19 december 2023 – De recente uitspraak in het proces tegen Hamid Nouri, een voormalige Iraanse gevangenisbeambte die betrokken was bij de massamoord op politieke gevangenen in 1988, is een cruciaal moment in de zoektocht naar gerechtigheid. Op 19 december verklaarde het Hof van Beroep in Svea dat Noury, geïdentificeerd als assistent van de plaatsvervangend openbare aanklager in de gevangenis, samen met anderen had deelgenomen aan executies. Het hof karakteriseerde deze betrokkenheid als een “ernstige misdaad tegen het internationaal recht”.

Het proces tegen Noury schept een cruciaal juridisch precedent en toont aan dat met politieke wil, voldoende bewijs en robuuste juridische mechanismen straffeloosheid voor misdaden tegen de menselijkheid kan worden uitgeroeid. De erkenning van de systematische aard van het bloedbad van 1988 en Noury’s directe betrokkenheid bij de executies legt de basis voor toekomstige juridische acties tegen andere Iraanse functionarissen die betrokken zijn bij soortgelijke wreedheden. Deze baanbrekende uitspraak bevestigt opnieuw het principe dat niemand, ongeacht zijn of haar gezagspositie, gevrijwaard is van aansprakelijkheid.

Het proces onderstreept het belang van universele jurisdictie, die het mogelijk maakt om misdaden tegen de menselijkheid in elk land te vervolgen, ongeacht wanneer of waar ze plaatsvonden. Dit principe wint aan belang gezien de hardnekkige weigering van het regime om zijn functionarissen ter verantwoording te roepen, waardoor een cultuur van medeplichtigheid gelijkstaat aan loyaliteit in stand wordt gehouden.

Het feit dat een Iraanse functionaris berecht en veroordeeld is in een Zweedse rechtbank is een krachtig signaal dat de wereldgemeenschap straffeloosheid voor zulke gruwelijke misdaden niet zal tolereren. Deze paradigmaverschuiving daagt de traditionele notie van diplomatieke immuniteit uit en onderstreept de gedeelde verantwoordelijkheid van landen om flagrante mensenrechtenschendingen aan te pakken en recht te zetten.

In weerwil van het toegeeflijke beleid van het Westen en de capitulatie voor de gijzelingstactieken van Teheran, dient de zaak-Noury niet als eindpunt maar als katalysator voor verdere juridische actie. Overlevenden en mensenrechtengroeperingen in andere landen worden aangemoedigd om het voorbeeld van de Zweedse wetgever te volgen en hun onderzoeken en vervolgingen te starten. De internationale gemeenschap moet deze gelegenheid aangrijpen om recht te doen aan de slachtoffers van het bloedbad van 1988 en een precedent te scheppen om daders van soortgelijke wreedheden wereldwijd ter verantwoording te roepen.

Aangezien mensenrechtenschendingen onder autoritaire regimes tot nu toe slechts dienden als politieke drukpunten, luidt het gecreëerde juridische precedent, in combinatie met de toepassing van universele jurisdictie, een nieuw tijdperk in voor het streven naar het ter verantwoording roepen van hooggeplaatste functionarissen die betrokken zijn bij flagrante mensenrechtenschendingen.

In hoger beroep heeft het Hof van Beroep in Stockholm aangekondigd dat de levenslange gevangenisstraf van voormalig gevangene Hamid Nouri voor zijn rol in de Iraanse bloedbaden van 1988 wordt gehandhaafd.

Naast de levenslange gevangenisstraf werd Nouri ook veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan de families van de slachtoffers en politieke gevangenen en dreigt hij na afloop van zijn gevangenisstraf Zweden te worden uitgezet.

Het is de eerste keer dat een ambtenaar van het Iraanse regime wordt vervolgd voor zijn rol in het bloedbad van 1988. Nouri was een voormalig plaatsvervangend aanklager in de Gohardasht gevangenis in Karaj bij Teheran ten tijde van de zuivering van politieke gevangenen waarbij ongeveer 30.000 mensen op brute wijze werden vermoord door het regime.

Op 14 juli 2022 werd Nouri aanvankelijk veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf voor “oorlogsmisdaden” en “moord” door de regionale rechtbank van Stockholm, wat overeenkomt met 25 jaar in Zweedse rechtstermen, waartegen zijn juridisch team in beroep ging.

Nouri werd op 6 november 2019 gearresteerd op de luchthaven Arlanda in Stockholm. Hij wees alle beschuldigingen met betrekking tot de executies in 1988 van de hand en bestempelde de gebeurtenissen en aanklachten tegen hem als een “fictief, denkbeeldig en verzonnen verhaal”.

De “doodscommissies” in 1988 volgden op de uitvaardiging van een fatwa door Khomeini, die de executie beval van duizenden politieke en ideologische gevangenen in de gevangenissen van de Islamitische Republiek Iran. De executies werden in het geheim uitgevoerd en er werden opdrachten gegeven voor massagraven.

Sommige personen die betrokken waren bij deze misdaad bekleden momenteel sleutelposities binnen de Islamitische Republiek, waaronder Ebrahim Raisi, de president van Iran, die eerder hoofd was van de rechterlijke macht en lid was van de doodscommissies in Teheran en Karaj.

Belangrijke mededelingen in dit verband

Philip Grant, uitvoerend directeur van het Internationale Gerechtshof

Agnes Callamar, de secretaris-generaal van Amnesty International

Eleonora Mongelli, vice-president van de Italiaanse Federatie voor de Rechten van de Mens: