Onderstreep de noodzaak om een einde te maken aan de cultuur van straffeloosheid.

NEW YORK, 29 oktober 2023: Mensenrechtendeskundigen van de Verenigde Naties, waaronder de Speciale Rapporteur over Iran en een lid van de Werkgroep van de VN over gedwongen of onvrijwillige verdwijningen (WGEID), Verenigd voor gerechtigheid voor de slachtoffers van de 1988-massamoord in Iran (JVMI), deelnemers aan een van de nevenbijeenkomsten bij de 78-ste Algemene Vergadering van de VN in New York op 27 oktober 2023, dringen er bij de VN-lidstaten op aan om op te treden tegen de straffeloosheid in Iran en het ter verantwoording roepen van de daders van de standrechtelijke executies in 1988 en de gedwongen verdwijning van politieke gevangenen te ondersteunen.

Sprekers bij deze nevenbijeenkomst, gehouden op 777 UN Plaza, waren Prof. Javaid Rehman, VN- Speciale Rapporteur over de toestand van de mensenrechten in de Islamitische Republiek van Iran; Dr. Grazyna Baranowska, lid van de Werkgroep van de VN over gedwongen en onvrijwillige verdwijningen (WGEID); Ambassadeur Stephen Rapp, ex-VS Ambassador-at-Large for Global Criminal Justice; Prof. Melanie O’Brien, president van de Internationale Associatie van Genocide Wetenschappers (IAGS); en mevr. Ana Sami, vertegenwoordiger van JVMI in de VS. Vertegenwoordigers van verschillende Permanente Missies (VN) en de New York City Bar woonden de bijeenkomst ook bij.

Speciale Rapporteur Javaid Rehman, hoofdspreker bij de bijeenkomst, zei: “De ernstigste tragedie, waarvan we getuige zijn geweest sinds de Islamitische Revolutie – de meest pijnlijke – blijft die van de gedwongen verdwijningen en de, op basis van snelrecht en willekeur, uitgevoerde executies van duizenden mensen in 1988.”

“In 1988, werden duizenden gevangenen wederrechtelijk geëxecuteerd ingevolge een fatwa, uitgesproken door de toen heersende Hoogste Leider, de executies werden uitgevoerd in gevangenissen in het gehele land,” zei hij.

Dr. Rehman voegde eraan toe: “Er bestaan ernstige zorgen over de zware misdaden, die zijn begaan door deze executies, rekening houdend met internationale mensenrechten- en humanitaire wetgeving. Deze misdaden omvatten misdaden tegen de menselijkheid, waaronder marteling, genocide, vervolging, moord, uitroeiing, maar ook gedwongen verdwijningen.”

“De massa-executies van 1988 werden gevolgd de weigering van de autoriteiten om deze moorden publiekelijk te erkennen of op een of andere manier aan familieleden duidelijkheid te verschaffen over het lot van de geëxecuteerden en de plaats waar hun lichamen waren begraven, maar deze families te onderwerpen aan bedreigingen, onder druk zetten, intimidatie en aanvallen.”

“Er is sprake van een weloverwogen beslissing van de zijde van de Iraanse overheid om deze massamoord te verbergen door onjuiste verhalen en verklaringen, verdraaiing van historische feiten en het actief bedreigen van overlevenden en familieleden van de slachtoffers, maar ook door het laten verdwijnen van bewijsmateriaal, zoals door vernietiging van de massagraven.”

“Het systematisch geheimhouden van het lot van de slachtoffers, het niet vrijgeven van de plaats van hun stoffelijk overschot, of het onthouden van informatie over de oorzaak van hun dood, is zeer verontrustend. Een dergelijke geheimhouding, naar mijn oordeel, betekent ook dat we te maken hebben met gedwongen verdwijningen en misdaad tegen de menselijkheid. De massamoorden ten gevolge van snelrecht en willekeur, maar ook de gedwongen verdwijningen betekenden een groot pijnpunt in mijn opdracht, ook bij verschillende andere Speciale Procedures van de VN.”

“Gedwongen verdwijningen blijven bestaan tot het lot en de verblijfplaats van de betrokken personen zijn vastgesteld, onafhankelijk van de verstreken tijd,” herhaalde de Special Rapporteur, hij voegde er aan toe “familieleden hebben recht op de waarheid.”
“Dus hoe straffeloosheid te beëindigen en verantwoordelijkheid te verzekeren? Na 1988 werden Khomeini’s gewillige beulen gepromoveerd naar hoge posities in de politiek en het rechtssysteem, waar velen van hen nog steeds werkzaam zijn. Eén mogelijkheid – en dit is een mogelijkheid uit velen – is om universele rechtspraak te gebruiken om individuelen te vervolgen voor ernstige misdaden, waaronder misdaden tegen de menselijkheid en andere ernstige schendingen van de mensenrechten, zoals die in 1988 plaats vonden.”

