De 57-jarige Hamid (Mashallah) Haeri, werd op 5 december 2008 gearresteerd na een inval in zijn huis door agenten van de Veiligheidsdienst. Hij werd in afzondering opgesloten in cellenblok 209 van de Evin gevangenis. Haeri en zijn gezin werden bij deze arrestatie mishandeld. Ze doorzochten zijn huis, vernielden apparatuur en namen een deel van hun eigendommen in beslag. Haeri zat 74 dagen in eenzame opsluiting in cellenblok 209 en leed onder fysieke en psychische marteling.
Veiligheidsagenten vertelden hem dat ze zijn vrouw en dochter zouden arresteren en naar het Kahrizak Detention Center brengen om hem tot een bekentenis te dwingen. Ze dreigden dat als hij weigerde aan hun eisen te voldoen, de kans groot was dat zijn vrouw en dochter gedood zouden worden.
Zijn vrouw en dochter kregen ook steeds oproepen om naar de inlichtingendienst te komen waar zij ondervraagd en bedreigd werden. Zij werden ook ingeschreven in het strafregister.
Op woensdag 19 mei werd de politieke gevangene Hamid Haeri berecht door Mohammad Moqiseh (lid van de “doodsommissie” die verantwoordelijk was voor het bloedbad van politieke gevangenen in de 80er jaren) van de 28ste afdeling van de Revolutionaire Rechtbank. Haeri werd gewelddadig behandeld door Moqiseh. Er werd gedreigd dat ook zijn vrouw en dochter berecht zouden worden.
Hij werd er o.a. van beschuldigd mohareb (vijand van God) te zijn, en een bezoek te hebben gebracht aan zijn kind in Kamp Ashraf in Irak. (Mensenrechten en democratie-activisten in Iran – 20 mei 2010)