16 april 2020 – In verband met de coronavirusepidemie die in Iraanse gevangenissen woedt maakt de internationale bahá’í-gemeenschap zich grote zorgen over het welzijn van de gedetineerde bahá’ís die het regime nog steeds weiert vrij te laten.
De coronavirusepidemie blijft zich verspreiden in Iraanse gevangenissen. Ook in deze situatie blijft het regime van Teheran weigeren politieke gevangenen en gedetineerde leden van religieuze minderheden vrij te laten, waardoor ze in levensgevaar worden gebracht.
Onder de gevangenen wier vrijlating wordt geweigerd, bevinden zich leden van de bahá’í-gemeenschap die uitsluitend worden vastgehouden omdat zij zich aan hun overtuigingen hebben gehouden.
Op 11 april vroeg de Internationale Bahai-gemeenschap het regime van Teheran om alle gedetineerde leden van de Baha’i-gemeenschap onmiddellijk vrij te laten. De gemeenschap maakte zich grote zorgen over het welzijn van de gedetineerden. Hoewel in de afgelopen weken in verband met de coronavirusepidemie enkele bahá’ís zijn vrijgelaten, zijn anderen in gevangenschap gebleven.
Bani Dugal, woordvoerster van de bahá’í-gemeenschap bij de Verenigde Naties in New York, zei dat de bahá’í-detentie van meet af aan onwettig was. Nu lopen de gevangenen ook een groot risico op overlijden. Alle gewetensgevangenen moeten nu worden vrijgelaten. meer informatie
Religieuze minderheden in Iran worden geconfronteerd met de ernstigste schendingen van hun mensenrechten. Het islamitische regime heeft zich tot doel gesteld alle invloeden te onderdrukken die zijn machtspositie in gevaar zouden kunnen brengen. De Bahai worden in toenemende mate het slachtoffer van agitatie, discriminatie en vervolging door de staat.
De Baha’i zijn de grootste niet-islamitische religieuze minderheid in Iran. Door de bahá’ís te vervolgen schendt het regime van Teheran internationale mensenrechtenverdragen. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens omvat vrijheid van meningsuiting, meningsuiting en religie als grondrechten waar iedereen recht op heeft.