“Verleden jaar juli, zoals jullie weten, veroordeelde een Zweeds strafhof Hamid Nouri voor zijn rol in de martelingen en massa-executies in Iran in 1988. Het hof bevond hem schuldig aan oorlogsmisdaden en moord en veroordeelde hem tot een levenslange gevangenisstraf. Een andere mogelijkheid is om een internationaal tribunaal of een onderzoeksinstituut op te richten om al die personen, die ernstige misdaden tegen de Iraanse bevolking hebben begaan, ter verantwoording te roepen. Ik heb constant opgeroepen tot verantwoordingsplicht bij symptomatische gebeurtenissen van oudere datum, die te maken hebben met een hardnekkige straffeloosheid, waaronder de gedwongen verdwijningen en de op snelrecht gebaseerde- en willekeurige executies in 1988 en de protesten van november 2019. En ik blijf doorgaan met oproepen aan de internationale gemeenschap om deze personen ter verantwoording te roepen,” voegde Prof. Rehman eraan toe.

Grazyna Baranowska, die sprak voor de WGEID, toonde zich solidair met de families van de slachtoffers van de 1988-massamoord, die zoeken naar verantwoording en gerechtigheid.

Ze wees erop dat de WGEID het onderwerp van de 1988-massamoord behandelt in haar periodieke rapporten.
“Laat me terugkomen op de laatste drie rapporten, die we hebben gepubliceerd. Die van september van dit jaar is het laatste. Hierin herinneren we de autoriteiten in Iran aan hun verplichtingen aan het internationaal recht om te zoeken naar gedwongen verdwenen personen en ongemarkeerde graven te lokaliseren, te beschermen en te onderzoeken. Dit werd gedaan ter zake van de massamoord in 1988. En in de rapporten van 2021 en 2022, hebben we ook onze zorg uitgedrukt over de geheimhouding en we benadrukten ‘voortdurende geheimhouding’ van de begraafplaatsen van hen, die gedwongen verdwenen en werden terechtgesteld in 1988 in het gehele land.”

“Gedwongen verdwijningen betekenen een voortduring van geweld. Het is een voortdurende mensenrechtenschending. … Dat wil zeggen, tot de staat gevangenschap erkent of informatie vrijgeeft over het lot en de verblijfplaats van de persoon. Als we kijken naar de toestand, die we vandaag bespreken, dan is het duidelijk dat de misdaad niet is opgelost, dat wil zeggen dat de staat de misdaad niet heeft erkent en geen informatie heeft verstrekt over het lot en de verblijfplaats van de personen.”
“Dus, volgens de Werkgroep en volgens alle internationale lichamen, die ermee te maken hebben, is er over deze voortdurende mensenrechtenschending tot op de dag van vandaag geen duidelijkheid verstrekt. We hebben in Iran en in ander verband gezien dat gedwongen verdwijningen generatieslang invloed hebben op familieleden.”
“Internationale wetgeving erkent deze families expliciet als directe slachtoffers van gedwongen verdwijningen. Dus, het zijn niet alleen de verdwenen personen zelf, die slachtoffer zijn van gedwongen verdwijningen, maar ook hun naaste familieleden, die direct worden getroffen door de gedwongen verdwijning. Dit laat zien dat er verplichtingen bestaan voor de familieleden, niet alleen met betrekking tot degenen die zijn verdwenen en hun onbekende begraafplaats, maar juist met de achtergeblevenen zelf.”
“Er bestaat een duidelijke verband tussen de misdaden, die in het verleden zijn begaan en de mensenrechtenschendingen van nu,” zei Dr. Baranowska.

Ambassadeur Stephen Rapp stelde dat er geen sprake was van een gerechtelijke procedure in de loop van de 1988-massamoord. “Het was in feite een soort inquisitie, waar mensen, sommige van hen hadden hun straf al uitgezeten voor zogenaamde politieke misdaden, via snelrecht werden geëxecuteerd op een manier, waarbij alle feiten en omstandigheden, namen van de slachtoffers, plaats van insluiting, al deze zaken bleven verborgen, zodat er sprake is van schending van internationale mensenrechtenwetgeving, gedwongen verdwijningen en wederrechtelijke slachtingen.”

“Echter deze misdaden zijn dan ook misdaden tegen de menselijkheid – ze maken deel uit van een wijdverspreide of aanval op de burgerbevolking aldaar. Deze mensen waren niet betrokken bij een conflict. Het kan ook niet worden gezegd dat zij geen Sjiitische Moslims waren; eerlijk gezegd, 90 procent van de slachtoffers waren dat. Waar het omging was dat deze mensen tegen de theocratie in Iran waren.”

“We hebben gezien wat het effect van straffeloosheid kan zijn, in feite het ontbreken van elke vorm van recht bij deze misdaden. Straffeloosheid veroorzaakt straffeloosheid. Dus hebben we te maken met een regime dat daarna doorgaat met het begaan van afschuwelijke misdaden zoals in 2019, dat demonstraties onderdrukt van mensen, die gebruik maken van hun recht op samenkomst en protest en nu weer, sinds 2022, afschuwelijke misdaden begaat hoofdzakelijk tegen vrouwen. Voor al deze toestanden bestaat er straffeloosheid en de verwachting dat het regime ermee weg komt.”

