22 januari 2018: De Christelijke hulporganisatie Open Doors zegt: “Tijdens de periode die door de Wereld Vervolgingsranglijst 2018 werd bestreken, kwam het meeste geweld tegen christenen van de overheid; minstens 52 Christenen werden gevangen genomen. De Christenen met moslimachtergrond die actief meewerkten aan het bekeren van Moslims, worden het ergst vervolgd. Huizen van Christenen (met moslimachtergrond) worden doorzocht en veel Christen bekeerlingen worden veroordeeld tot lange gevangenisstraffen.”

Het interconfessionele hulpnetwerk Open Doors heeft op 10 januari de wereld vervolgingsranglijst 2018 gepubliceerd. Dit is een weergave van 50 landen waar Christenen het ergst vervolgd worden vanwege hun geloof. Voor het maken van de index wordt samen met mensenrechtenactivisten, wetenschappers en slachtoffers de leefsituatie van de Christenen beoordeeld. Iran werd in de index van 2018 op de tiende plaats gezet. Het regime in Teheran behoort dus tot de ergste vervolgers in de wereld.

In de tekst van Open Doors staat onder meer over Iran:

In tegenstelling tot de genabuurde Arabische Staten langs de Perzische Golf gaat in Iran de grootste dreiging voor de Christenen uit van de overheid. De Iraanse overheid afficheert Iran als Islamitisch land, gebaseerd op de Sji-itische Islam, en probeert actief de invloed van de Sji-itische Islam uit te breiden. Christenen en andere minderheden worden gezien als ernstige bedreiging van dit plan.

Hoewel er wel berichten zijn over druk vanuit de familie en omgeving van de ex-moslims die Christen zijn geworden, is de Iraanse samenleving veel minder fanatiek dan haar leiders. Dit is deels terug te voeren op de wijdverbreide invloed van het gematigde en mystieke Soefisme, en op de trots van het Iraanse volk op de pre-islamitische Perzische cultuur.

Effecten van de vervolging op de christenen

De mensen van de harde lijn binnen de Iraanse regering staan zeer vijandig tegenover het Christendom en zorgen voor ernstige problemen voor alle christelijke groepen in Iran; maar vooral Christenen met een moslimachtergrond zijn zwaar de pineut. De van oudsher al christelijke gemeenschappen van Armeniërs en Assyriërs worden door de regering voorgesteld als het “ware en traditionele Christendom”. Maar dit is enkel een voorwendsel om de andere Christenen, vooral diegenen die eerst moslim waren, weg te zetten als “valse” christenen. De christenen uit de traditionele kerken mogen leden van hun eigen volk wel aanspreken in de eigen taal; maar het is echt verboden om mensen met moslimachtergrond (Farsi sprekenden) erbij te betrekken. Hoewel zij formeel erkend en wettelijk beschermd zijn, worden zij als tweederangs burgers behandeld en melden zij dat het leidt tot gevangenisstraffen, mishandeling, belediging en discriminatie wanneer zij zich wenden tot moslims.

Een andere groep is een groep bestaande uit buitenlandse Christenen en arbeidsmigranten uit het Verre Oosten ( bijvoorbeeld van de Filippijnen of uit Zuid Korea) en het Westen; daaronder vallen veel leden van katholieke, Lutherse of Presbyteriaanse kerken. Een paar van die buitenlandse gemeentes moesten sluiten, nadat Iraanse Christenen met moslimachtergrond hadden deelgenomen aan een samenkomst. Gezamenlijke jaarlijkse gebedsbijeenkomsten van kerkleiders uit verschillende kerken werden in het verleden ook afgelast wegens druk van de kant van de Iraanse veiligheidsdiensten.

