8 april  2011 – Rupert Colville, woordvoerder van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN, roept de Iraakse regering op om ervoor te zorgen dat er niet nog meer doden en gewonden in Ashraf vallen.

Gewonden na de militaire aanval op Kamp Ashraf op 8 april 2011

Na het bloedbad in Kamp Ashraf in Irak, dat meer dan 30 doden en meer dan 300 gewonden onder de burgers die in Ashraf wonen eiste, hebben mensenrechtenactivisten er bij de VS op aangedrongen om in te grijpen om zo nog meer bloedvergieten te voorkomen.

In het kamp noorden van Bagdad wonen 3.400 Iraanse ballingen, waaronder ongeveer 1.000 vrouwen, die behoren tot de Iraanse oppositiebeweging PMOI. Het regime in Teheran heeft aan de Iraakse regering gevraagd het kamp te ontbinden en de daar wonende tegenstanders van het regime gedwongen naar Iran te deporteren,  waar ze bedreigd worden met martelingen en massa-executies.

Op verzoek van Teheran zijn Iraakse troepen in de vroege ochtend van 8 april met pantservoertuigen ingeschreven het kamp binnengedrongen waarbij de kampbewoners, die zich met blote handen verzetten tegen de aanval, met automatische machinegeweren en andere vuurwapens beschoten werden. Volgens ooggetuigen werden gewonden door militaire voertuigen overreden en daarbij gedood.

Evacuatie van slachtoffers van de militaire aanval op Kamp Ashraf op 8 april 2011

Volgens verslagen van inwoners van het kamp had het Iraakse leger op 3 april, als voorbereiding op de aanval, meer dan 130 pantser- en transportvoertuigen bijeengebracht om het kamp en gestationeerd in gedeeltes van het kamp. Bulldozers en technische outillage voor het ruimen waren voor de vernietiging van het kamp aangevoerd. Vertegenwoordigers van de pers mochten van het Iraakse leger het kamp niet in om de omvang van het bloedbad te verdoezelen.

In 2004, toen de bescherming van het kamp nog onder de verantwoordelijkheid van de Amerikaanse strijdkrachten viel, werd aan de Iraanse ballingen in Ashraf de status van “internationaal beschermde personen” toegekend volgens de Vierde Conventie van Genève. Na het bloedbad in Ashraf hebben mensenrechtenactivisten aan de VS gevraagd om hun verplichtingen krachtens het internationale recht te na te komen en de bescherming van de mensen van Ashraf te garanderen. Volgens het Verdrag van Genève is de gedwongen deportatie of verhuizing binnen Irak van de bewoners van Ashraf krachtens het internationale recht verboden.

Filmopnames laten zien hoe bewoners van Ashraf worden achtervolgd en overreden door Iraakse militaire voertuigen.

De minister van defensie van de VS, Robert Gates, die op 8 april in Irak verbleef voor een bezoek aan de troepen, sprak zijn bezorgdheid uit over de meldingen van doden en gewonden in Ashraf. Hij zei: “Ik dring er bij de Iraakse regering op aan om terughoudendheid te betrachten en hun toezeggingen met betrekking tot de inwoners van Ashraf na te komen in overeenstemming met hun internationale verplichtingen .

Rupert Colville, woordvoerder van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN in Genève bevestigde de berichten over de aanval en riep de Iraakse regering op om ervoor te zorgen dat er niet meer doden en gewonden zouden vallen in Ashraf.

Ook in Irak gaan er steeds meer stemmen op die de militaire aanval op de ongewapende burgers van Ashraf veroordelen. Zo beschreef de Iraakse parlementariër Hamid al-Mutlaq, lid van de Veiligheidscommissie van het Iraakse parlement, de aanval als een schending van het internationaal recht, dat de verbannen Iraniërs in Ashraf als “beschermde personen” volgens de Vierde Conventie van Genève erkent. “Zonder enige twijfel”, zei Al-Mutlaq, “zit Iran achter de huidige aanslag op het kamp.”