Advocaten en mensenrechtenactivisten in Iran hebben hebben er bij de internationale gemeenschap op aangedrongen op om zich in te zetten voor het redden van de gevangene Sakineh Mohammadi, die acuut gevaar loopt om door steniging te worden geëxecuteerd. Sakineh Mohammadi, moeder van twee kinderen, verblijft in de gevangenis van de provinciale hoofdstad Tabriz in het noordwesten. Eind 2006 werd ze wegens overspel veroordeeld tot dood door steniging. Voor de rechtbank trok Sakineh Mohammadi haar ‘bekentenis’ in die ze gedaan had bij de verhoren voorafgaand aan het proces.

Zij verklaarde dat ze gedwongen was te “bekennen” en ontkende dat ze “overspel” had gepleegd.

Hoewel er geen bewijs van ‘overspel’ is gevonden, werd Sakineh Mohammadi schuldig bevonden op basis van de zogenaamde “bevindingen van de rechter.” Dit is een bepaling in het Iraanse strafrecht, op grond waarvan rechters naar eigen goeddunken en willekeur kunnen beslissen of een beklaagde schuldig is, zelfs wanneer er geen duidelijk en overtuigend bewijs van schuld voorhanden is.

Het hooggerechtshof van Iran bevestigde het vonnis op 27 mei 2007. Sakineh Mohammadi heeft twee verzoekschriften ingediend, die beide zijn afgewezen.
Steniging is een wrede, onmenselijke en vernederende straf volgens het Verdrag tegen foltering van de Verenigde Naties. Steniging is in strijd met artikel 3 en 5 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en artikel 6 en 7 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, waarin het recht op leven en het verbod van foltering en onmenselijke behandeling is vastgelegd.

Niettemin wordt in Iran voor overspel de straf steniging opgelegd. Sinds 2002 zijn er ten minste vijf mannen en een vrouw dood gestenigd. 5 juli 2010