Christelijke ex-moslims vormen waarschijnlijk de grootste groep van Christenen in Iran. Zij dragen de grootste last aan vervolging, het meest vanuit de overheid en in mindere mate vanuit hun familie en de eigen omgeving. In tegenstelling tot de traditionele kerken worden ze door de overheid gezien als een poging van Westerse landen om de Islam en de Islamitische regering van Iran te ondergraven. De doop wordt gezien als officieel teken van de overstap naar het Christendom en dus als aanval op de Islam, en is daarom verboden. Daarom worden de meeste kinderen van Christenen met moslimachtergrond geregistreerd als moslims. Leiders van groepen Christenen die moslim waren, worden gevangengenomen, voor het gerecht gesleept wegens “misdaden tegen de nationale veiligheid”, en krijgen lange straffen. Vanaf 2014 hebben meer en meer leden van huiskerken, die niet als leider werkzaam zijn, ook zulke straffen gekregen. Vanwege deze zware druk moeten Christenen met moslimachtergrond heel behoedzaam zijn, en veel van hen beleven hun geloof alleen, zonder Christengemeenschap om zich heen. Er zijn ook groeiende gemeentes van Iraanse christenen wereldwijd, doordat veel Christenen met moslimachtergrond uit Iran zijn gevlucht en doordat andere Iraniërs in het buitenland Christen zijn geworden.

Verder zijn er nog groepen evangelische Christenen, Baptisten en Pinkstergemeentes – in ieder geval is het moeilijk om een scherpe scheiding te maken tussen hen en gemeenschappen van Christenen met moslimachtergrond. Ze hebben vaak een Armeense, Assyrische, joodse of zoroastrische achtergrond. Anderen zijn kinderen of kleinkinderen van Christenen van moslimherkomst. Zij worden aan dezelfde zware vervolging door de overheid blootgesteld en worden door de maatschappij gediscrimineerd; zeker wanneer zij zich aansluiten bij evangelisatie activiteiten of meedoen in huiskerken.

Dictatoriale paranoia

De onvoorwaardelijke hang naar machtsbehoud gaat gepaard met islamitische onderdrukking. Voor alles wil het Islamitische regime de waarden van de Revolutie van 1979 bewaren. Het Christendom geldt als verwerpelijke Westerse invloed  op de republiek. Alleen de historische gemeenschappen van Armeniërs en Assyriërs worden door het regime als christelijk gezien, hoewel ook zei als tweederangs burgers worden behandeld. Elke andere vorm van Christendom wordt als gevaarlijke Westerse invloed behandeld; wat verklaart waarom veel christenen, vooral de ex-moslims onder hen, veroordeeld worden voor “misdrijven tegen de nationale veiligheid”.

Alle Christelijke groeperingen worden door de geheime dienst streng bewaakt, zelfs de officieel erkende traditionele Armeense en Assyrische kerken. Door deze rigide bewaking en de arrestaties van degenen die meedoen aan evangelisatie, oefent het regime druk uit, om zeker te zijn dat christenen geen missionaire activiteiten beginnen onder de moslimbevolking.

De regering richt zich vooral op Christenen die ook bekeerlingen benaderen, en zelfs gevestigde kerken zijn niet veilig voor pesterijen als het gaat om de zorg voor moslims. Hun leden worden door de politie verhoord, vastgezet, in de gevangenis gegooid en geslagen. Veel ( zo niet alle) erediensten worden bewaakt door de geheime diensten. Haatpreken tegen Iraanse Christenen, vooral tegen protestanten, werden in de tijd dat de vervolgingsranglijst voor 2018 werd samengesteld, door de regering verspreid op multimedia en de vijandige retoriek tegen Christenen door Imams nam toe.

De overheid heeft haar inspanningen om Farsi sprekende Christenen uit het land te verdrijven, verder versterkt. In de laatste jaren werden veel kerken gesloten, onteigend of men werd gedwongen de erediensten in het Farsi te staken. Ook werden de kerkleiders vaak gearresteerd. Gemeentes die zich nog steeds vergaderden in de kerkgebouwen, mogen geen nieuwe leden van moslimherkomst aannemen, wat leidt tot veroudering van de gemeenschappen. De strenge bewaking van huiskerken geeft de bezoekers steeds meer angst. Evangelisatie, bijbelles en ook publicatie of import van Bijbels in het Farsi zijn verboden.

Tijdens de berichttijd van de ranglijst 2018 ging het meeste geweld tegen Christenen uit van de regering; minstens 52 Christenen werden gearresteerd. Het ergste werden Christenen met een moslimachtergrond vervolgd, die actief waren in het bekeren van moslims. Huizen werden doorzocht en veel bekeerlingen zijn veroordeeld tot lange gevangenisstraffen. De regering zette ook haar beleid door in het arm maken van gevangen Christenen, doordat zij buitenproportioneel.