“En ronduit gezegd, het regime ondersteunt dan ook nog groeperingen in andere regio’s, die gelijksoortige misdaden bedrijven. In feite, met als consequentie dat er in de hele wereld meer en meer plaatsen komen waar regimes zich vrij voelen om dit soort misdaden te begaan. Met als resultaat dat er niet alleen in Iran, maar overal het risico bestaat dat de mensheid wordt bedreigd, als dit soort misdaden zonder enig gevolg kunnen worden begaan.”

IAGS President Melanie O’Brien legde uit dat de massamoord van 1988 neerkomt op het plegen van misdaden tegen de menselijkheid.

“De opsluiting, verdwijning, marteling en het vermoorden van een groot aantal Iraanse burgers in 1988 en nu kan worden gekwalificeerd als een wijdverspreide en systematische aanval op burgers. Deze misdaden begaan tegen Iraniërs in 1988 en nu komen neer op misdaden tegen de menselijkheid, zoals moord, marteling, detentie of ernstige inperking van vrijheid; vervolging op politieke of religieuze gronden; gedwongen verdwijningen; en andere onmenselijke daden,” zei Prof. O’Brien.

“De straffeloosheid voor deze misdaden heeft de bedrijvers alleen maar aangemoedigd. Met Ebrahim Raisi aan de macht, is het duidelijk dat er in Iran geen recht zal worden gedaan aan slachtoffers en dat het geweld alleen maar aanhoudt,” voegde ze eraan toe.
De Iraans-Amerikaanse advocate Ana Sami, die de JVMI vertegenwoordigt en voorzitter is bij de bijeenkomst, zei dat de cultuur van straffeloosheid, die nu in Iran bestaat, het gevolg is van het “gebrek om Iraanse functionarissen verantwoordelijk te stellen voor het begaan van misdaden tegen hun eigen burgerbevolking, met op de eerste plaats de wederechtelijke executies en gedwongen verdwijningen van politieke gevangenen in 1988”.

“We zijn er bezorgd over dat het gemis aan het ter verantwoording roepen door de internationale gemeenschap van de daders van de 1988-massamoord, de Iraanse autoriteiten aanmoedigt om verdere gruwelijkheden te begaan tegen andersdenkenden en politieke gevangenen, zoals kon worden waargenomen tijdens het bruut neerslaan van de protesten door het hele land in 2022, na de dood van Mahsa Jina Amini. Het gebrek aan het ter verantwoording roepen bestendigt niet alleen een klimaat van vrees en onderdrukking, het ondermijnt ook de principes van het recht en de rechtsstaat,” zei ze.

“De massamoord van 1988 is een niet op zich zelf staande gebeurtenis, de effecten ervan zijn duidelijk en zichtbaar tot op de dag van vandaag. In de realiteit worden vele families nu voortdurend lastig gevallen omdat zij gerechtigheid zoeken voor hun geliefden, die hen in 1988 werden ontnomen. Het wordt hoog tijd dat de lidstaten van de VN dringend een onderzoek instellen naar de massa executies in 1988 en de gedwongen verdwijningen in Iran. De lidstaten moeten ook het ter verantwoording roepen van Iraanse autoriteiten steunen, die ernstige misdaden hebben begaan, die in strijd zijn met internationale wetten, zoals de 1988-massamoord en het wrede neerslaan van vroegere en huidige protesten.

De cultuur van straffeloosheid binnen de Iraanse overheid, met als voorbeeld de executies in 1988 en vele andere voorbeelden van mensenrechtenschendingen, is een smet op ons collectieve geweten. We kunnen niet afzijdig blijven zolang onrecht en lijden aanhouden. JVMI gelooft dat het onze morele verplichting is om te eisen dat verantwoording wordt afgelegd, om slachtoffers en hun families te steunen en te werken aan een toekomst waar mensenrechten worden nageleefd en gerechtigheid zegeviert. Alleen door het zo aan te pakken kunnen we hopen op een betere toekomst voor de mensen in Iran.”

Het panel deed een beroep op de samenstellers van de jaarlijkse UNGA (Algemene Vergadering van de VN) Third Committee resolutie over Iran, om een expliciete referentie over de wederrechtelijke executies in 1988 en de gedwongen verdwijningen op te nemen in de tekst van de resolutie van dit jaar.

Background

  • In 1988,vermoordde de overheid van Iran 30000 politieke gevangenen.
  • De executies vonden plaats ingevolge een fatwa van de Hoogste Leider Ruhollah Khomeini, die de executies verordonneerde van de leden van de grootste oppositiepartij, de Volks-Moedjahedien (Strijders), (PMOI of MEK), die trouw bleven aan hun overtuiging.
  • ‘Doden Commissies’, bestaande uit drie leden, werden samengesteld in heel Iran. Deze zonden de gevangenen, die trouw bleven aan hun overtuiging, naar hun dood..
  • De slachtoffers werden begraven in geheime massagraven.
  • De daders genieten nog steeds straffeloosheid.
  • Hiertoe behoren de huidige president, Ebrahim Raisi en het hoofd van de justitiële dienst, Gholam-Hossein Mohseni Ejei.