De vroegere Iraanse rechter Gholamreza Mansouri wordt verantwoordelijk gehouden voor willekeurige arrestatie, detentie, marteling en vervolging van minstens 20 journalisten (vrouwen, zowel als mannen) in Iran.

De organisatie Rapporteur zonder Grenzen (RSF), die zich wereldwijd inzet voor de vrijheid van berichtgeving, heeft bij de procureur-generaal van het Bundesgerichtshof in Karlsruhe aangifte gedaan tegen de vroegere rechter Gholamreza Mansouri. Deze wordt beschuldigd van willekeurige arrestatie, detentie, martelingen en vervolging van minstens 20 journalisten in Iran, maar ook van misdaden tegen de menselijkheid, in het jaar 2013. Mansouri houdt zich op dit ogenblik waarschijnlijk op in Duitsland vanwege een medische behandeling. RSF eist de onmiddellijke arrestatie van Mansouri en zijn juridische vervolging, voor hij zich naar het buitenland uit de voeten kan maken, zoals het in 2018 de Iraanse ex-rechter Ajatollah Sharoudi gelukte.
In een persbericht van RSF van 12 juni staat o.a.:
“De door Mansouri begane internationale misdaden vallen volgens wereldrecht-standaarden binnen de bevoegdheid van Duitse rechtbanken. Een onmiddellijk handelen van de justitie is geboden, voor hij het land weer kan verlaten. In zijn eigen land hangt hem een strafvervolging wegens corruptie boven het hoofd. Hij zou, omgerekend, een bedrag van € 500000 AAN steekpenningen hebben aangenomen. Mansouri was in zijn laatste betrekking bij een rechtbank in Lavas werkzaam, een voorstad van Teheran.
Als leider van het Openbaar Ministerie voor Cultuur en Media verordonneerde Mansouri de willekeurige arrestatie van 20 Iraanse journalisten in verband met de zogenaamde „zwarte zondag“: Op 27 januari 2013 werden 10 journalisten op dezelfde dag aangehouden. Minstens tien anderen werden, in de volgende dagen en weken bij een blijkbaar door de staat geplande actie tegen bij de media werkende mensen, gearresteerd.
Zo hebben de veiligheidsdiensten, op aanwijzing van Mansouri, tussen 26 januari en 6 maart 2013 de kantoren van verscheidene kranten doorzocht om minstens 20 journalisten te arresteren. Naar hun aanhouding werden de media-medewerkers met onbekende bestemming naar een interneringsoord gebracht. Hun woningen werden doorzocht en persoonlijke bezittingen geconfisqueerd. Later kwam naar buiten dat alle journalisten in afdeling 209 van de Evin-gevangenis in Teheran in eenzame opsluiting zaten. Bij hun verhoor werd gevraagd naar hun politieke gezindheid. Een aantal van hen werd ervan beschuldigd dat zij met buitenlandse geheime diensten samenwerkten. Velen van hen zaten daarna in isolatie, werden mishandeld en gemarteld. (…)
Dit harde optreden tegen journalisten is door de autoriteiten bij meerdere gelegenheden gerechtvaardigd, waarbij zij de mediamensen voor de voeten wierpen dat zij samenwerkten met westelijke machten. In een verklaring van 29 januari 2013 werden de journalisten door het ministerie ervan beschuldigd dat zij behoorden tot een „met het westen verbonden, door de BBC opgericht en in samenwerking met een, aan een aantal regeringen in het westen gelieerd, medianetwerk “.
Op 4 maart 2013 kondigde de minister, die zich bezig houdt met de geheime dienst, Heydar Moslehi, een „Offensief“ van zijn ministerie aan. Dit was gericht op „een netwerk van 600 journalisten, waarvan 150 binnen Iran en de rest in het buitenland, dat zich bezig hield met het organiseren van ( tegen de regering gerichte ) activiteiten “. Een aantal van hen zou samenwerken „ met media die zich tegen het bewind in Iran verzetten“.