aantal geëxecuteerde jeugdige delinquenten.
Jahangir verzocht de autoriteiten in Iran dringend om onmiddellijk en onvoorwaardelijk de doodstraf voor kinderen te verbieden en alle doodstraffen, die zijn opgelegd aan personen die ten tijde van het misdrijf jonger dan 18 waren, om te zetten in gevangenisstraf. Ze herhaalde ook de oproep van haar voorganger voor een moratorium op het toepassen van de doodstraf. Iran vertoont wereldwijd een van de hoogste aantallen executies.
VN-Mensenrechtenraad in Genève
Jahangir vertelde de Mensenrechtenraad verder dat ze sinds haar aanstelling vorig jaar, “talloze berichten over het gebruik van foltering en andere wrede, onmenselijke of vernederende straffen” heeft gekregen, onder meer over het aanhoudende gebruik van amputaties, blind maken, geseling, en het straffen met lange periodes van eenzame opsluiting.
De VN-deskundige wees ook op de vroege huwelijken en het seksueel misbruik van meisjes in Iran. Volgens de Vereniging voor de Bescherming van de Rechten van het Kind in Teheran is daar bij ongeveer 17 procent van alle huwelijken sprake van een huwelijk tussen oudere mannen en jonge meisjes. Jahangir sommeerde het regime in Teheran om alle vormen van vroege huwelijken te verbieden.
Jahangir verklaarde ook dat de positie van erkende en niet-erkende minderheden in Iran nog steeds aanleiding geeft tot “ernstige bezorgdheid”. “De Bahá’í worden nog steeds systematisch gediscrimineerd, doelgericht vervolgd en hun bestaansrecht wordt hen ontnomen,” verklaarde ze in haar verslag. Ten minste 90 aanhangers van de Bahá’í religie bevinden zich op dit moment in Iran uitsluitend wegens hun geloof in de gevangenis.
De speciale VN-rapporteur toonde zich bovendien bezorgd over het feit dat het Iraanse regime christelijke bekeerlingen en leden van Soefi groeperingen doelgericht vervolgt. “Deze groepen worden blootgesteld aan willekeurige arrestaties, intimidatie en detentie, en ze worden vaak beschuldigd van misdrijven tegen de nationale veiligheid en staatsvijandige propaganda”.