26 augustus 2021 – De Iraanse Mahmoud Royaei, die in ballingschap leeft, overleefde de massa-executies van duizenden politieke gevangenen in Iran in 1988. In de Oostenrijkse krant Kronen Zeitung deed hij verslag van zijn beproeving en de betrokkenheid van de nieuwe regimepresident Ebrahim Raisi bij de executies.

Mahmoud Royaei voor een foto van de beruchte Evin-gevangenis in Teheran.

Hieronder volgen uittreksels uit een artikel van Clemens Zavarsky van 24 augustus:
“Mahmoud Royaei’s stem is stevig. Je kan zien dat hij het verhaal al vele malen verteld heeft. Hij wil het vaak vertellen. Omdat de wereld moet weten wat er in de Iraanse gevangenissen is gebeurd. “Ik heb daar veel vrienden verloren,” zegt Mahmoud in een interview met de “Krone”. Ebrahim Raisi, de nieuwe president van Iran, is de schuldige.

Hij was in de hel. En heeft soms een slecht geweten dat hij eraan ontsnapt is. In 1981, op 18-jarige leeftijd, werd Mahmoud gearresteerd door de Revolutionaire Garde. Hij had folders verspreid van de Volksmoedjahedien, de seculiere oppositiebeweging tegen het islamitische Ayatollah-regime in Iran. Mahmoud werd gemarteld.

“Ze bonden me vast aan een bed en sloegen me met kabels. Sommige dikker, sommige dunner. Sommige veroorzaakten blauwe plekken en bloeduitstortingen, andere lange wonden, van boven naar beneden. En dan weer helemaal opnieuw. Meerdere keren per dag.” Ze hebben zijn haar geschoren. Overal. En dwongen hem later, het op te eten. “Dus je beseft dat we hier niet in een hotel zijn, zeiden ze tegen me,” zegt Mahmoud cynisch.

Daar, in de gevangenis, in 1988, ontmoette Mahmoud de persoon die nu president van Iran is: Ebrahim Raisi, als een van de rechters van de zogenaamde doodscomité’s. “Hij kwam binnen en staarde ons die hier zaten aan. En hij noteerde gegevens over ieder van ons. Hij maakte ons duidelijk dat hij niet in dezelfde kamer met ons wilde zijn. Hij schold ons uit, schreeuwde in het rond,” vertelt Mahmoud. “Hij toonde geen genade. Met niemand.” De meesten werden de dood ingestuurd. Meer dan 30.000 tegenstanders van het regime werden tijdens het bloedbad van 1988 door doodscomité’s ter dood veroordeeld.

Mahmoud had ook moeten sterven. “Dus werden we voor de rechters gebracht. Ze lazen de aanklacht voor. Ik probeerde mezelf te verdedigen, maar er werd tegen me geschreeuwd dat ik mijn mond moest houden.” Uiteindelijk werd Mahmoud gevraagd slechts één vraag te beantwoorden: “Geeft u een tv-interview waarin u uw vrienden verraadt?” Mahmoud antwoordde, “Ik heb niets gedaan.” De rechter herhaalde de vraag en zei, “Ofwel TV interview of executie.”

Mahmoud dacht erover na. Maar hij wilde zijn vrienden niet verraden, “Ik heb niets te zeggen.” De rechter gooide hem eruit.

Mahmoud was klaar met leven. Zijn familie was dat niet. Zijn ouders deden alles om zijn leven te redden. Zo bleef Mahmoud de beul bespaard. Na tien jaar werd hij vrijgelaten. Zijn ouders hadden een hypotheek op hun huis genomen en moesten 100.000 dollar borgtocht betalen. Als Mahmoud weer politiek actief zou worden of het land zou verlaten, zou het geld in beslag worden genomen. Een familielid moest er voor instaan. “Dat was mijn oom,” zegt Mahmoud vandaag verbitterd. “Ik had een keuze. Om op mijn knieën te gaan en te buigen voor het regime. Dan zou ik al mijn vrienden verraden hebben die in het bloedbad van 1988 zijn omgekomen.”

Mahmoud vluchtte. Naar Albanië. Sindsdien vecht hij voor gerechtigheid. Toen hij hoorde dat zijn beul van toen president van Iran zou worden, “wilde ik dat de wereld het geschreeuw van de gevangenen zou horen. Ik wilde dat de wereld zou zien wat ik in die martelkamers zag.”

In Raisi’s kabinet zitten ook veel ministers die bij de Revolutionaire Garde hebben gediend. De meesten staan op de Amerikaanse en Europese sanctielijst wegens misdaden tegen de menselijkheid. Ook Raisi zelf. Het feit dat tal van staatspresidenten – waaronder Alexander Van der Bellen van Oostenrijk – hem feliciteerden met zijn verkiezingsoverwinning ontzette Mahmoud: “Velen wisten aanvankelijk misschien niet dat hij voor ons het symbool is van marteling en moord”. Maar toen Amnesty International de aandacht vestigde op het verleden van Raisi, had Mahmoud een heroverweging verwacht. Hij zal nooit zwijgen, zo zegt hij. De wereld moet weten over de misdaden. Dit is waar hij voor vecht. Dit is waar hij voor overleefde.”