De Stichting Mensenrechten Vrienden (SMV) houdt zich actief bezig met het verbeteren van de situatie waarin het Iraanse volk zich bevindt en zet zich in om de mensenrechten in Iran te verdedigen.

Doelstellingen

SMV

  1. verdedigt en bevordert de fundamentele mensenrechten, met name in Iran, zoals vastgelegd in de internationale verdragen en conventies, waaronder de Universele Verklaring van de Rechten van de Mensen;
  2. is een platform voor alle mensen die mensenrechten een warm hart toedragen en daarvoor een actieve bijdrage willen leveren;
  3. verricht verschillende activiteiten om het bewustzijn van mensen te vergroten, in het bijzonder aangaande de doodstraf, steniging, terugzending naar land van herkomst, massamoord, marteling, onderdrukking en andere soorten schendingen van de mensenrechten, met name in Iran;
  4. maakt bekend en gaat onderdrukking van vrouwen, minderjarigen en religieuze en etnische minderheden tegen.De stichting tracht haar doel ondermeer te bereiken door:
  • Het organiseren van seminaries, bijeenkomsten, demonstraties, herdenkings- en gebedsdiensten, tentoonstellingen, lezingen, persconferenties die verband houden met alle facetten van de mensenrechten;
  • Het uitvoeren van traditionele en culturele feesten;
  • Het publiceren en afdrukken van boeken, brochures en documenten inzake de mensenrechten;
  • Het opzetten van een website om de misdaden van met name het regime van Iran in kaart te brengen;
  • Het produceren van videobanden aangaande de mensenrechtenactiviteiten met name binnen en buiten Iran;
  • Het verzamelen van iedere soort ondersteuning, waaronder morele steun, financiële donatie en opbrengsten van activiteiten zoals hierboven vermeld;
  • Petities aangaande mensenrechten realiseren en steun van bekende mensen inroepen.

Gandi

“Vrede is haar eigen beloning.” – Mahatma Gandhi

“Oog om oog maakt uiteindelijk de hele wereld blind.”
“Geweldloosheid is het eerste artikel van mijn geloof. Het is ook het laatste artikel van mijn levensmotto.”
“In vrede leven is wél mogelijk.” – Mahatma Gandhi

LutterKing

Leer meer over vrede, geweldloos verzet en vrijheid ter ere van dominee dr. Martin Luther King, Jr., door deze citaten:
“Op een dag moeten we inzien dat vrede niet alleen een ver verwijderd doel is waar wij naar streven, maar dat vrede de manier is om dat doel te bereiken. We moeten vreedzame doeleinden op een vreedzame manier nastreven.”
“Als we de vrijheidsklokken laten luiden, als we ze luiden in elk dorp en elk gehucht, in elke staat en elke stad, kunnen we de dag verhaasten waarop ál Gods kinderen, zwarte mensen en witte mensen, joden en andersgelovigen, protestanten en katholieken, de handen in elkaar kunnen slaan en de woorden zingen van dat oude gospellied, ‘Eindelijk vrij! Eindelijk vrij! Dank de almachtige God, we zijn eindelijk vrij!'” – Dominee dr.. Martin Luther King, Jr.

Budha

“Vrede komt van binnenuit. Zoek haar niet buiten jezelf.” – Buddha

Mother Tresa

“Als we geen vrede kennen, is dat omdat we vergeten hebben dat we aan elkaar toebehoren.” – Moeder Teresa

Yehudi Menuhin

“Vrede klinkt wellicht eenvoudig – slechts één mooi woord – maar het vereist alles wat we hebben, elke kwaliteit, elke kracht, elke droom, elk hoogstaand ideaal.” – Yehudi Menuhin

Zartusta

Goede gedachten, goede woorden, goede daden: dat zijn de drie pijlers van de leer van Zarathustra

Inleiding 

Het Iraanse regime is een theocratische staat gebaseerd op het principe van velayat-e faqih (absolute geestelijke regel). De autoritaire heersers van Iran onderdrukken de eisen van het volk, waaronder oproepen voor grotere persoonlijke vrijheden en gelijkheid, met geweld.

