Nobel volk van Iran,

Het is niet nodig om u te vertellen van onze liefde voor Iran en de Iraniërs. Iedereen die contact heeft met de bahá’ís van Iran is zich zonder twijfel bewust van hun toewijding aan hun land en hun dierbare landgenoten.

Echter, zoals een dichter het uitdrukte:
De bewakers van mijn kooi verbroken mijn zwijgen
Zij braken mijn hart dat vol zat met geduld

De tijd om af te wachten en te aarzelen is ten einde. De pen in de handen van de onderdrukkende heersers schrijft niets dan smaad, verdraaiing van de feiten en spot. Hun papier wordt gedrenkt in de duisternis van dogma, afschuw, en despotisme. Lieve landgenoten, u zou ook pen en papier ter hand moeten nemen, want u hebt vrijheid, vriendelijkheid en passie lief. De kracht van de gedachte en het hart is sterker dan duizend wapens.

Wij zijn Iraniërs van het Baha’i geloof. Onze wensen zullen vervuld worden door een Iran dat trots is en Iraniërs die geëerd worden. Wij worden in Iran echter beroofd van onze minimale burgerrechten. Hoewel wij niet het recht hebben om in ons land aan de universiteit te studeren, gaan wij door met het verdedigen van de waardigheid en de eer van de Iraniërs. Wij hebben met hart en ziel mededogen betoond voor dit land en zijn mensen. Ondanks alle onrechtvaardigheden die we moeten verdragen, is dit land heilig en een bron van trots voor ons.

Om ons recht op onderwijs uit te oefenen, gingen we naar vele regeringsinstellingen, zoals het Ministerie van Voortgezet Onderwijs, het Evaluatie Bureau (verantwoordelijk voor post-secundaire examens), en het presidentieel bureau. De reacties waren ofwel beledigend of bedreigend.

Het doelbewust schenden van de mensenrechten is niet nieuw in Iran. Iedereen wordt daar op de een of andere manier mee geconfronteerd. Aanhangers van het Baha’i geloof lijken meer van hun mensenrechten te zijn ontdaan dan anderen. Baha’i’s hebben de afgelopen dertig jaar geen rechtvaardigheid, eerlijkheid en gelijkheid ervaren.
De schenders van deze rechten stoppen niet bij beledigingen en laster. Het regime heeft een duister record van levend verbrande Baha’i’s,  plunderingen en confiscatie van eigendommen van Baha’i’s; bedreigde, gemartelde en gevangen genomen Baha’i’s. Ondanks de hoeveelheid wreedheden die de Baha’i’s hebben doorstaan, hebben zij zich nooit aan dit onrecht onderworpen.

Ondanks dit alles moeten we deze onderdrukkers beklagen; het is voor iedereen duidelijk dat macht en rijkdom de mensen verblinden die daarvan afhankelijk zijn. Ze draaien verheven gevoelens om tot haat en geweld, zodanig dat men niet eens de menselijkheid van anderen herkent, laat staan respect toont voor hun rechten.

Baha’i-jongeren die hun medeburgers dienden door het helpen van kansarme stadskinderen werden gearresteerd omdat ze het waagden hun landgenoten bij te staan. Degenen die hun grieven over hun recht op onderwijs uiten tegen ambtenaren worden beledigd en geïntimideerd. Momenteel zitten sommige van hen in de gevangenis.

Personen die niets weten over de Baha’i-bevolking worden ingehuurd om te schrijven wat ze maar willen om de sociale status te verzwakken van de aanhangers van dit geloof. Geen enkel woord wat zij schrijven is waar, en toch, als we proberen om de feiten te verduidelijken en de waarheid aan het licht te brengen, worden we juridisch vervolgd wegens de onjuiste veronderstelling dat we gehandeld hebben tegen de nationale veiligheid en de islam hebben beledigd.

Zoals eerder vermeld, verwachten we van hen niet veel meer. Wij zijn echter teleurgesteld over die medeburgers die luisteren naar mensen die maar wat zeggen, die de waarheid verdraaien, belasteren, en zelfs de wet schenden. Ons hart breekt door de landgenoten die hun medeburgers kwellen wegens religieuze dogma’s, en die van de scholen die door jonge Bahá’í kinderen bezocht worden een plek maken waar deze weerloze jongeren getreiterd, gekleineerd en beledigd worden. Wij zijn bedroefd door degenen rücksichtslos aanvaarden wat ze horen zonder het effect in te zien van dergelijke beweringen.

Wat u ook doet, u blijft onze landgenoot en onze medemens, en wij zullen niet ophouden u lief te hebben. In onze harten is geen haat en wrok, maar liefde voor u. Ik geef om u, mijn kwellende en onderdrukkende medeburger. Wij houden van u, onze onderdrukte en gepeste landgenoot. Of u nu moslim of christen bent, of wat voor ander geloof belijdt, ongeacht uw functie en status, of u nu arm bent of rijk; of u eerlijk bent of onrechtvaardig, of u opgeleid bent of analfabeet, of zwart of wit, we hebben u van ganser harte lief.

Het Nieuwe Jaar is een goede gelegenheid om gedachten en emoties te vernieuwen. Laten we het vieren, en ongeacht de dogma’s onze handen ineen slaan. Laten we ons verheffen met één hart en één ziel, verbonden door mededogen en wederzijds respect, om de heilige aarde van Iran te dienen.

Een groep van Bahá’í studenten verstoken van onderwijs

18 maart 2010