Vandaag, zondag 23 mei 2021, de vijftigste dag na Pasen vieren we het Hoogfeest van Pinksteren. De heilige Geest wordt uitgestort, niet alleen over Maria en de apostelen, maar ook over de vrouwen en de broeders, een hele groep van ongeveer 120 personen (Hand. 1,14-15). Bezield met het vuur van de heilige Geest wijden Petrus en de andere apostelen zich met de inzet van hun hele leven toe aan de zendingsopdracht die zij van Jezus hebben ontvangen om te verkondigen, te leiden, te dopen en zonden te vergeven. Duizenden toehoorders, allemaal joden, komen tot geloof, keren zich af van het kwaad dat ze hebben bedreven en laten zich dopen in de naam van Jezus Christus (Hand. 2,1-41). Zij vormen de eerste gemeenschappen van christengelovigen.

De Kerk maakt op deze eerste Pinksterdag in Jeruzalem een begin met de vervulling van haar wereldwijde zending .
Deze zending zal voortduren tot het einde der tijden.

De zending van de Kerk zet vele personen en hele gemeenschappen, volkeren, talen, rassen en culturen op de weg naar het eeuwig leven. De zending van de Kerk wordt echter, evenals de zending van de Heer zelf, ook beantwoord met verzet en vervolging. De apostelen worden vervolgd door verschillende burgerlijke en religieuze overheden, voor rechtbanken gesleept, mishandeld en gevangen gezet. Maar op de vraag van de hogepriester in het Sanhedrin aan Petrus en de andere apostelen waarom zij zich niet houden aan het verbod om onderricht te geven in de Naam van de Heer Jezus, antwoorden zij vrijmoedig en helder: “Men moet God meer gehoorzamen dan de mensen”. (Hand. 5,27-29) Uiteindelijk ondergaan alle apostelen (op Johannes na) een gewelddadige dood, de marteldood. Deze marteldood is niet het einde, maar juist de hoogste bekroning van hun zendingsopdracht. Een bekende uitdrukking luidt: Het bloed van de martelaren is het zaad van de Kerk.

Laten wij ons bewust zijn van de kracht van de heilige Geest in iedereen van ons. Dat wij krachtens ons Doopsel en Vormsel zijn geroepen om overal te getuigen van Christus en zijn Rijk en daarbij niet te zwichten voor onbegrip en tegenwerking. Ten slotte kan de wereld ons niet de vrede en de rust geven die wij zoeken, maar wel de vervulling van de Thora (de Wet), zoals die in het Oude én in het Nieuwe Testament kernachtig wordt samengevat met de woorden: “Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart en met geheel uw ziel, met al uw krachten en geheel uw verstand; en uw naaste gelijk uzelf”. (Dt. 6,5; Lv. 19,18 en Lc. 10,27) Dit is niet alleen een zaak van individueel belang, maar ook van belang voor de gehele samenleving die in onze tijd misschien wel meer dan ooit verlangend uitziet naar de openbaring van Gods kinderen. (Rom. 8,19)

Naam uit het vuur

Naam uit het vuur, één eeuwig, Hij alleen,
riep smeekte dreigde zweeg. Riep weer, om antwoord.
Roept water uit de rots, slaat vuur uit steen.
En weer zijn stem – een lichtval uit de wolken.
Tien woorden licht. Daar stonden wij, nog krom van slavernij,
de minsten van de volken.
Een hand van stormwind werd op ons gelegd.
Vuurtongen stonden boven onze hoofden.
Een ander leven werd ons aangezegd.
Van toen af dragers van een visioen
leerden wij, dood na dood opnieuw geboren,
verlangen naar zijn woord, en het te doen.
Er kwam een dag die niets dan einde was.
Van God verlaten hingen wij aan kruisen,
het visioen verwaaid als stof en as.
De wereld draaide verder, dood na dood.
Een kuil vol knoken. Doorgekraste namen.
Na vijftig dagen kwam de ademstoot.
Die schikte onze stukken weer tot een;
blies onbevlekte huid over ons heen.
De Naam riep: Mensenkind, sta op je voeten.
Daar stonden wij, om nu voorgoed te gaan
tot aan de verste randen van de aarde
en naar zijn woord te doen wat moet gedaan.
Adem van onbegonnen nieuw begin,
heilige stormwind, laat niet af, doorvuur ons.
Spreek moed, volharding, wijsheid, vrede in.

Exodus 3, Ezechiël 37, Handelingen 2

Huub Oosterhuis