Vrijheid van vergadering bestaat feitelijk niet in Iran. Dat is de reden waarom verschillende sociale sectoren ernstig worden beperkt en onderdrukt wanneer ze samenkomen om collectieve en fundamentele eisen te uiten. In deze context heeft het Iraanse volk in toenemende mate opgeroepen om de theocratie omver te werpen, in de overtuiging dat dit niet in overeenstemming is met hun democratische ambities en neiging om zich als vreedzame en verantwoordelijke actoren bij de internationale gemeenschap aan te sluiten. In december 2017 kwamen mensen in meer dan 130 steden in alle provincies van Iran in opstand tegen het regime en eisten democratische verandering en scheiding van religie en staat. De demonstranten werden gewelddadig onderdrukt, met honderden doden als gevolg; ook werden duizenden mensen gevangen gezet en gemarteld.

Het regime van geestelijken dat Iran regeert, blijft een van de ergste actieve en hardnekkige schenders van mensenrechten in de wereld van vandaag. Elk jaar worden honderden mensen geëxecuteerd, inclusief dissidenten. Gevangenisomstandigheden zijn verschrikkelijk, met veel politieke gevangenen die geen goede medische hulp krijgen en gedwongen worden om langdurige straffen te ondergaan op verzonnen aanklachten. En vrouwen ervaren dubbele onderdrukking, zowel juridisch als praktisch, omdat de heersende moellahs ideologisch misogyn zijn en agressief oorlog voeren tegen vrouwen, door hen basisrechten en vrijheden te ontzeggen.

De heersende geestelijken gebruiken ook actief propaganda en desinformatie tegen tegenstanders. In voorgaande jaren bombardeerde het regime verbazingwekkend genoeg zelfs zijn eigen religieuze heiligdommen om daar vervolgens zijn tegenstanders van te beschuldigen. Het heeft ook systematisch buitengerechtelijke moorden gepleegd, christelijke priesters vermoord, wreedheden tegen minderheden en misdaden tegen de menselijkheid begaan. Het Iraanse regime accepteert de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens niet, maar schermt in plaats daarvan met demagogische concepten als “islamitische mensenrechten”.

Het regime voert een systematische oorlog tegen zijn eigen volk door dagelijks hun politieke, persoonlijke, wettelijke en mensenrechten te schenden. Bijna elk detail, hoe klein ook, van het dagelijkse leven van een gemiddelde Iraniër, weerspiegelt op een of andere manier de ontkenning van basis- en fundamentele rechten en vrijheden, ten opzichte van de rest van de ontwikkelde wereld. Een schijnbaar bodemloze put van overtredingen legt de onmenselijke behandeling van het Iraanse volk bloot, en de afwezigheid van religieuze, gerechtelijke en wettelijke vrijheden.

Hoewel het uitrukken van ogen, het amputeren van ledematen of het in het openbaar executeren van mensen gruwelijk is, is wat echt opvalt de “overtredingen” die dergelijke reacties “rechtvaardigen”. Burgers kunnen geen politiek “onjuiste” meningen uiten, vrouwen moeten hijabs dragen, mensen kunnen geen kritiek hebben op overheidsfunctionarissen en ze leven in voortdurende angst om te schenden wat het regime “gepast” vindt. Ondertussen doet het regime moeite om zichzelf voor de rest van de wereld af te schilderen als een “democratische” speler.

Ondanks de vanaf het begin wrede onderdrukking van het volk door het regime zijn de meeste Iraniërs erop gebrand om hun mening te geven, hun verontwaardiging te uiten en bovenal democratische verandering in hun land mogelijk te maken.

EXECUTIES IN IRAN: DOODSTRAF

Het Iraanse regime heeft voortdurend het wereldrecord in het aantal executies per hoofd van de bevolking. Sinds 1981 zijn zo’n 120.000 tegenstanders door het heersende regime geëxecuteerd.

In de zomer van 1988 alleen al werden in enkele maanden tijd 30.000 voornamelijk met het Iraanse verzet verbonden politieke gevangenen, samen met andere activisten, willekeurig geëxecuteerd, hoewel ze allemaal definitieve gevangenisstraffen opgelegd hadden gekregen die ze ten tijde van hun executie nog uitzaten.

Er is een volledige lijst gepubliceerd met details van de 120.000 mensen die sinds 1981 zijn geëxecuteerd. Als gevolg van de zware repressie is informatie over de misdaden van het regime moeilijk te verkrijgen en is onderzoek daarnaar strafbaar met harde maatregelen.

