Hoge Commissaris voor de Mensenrechten Navi Pillay

2 februari 2011 – De hoge commissaris voor de mensenrechten uitte haar bezorgdheid over de berichten dat er alleen al in januari ten minste 66 mensen zijn geëxecuteerd in Iran, en riep de regering opnieuw op om de toepassing van de doodstraf te staken.

‘Wij hebben Iran opnieuw opgeroepen om de executies te staken,” zei hoge commissaris Navi Pillay. ‘Ik ben onthutst dat de Iraanse autoriteiten het toepassen van de doodstraf hebben uitgebreid, in plaats van gehoor te geven aan onze herhaalde oproepen.’

Er zijn ten minste drie zaken bekend waarin mensenrechtenactivisten zijn geëxecuteerd. Jafar Kazemi, Mohammad Ali Haj Aqaei en Ali Saremi hadden banden met het Iraanse verzet. De heren Kazemi en Aqaei werden in september 2009 gearresteerd tijdens demonstraties.  Alle drie de mannen werden veroordeeld wegens mohareb of ‘vijandschap tegen God’ en vorige maand opgehangen.

‘Oppositie is geen misdaad,’ benadrukte mevrouw Pillay, en memoreerde dat Iran het internationale verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten heeft ondertekend, waarin het recht op vrije meningsuiting en vrije vereniging en vergadering wordt gegarandeerd.

‘Het is absoluut onaanvaardbaar dat mensen worden geëxecuteerd vanwege hun politieke of maatschappelijke overtuigingen, of gevangen worden gezet omdat ze zich verenigen in een oppositiegroep of lid zijn van een dergelijke vereniging of groep.”

Navi Pillay veroordeelde ook de openbare executies en uitte haar bezorgdheid over het grote aantal mensen in dodencellen, waaronder meerdere vrouwen en mensenrechtenactivisten, en zelfs minderjarigen.

‘Zoals Iran zich ongetwijfeld bewust is, neigt de internationale gemeenschap als geheel naar het afschaffen van de doodstraf in de wet of in de praktijk. Ik verzoek Iran dringend om een moratorium te stellen op executies met het oog op het afschaffen van de doodstraf,’ zei de Hoge Commissaris.

‘Ook dring ik erop aan dat Iran ten minste de internationale beginselen respecteert van behoorlijk proces en de bescherming van de rechten van ter dood veroordeelden, en roep de Iraanse autoriteiten op om het toepassen van de doodstraf en het aantal wetsovertredingen waarvoor die kan worden opgelegd, geleidelijk te beperken.’

Gabriela Knaul, VN-rapporteur voor de onafhankelijkheid van rechters en advocaten, betreurde dat ‘ter dood veroordeelden in veel gevallen geen toegang hebben tot wettelijke vertegenwoordiging, en dat hun families en advocaten vaak niet eens worden ingelicht over hun executie.’
De Speciaal Rapporteur herhaalde de verzoeken van verscheidende VN-deskundigen aan de Iraanse autoriteiten om het land te mogen bezoeken, en spoorde de overheid aan om positief op die verzoeken te reageren.