25 juli 2017-Verschillende Iraanse en internationale mensenrechtenorganisaties hebben actie gevoerd voor de vrijlating van Omid Alishenas. Hij zat alleen maar in de gevangenis wegens zijn vreedzame werk voor de mensenrechten. Hij zette zich onder andere in voor de bescherming van kinderen en tegen de doodstraf.

De 33-jarige Iraanse mensenrechtenactivist Omid Alishenas (foto rechts met zijn moeder en andere familieleden) werd op 15 juli voorwaardelijk vrijgelaten uit de Evin gevangenis in Teheran. Verschillende Iraanse en internationale mensenrechtenorganisaties hebben actie gevoerd voor de vrijlating van Omid Alishenas. Hij zat alleen maar in de gevangenis wegens zijn vreedzame werk voor de mensenrechten. Hij zette zich onder andere in voor de bescherming van kinderen en tegen de doodstraf.

Omid Alishenas werd in september 2014 door de Revolutionaire Garde gearresteerd. Daarna was hij meer dan een jaar gedetineerd in de Evin gevangenis in Teheran, waarvan een aantal maanden in eenzame opsluiting in afdeling 2A van de Evin gevangenis, die onder de Revolutionaire Garde ressorteert.

In mei 2015 werd Omid Alishenas in een oneerlijk proces door een revolutionaire rechtbank in Teheran in eerste instantie tot tien jaar gevangenisstraf veroordeeld. In september 2016 verlaagde een hof van beroep de het vonnis tot zeven jaar.

Ondertussen was Omid Alishenas tegen een borgsom vrijgelaten, maar werd toen op 11 december 2016 in zijn huis opgepakt door leden van de Revolutionaire Garde en naar de Evin gevangenis gebracht om daar aan zijn zeven jaar gevangenisstraf te beginnen. Hij was daar onder onmenselijke omstandigheden gedetineerd. In de winter was hij gedwongen om meer dan een maand op de grond slapen. Toen pas werd hem een stretcher ter beschikking gesteld, en zijn overvolle cel hij deelde hij met 20 andere gevangenen.

De rechterlijke macht van het regime in Teheran, die dient als onderdrukkingsmiddel, heeft Omid Alishenas veroordeeld wegens zijn inzet voor de mensenrechten, zoals: deelname aan een solidariteitsbetoging voor de mensen in de Syrische stad Kobane bij het kantoor van de Verenigde Naties in Teheran, het verspreiden van folders tegen de doodstraf, publicaties op Facebook, waarbij de massa-executie van politieke gevangenen in de jaren 1980 als onmenselijk werd omschreven, bezoek aan de graven van de slachtoffers van de civiele protesten van 2009 en zijn inzet voor het recht op hoger onderwijs voor de leden van de religieuze Bahá’í minderheid.