De onverschillige uitvoering van de doodstraf in Iran is ironisch, gezien de strenge en lange lijst van strafbare feiten waarvoor men in de gevangenis belandt. Veel slachtoffers van de meer dan 450 executies die plaatsvonden van januari tot en met september 2017 werden ervan beschuldigd druggebruikers en verslaafden te zijn. Waar andere landen van de ontwikkelde of westerse wereld al dan niet door de overheid georganiseerde ontwenningsprogramma’s inzetten of op zijn minst aanbevelen, kiest de Iraanse overheid ervoor om burgers, die zij ervan beschuldigt slachtoffer te zijn van drugsmisbruik te doden, ongeacht verzachtende omstandigheden. En dat terwijl de Islamitische Revolutionaire Garde (IRGC) het merendeel van de handel in verdovende middelen in Iran beheerst daarmee enorme winsten maakt, die de IRGC vervolgens gebruikt voor zijn buitenlandse activiteiten en vooral het terrorisme.

Nagenoeg al deze executies in strijd zijn met internationaal erkende normen, zoals de vooronderstelling van onschuld, de toegang tot advocaten, openbare rechtszittingen, en een eerlijk proces. Zij die niet worden geëxecuteerd op tenlastelegging van drugsmisdrijven krijgen vaak de doodstraf op grond van andere gewone misdrijven, veelal op basis van bekentenissen die zijn afgedwongen door de slachtoffers aan wrede martelingen te onderwerpen.

In tegenspraak met het zogenaamde Handvest van Burgerrechten van het regime hebben Iraniërs in de praktijk geen recht op leven.

De huidige officiële leeftijd waarop executie is toegestaan, is negen maanjaren voor een meisje en 15 maanjaren voor een jongen. Het idee om een 9-jarig meisje of 15-jarige jongen te executeren is in strijd met elke internationale standaard en ethische code die de vrije wereld kent, maar volgens de wetten van het Iraanse regime is dit gerechtvaardigd. In veel gevallen worden slachtoffers gevangengehouden tot ze 18 jaar oud zijn om dan te worden geëxecuteerd.

DE MASSAMOORD OP GEVANGENEN IN 1988, EEN MISDAAD TEGEN DE MENSELIJKHEID

In de zomer van 1988 executeerde het Iraanse regime buitengerechtelijk tienduizenden politieke gevangenen in gevangenissen in heel Iran. Het bloedbad werd uitgevoerd op grond van een fatwa (religieus decreet) door de toenmalige Opperste Leider Ruhollah Khomeini. Meer dan 5.000 namen van degenen die zo afgeslacht werden zijn gepubliceerd. In 36 Iraanse steden is de locatie van massagraven van deze geëxecuteerden bekend, maar het regime blijft daar bewijsmateriaal verbergen of vernietigen.

Er zijn sterke aanwijzingen dat de fatwa van Khomeini, die tot het bloedbad leidde, op 26 juli 1988 werd uitgevaardigd. Het regime heeft deze executies nooit formeel toegegeven, noch enige informatie verstrekt over het aantal gevangenen dat gedood werd, al hebben in de afgelopen jaren wel vele functionarissen gezegd, “trots” te zijn om “Gods bevelen” uit te voeren tegen de oppositie. De meeste geëxecuteerden zaten ofwel gevangenisstraffen uit vanwege hun politieke activiteiten of hadden hun straf al beëindigd, maar werden nog steeds vastgehouden. Sommigen van hen waren eerder gevangengezet en vrijgelaten maar werden opnieuw gearresteerd en geëxecuteerd tijdens het bloedbad. De golf massamoorden op politieke gevangenen begon eind juli en bleef enkele maanden onverminderd doorgaan. Tegen de tijd dat hij in het najaar van 1988 eindigde waren ongeveer 30.000 politieke gevangenen afgeslacht.

In zijn beruchte fatwa verordende Khomeini: “Wie op welke manier dan ook aan zijn geloof blijft vasthouden moet worden geëxecuteerd. Vernietig onmiddellijk de vijanden van de islam.” Hij voegde eraan toe: “… Degenen die in het hele land gevangen zitten en standvastig blijven in hun steun voor de oppositie voeren oorlog tegen God en worden veroordeeld tot de doodstraf (…) Het is naïef om genade te schenken aan degenen die oorlog voeren tegen God.”

Khomeini stelde een commissie aan met de bijnaam “Doodscommissie”, bestaande uit drie personen: een vertegenwoordiger van het ministerie van Inlichtingen, een religieuze rechter en een officier van justitie. De uiteindelijke beslissing berustte bij de ambtenaar van het ministerie van Inlichtingen. Hun rechtszittingen duurden maar een paar minuten en leken zo meer op een slotzitting.

Politieke gevangenen maakten meer dan 90 procent uit van degenen die voor de Doodscommissie moesten verschijnen. Als de gevangenen niet bereid waren om volledig samen te werken met het regime tegen de mensenrechtenorganisatie werd dit gezien als een teken van sympathie voor de organisatie en de straf was onmiddellijke executie. De taak van de Doodscommissie was om te bepalen of een gevangene een zogenaamde “vijand van God” was of niet. In het geval van politieke gevangenen werd die beslissing vaak genomen na slechts één vraag over hun politieke overtuiging. Degenen die reageerden met “verzet” in plaats van met de door het regime gewenste denigrerende term (“huichelaars”) werden naar de galg gestuurd.

Op 28 augustus 2019 herhaalde Amnesty International zijn oproep aan de Verenigde Naties om een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar het bloedbad van duizenden politieke gevangenen in 1988 in Iran. Een groot aantal getuigenissen met betrekking tot het bloedbad is openbaar gemaakt.

Asma Jahangir, de speciale VN-rapporteur over de situatie van de mensenrechten in Iran sprak tijdens haar toespraak tot de tweeënzeventigste zitting van de Algemene Vergadering in New York op 25oktober 2017 in haar zesmaandelijkse rapport over de mensenrechten in Iran over het bloedbad: “De families van de slachtoffers hebben recht op verhaal, schadeloosstelling en het recht om de waarheid over deze gebeurtenissen en het lot van de slachtoffers te weten zonder represailles te riskeren. Ik herhaal daarom mijn oproep aan de regering om te zorgen voor een grondig en onafhankelijk onderzoek naar deze gebeurtenissen.”

Ondanks alle druk waaraan zij worden blootgesteld behouden politieke gevangenen hun moreel en laten zij kansen om steun te betuigen aan de oppositie en de verzetsbeweging vaak niet liggen.

MARTELING, MISHANDELING

Niet minder dan 74 verschillende vormen van marteling zijn er opgetekend in de gevangenissen van het regime, voornamelijk om gedwongen bekentenissen van politieke gevangenen af te persen of hen te dwingen deel te nemen aan op televisie uitgezonden propagandashows tegen de oppositie. Gerechtelijke autoriteiten voeren, ook in het openbaar, wrede en onmenselijke straffen uit die neerkomen op foltering.

Er zijn gedetailleerde gevallen van foltering geregistreerd door officiële organisaties uit de hele wereld, met een overvloed aan gerelateerd materiaal dat is gedocumenteerd door de VN-Mensenrechtencommissie en aanverwante commissies. De praktijk van foltering is systematisch veroordeeld in 65 VN-verklaringen uitgegeven door de verschillende organen van de organisatie.

Marteling en andere vormen van mishandeling, inclusief langdurige eenzame opsluiting, blijven systematisch voorkomen, vooral tijdens ondervragingen.

Hoewel de belangrijkste slachtoffers van foltering te vinden zijn onder activisten die tot de oppositie behoren, is zelfs marteling tot de dood niet beperkt tot politieke activisten.

In 2018 stierven 13 mensen in hechtenis en onder foltering na hun arrestaties in verband met de protesten eind 2017 en begin 2018. Ambtenaren beweerden dat sommigen zelfmoord hadden gepleegd, beweringen die werden betwist door de families van de slachtoffers.

Tientallen voormalige politieke gevangenen hebben gedurende bijna vier decennia voor internationale instanties, zoals verschillende VN-commissies, getuigd en boeken vol persoonlijke getuigenissen over hun beëdigde verklaringen vormen een bewijs voor de meest middeleeuwse vormen van marteling die tienduizenden gevangenen in Iran moeten ondergaan.

WREDE, ONMENSELIJKE EN PERVERSE STRAFFEN

Straffen door geseling, vaak in het openbaar, op beschuldiging van diefstal en daden zoals het bijwonen van vreedzame protesten en culturele bijeenkomsten, het hebben van buitenechtelijke relaties en het bijwonen van bijeenkomsten van gemengd geslacht zijn gangbare praktijken.

Een burger kan een geseling krijgen voor overtredingen zoals het in het openbaar verbreken van de vasten tijdens de Ramadan, het bezoeken van websites of sociale mediaplatforms die “verboden” zijn, vals nieuws publiceren (het sleutelwoord is natuurlijk “vals”, wat ter beoordeling door de overheid is) en kritiek hebben op overheidsfunctionarissen.

Amputaties worden nog steeds als straf uitgevaardigd en uitgevoerd.

De autoriteiten blijven blindmaking als straf uitspreken.

Het “islamitische” strafwetboek van het regime noemt steniging als methode voor straf en executie.

Het regime reageert ook regelmatig op ongehoorzaamheid – zowel wanneer het misdrijf in het openbaar plaatsvindt als wanneer de burger in hechtenis van de regering zit – met amputaties, blindmaking, het uitrukken van de ogen en openbare executies.

Het publiceren van executies is bedoeld om de massa’s te intimideren en bang te maken om hun mening en hun oppositie tegen het regime kenbaar te maken. Opvallend is dat de zogenaamd gematigde president Hassan Rouhani openlijk verklaard heeft dat mensen in het openbaar moeten worden opgehangen als voorbeeld voor andere burgers. “Samenzweerders moeten worden opgehangen tijdens het vrijdaggebed, zodat de mensen het zien en het meer effect heeft” zei hij toen hij nog parlementslid was. De voorkeursmethode om de doodstraf onder de aandacht te brengen, is openbare ophanging aan hijskranen in stadscentra en op pleinen.

VRIJHEID VAN MENINGSUITING, VERENIGING EN VERGADERING

De Iraanse autoriteiten verpletterden het recht op vrijheid van meningsuiting, vereniging en vreedzame vergadering door vreedzame demonstranten hardhandig aan te pakken. De snelle en gewelddadige onderdrukking van protesten en het aantal doden in hechtenis geven aan dat de mate waarin de vrijheid van vergadering en meningsuiting is toegestaan verslechterd is.

Op de protesten die sinds eind december 2017 in bijna elke Iraanse provincie losbarstten, reageerde de staat met een opmerkelijke hardheid en minachting voor de wet.

Volgens rapporten van binnen Iran en van het regime zelf bedroeg het aantal gevangenen van de protesten aan het einde van de tweede week van de demonstraties minstens 8.000. Gedetineerden kregen geen toegang tot wettelijke vertegenwoordigers en werden bedreigd met zwaardere beschuldigingen als ze om raadsbijstand vroegen.

Ondanks de pogingen van het regime om het aantal arrestaties geheim te houden, gaf het gedeeltelijk toe dat het gebeurde.

Ondertussen spraken functionarissen openlijk over “preventieve” arrestaties om verdere verstoringen te bedwingen.

Twaalf gevangenen stierven in hechtenis onder verdachte omstandigheden.

Talloze video’s die op grote schaal op sociale media werden verspreid toonden autoriteiten die potentieel dodelijk geweld gebruiken tegen demonstranten. Ten minste 50 demonstranten werden tijdens de straatprotesten direct doodgeschoten door veiligheidstroepen van de staat.

ONDERDRUKKING VAN DE MEDIA

Het verzamelen van gegevens over de situatie van vrouwen en mensenrechten in het algemeen is op zichzelf een ontmoedigende taak. Journalisten zijn in hun dagelijkse inspanningen niet veiliger dan vrouwen. Als de feiten en meningen die journalisten verspreiden op gespannen voet staan met de officiële versie van het regime, riskeren journalisten, bloggers en sociale-media-activisten arrestatie en zelfs executie. De vrijheid van meningsuiting en meningsvorming wordt hard onderdrukt. In de weken en maanden voorafgaand aan de streng gecontroleerde staatsverkiezingen kan het hardhandig optreden tegen dissidente meningen bijzonder ernstig zijn. Gewone burgers die illegale platforms zoals Facebook of Twitter gebruiken om onorthodoxe ideeën uit te zenden, of gevestigde journalisten die gegevens of verhalen publiceren die het regime in een onflatteus licht plaatsen riskeren strafmaatregelen. Het regime kan elke krant, tijdschrift, website of sociale media-account die het verantwoordelijk acht voor vreedzame protesten of tot nadenken stemmende ideeën afsluiten. Het Iraanse regime controleert, zowel direct als indirect, bij elk televisieprogramma, tijdschriftartikel en nieuwsuitzending. Censuur van alle vormen van media en verstoring van buitenlandse satelliettelevisiekanalen zijn gangbare praktijken.

Facebook, Twitter en YouTube blijven geblokkeerd.

VRIJHEID VAN GELOOF

Het Iraanse regime behoort tot de grootste schenders van de rechten van religieuze minderheden. Er vinden nog steeds wijdverbreide en systematische aanvallen op religieuze minderheden plaats.

Het Iraanse regime blijft christenen lastigvallen, ondervragen en arresteren. Velen zijn beschuldigd van valse aanklachten met betrekking tot veiligheid zoals “activiteiten die tegen de nationale veiligheid ingaan” en hebben soms gevangenisstraffen van 10 jaar of langer opgelegd gekregen.

Volgelingen van Ahl-e Haq of Yaresan worden ook in grote aantallen gearresteerd, beestachtig behandeld en gevangengezet.

Leden van de soefi-islamitische religieuze beweging klagen al lang over intimidatie door de zogenaamd sjiitische heersers van Iran, die hen als ketters beschouwen.

De bahai in Iran worden ernstig onderdrukt; zelfs de burgerrechten worden hen ontnomen.

VROUWEN

Het ontzeggen van basisrechten aan vrouwen beïnvloedt alle aspecten van het openbare en privéleven. Als een vrouw een openbare ruimte betreedt zonder hijab of behoorlijke bedekking, kan een mogelijk gevolg zijn dat ze wordt geslagen – tientallen keren, afhankelijk van de “ernst” van de “misdaad”. Een vrouw kan tijdens het rijden of lopen worden aangehouden als een agent vindt dat haar hijab haar niet goed bedekt. “Tekortkomingen” in hun kleding kunnen zelfs veel ernstiger gevolgen hebben: in 2014 begonnen in Isfahan her en der in de stad “zure aanvallen” voor te komen toen zelfbenoemde burgerwachten, geassocieerd met de paramilitaire Bassij-troepen, zuur in de gezichten van vrouwen die volgens hen ongepast bedekt waren spoten. Een aantal van deze vrouwen werd blind van de aanslagen. Hoewel de acties niet officieel door het regime werden opgeëist, deden ambtenaren niets om deze wrede aanvallen serieus te onderzoeken en werd er niemand voor gearresteerd of vervolgd, waardoor het publiek er nog meer van kon worden overtuigd dat de regering de aanvallen goedkeurde.

Iraanse vrouwen zijn nauwelijks vertegenwoordigd in de overheid, zijn tweederangs burgers en hebben onder de huidige wetgeving geen hoop op verbetering van de situatie. Ze zijn onderworpen aan zulke banale discriminatie als het verbieden om officiële sportwedstrijden bij te wonen en geen sporten mogen beoefenen tenzij ze gekleed zijn in volledige hijab.

Deze mishandeling schetst een levendig beeld van de eigenschappen die vrouwen moeten aannemen: onderwerping, stilte en gehoorzaamheid. Vrouwen in Iran zijn echter veerkrachtig en velen hebben teruggevochten.

Geen van de 137 vrouwen die zich kandidaat hadden gesteld om president te worden kwam door het doorlichtingsproces door de Raad van Hoeders. Bijgevolg waren er geen vrouwelijke kandidaten bij de presidentsverkiezingen. Verder zijn er geen vrouwen tot minister benoemd in het huidige kabinet van Rouhani.

ETNISCHE MINDERHEDEN

Etnische minderheden, waaronder Koerden, Baluchi’s, Azeri, Lors en Arabieren, worden al jaren onderworpen aan onderdrukking door de Iraanse autoriteiten.

Rond Ahvaz werden in 2018 honderden mensen gearresteerd tijdens protesten tegen het discriminerende beleid van het regime, water- en stroomtekorten en armoede.

Azerbeidzjaanse Turkse activisten voor minderheidsrechten waren ook het doelwit.

De Baluch-minderheid in Iran omvat tussen een en vier miljoen mensen, voornamelijk gevestigd in de zuidoostelijke regio Sistan-va-Baluchestan.

Verschillende Baluchi’s zijn gedood tijdens het smokkelen van dieselolie om rond te komen in dit door werkloosheid geteisterde gebied. De veiligheidstroepen worden voor deze moorden niet er verantwoording geroepen.

Baluch-mensenrechtenactivisten schatten dat in de door Baluchi’s bevolkte provincie van Iran jaarlijks meer dan 100 mensen, onder wie onschuldige omstanders, worden gedood bij operaties tegen smokkelaars.

Regeringstroepen, voornamelijk de IRGC, blijven onwettig aanvallen uitvoeren en zelfs het vuur openen op tientallen ongewapende Koerdische mannen die bekend staan als Kulbars (dragers) die enorme pakketten goederen op hun rug dragen en de grens te voet oversteken om klanten te voorzien van goederen die niet overal in Iran verkrijgbaar zijn, zoals alcohol, buitenlandse kleding en andere consumptiegoederen.