De Iraanse autoriteiten zullen een farce maken van de hoorzitting van de VN-Commissie inzake de staat van dienst van Iran op het gebied van de mensenrechten, tenzij ze erkennen dat er op dit moment misstanden plaatsvinden en in het verleden misstanden hebben plaatsgevonden, waarschuwde Amnesty International vandaag.

De Mensenrechtencommissie van de VN, die controleert of staten hun verplichtingen in het kader van het Internationale Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten nakomen, houdt vandaag haar eerste zitting om zich over Iran te buigen.

Het rapport van de Iraanse autoriteiten, het eerste dat sinds 1993 is ingezonden, is ruim een decennium te laat.

‘De Iraanse autoriteiten hebben al minachting getoond voor de Commissie door dit rapport te laat op te sturen,’ zei Hassiba Hadj Sahraoui, de onderdirecteur voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika van Amnesty International. ‘Ze moeten nu waarheidsgetrouwe antwoorden geven op vragen van de Commissie en beloven genoegdoening te bieden aan de vele Iraniërs en hun families die hebben geleden onder mensenrechtenschendingen.’

De taak van de Commissie is na te gaan in hoeverre Iran de belangrijkste, in het Verdrag vastgelegde rechten heeft gehandhaafd, waaronder het recht op leven, vrijheid van expressie, non-discriminatie en het verbod op marteling en arbitraire detentie.

Irans rapport aan de Commissie en schriftelijke antwoorden op de eerste vragen van de Commissie schetsen een ernstig verdraaid beeld van de staat van dienst van Iran op het gebied van de mensenrechten en gaan niet nader in op de voortdurende misstanden.

De Iraanse autoriteiten erkennen impliciet dat vrouwen en minderheden bij wet worden gediscrimineerd. Ze refereren daarnaast aan een aantal wetten die bescherming zouden bieden als ze zouden worden toegepast, maar die in de praktijk alom met voeten worden getreden.

En ze maken duidelijk dat Iran nog steeds de doodstraf oplegt aan jeugdige delinquenten – jongeren onder de achttien die zijn veroordeeld voor misdaden – hoewel het internationaal recht dit expliciet verbiedt. Iran is feitelijk een serie-mensenrechtenschender die elk jaar honderden mensen executeert, onder wie jeugdige delinquenten.

De Iraanse autoriteiten ontkennen daarnaast dat minderheden op enigerlei wijze worden gediscrimineerd. Ze belasteren de baha’i-gemeenschap en beschuldigen vrouwenrechtenactivisten ervan ‘bij te dragen aan het verstoren van de openbare orde’.

‘Het is schokkend dat de Iraanse autoriteiten suggereren dat leden van de lesbische, homoseksuele, biseksuele en transseksuele gemeenschap geen rechten hebben die hun volgens het Verdrag [inzake Burgerrechten en Politieke Rechten] bescherming bieden,’ aldus Hassiba Hadj Sahraoui. ‘Het geeft slechts aan hoe verblind en onverdraagzaam de autoriteiten zijn ten aanzien van mensen die zich buiten de enge grenzen van de door de staat opgelegde normen op seksueel gebied bewegen.’

Op homoseksuele relaties staan draconische straffen, waaronder zweepslagen en de doodstraf. Vaak worden baha’i’s opgepakt en gevangengezet vanwege hun geloof. Op dit moment zitten meer dan 100 baha’i’s achter tralies. De christelijke pastor Yousef Nadarkhani is in afwachting van de uitkomst van een beroepsproces vanwege ‘geloofsafval’ omdat hij heeft geweigerd zijn geloof af te zweren. Als hij veroordeeld wordt, kan hij de doodstraf krijgen.

Iran zet advocaten en andere verdedigers van mensenrechten gevangen en vervolgt religieuze en etnische minderheden en iedereen die enige vorm van vreedzaam protest uit na rechtszaken die hoogst onbillijk zijn. Marteling en mishandeling zijn routine.

‘De verschijning van Iran voor de Mensenrechtencommissie biedt een klein sprankje hoop aan de slachtoffers en hun families. De autoriteiten van het land moeten naar hen gaan luisteren, en het uitvoeren van de aanbevelingen van de Commissie zou een belangrijke eerste stap zijn,’ aldus Hassiba Hadj Sahraoui. ‘Samenwerking met internationale mensenrechten-instrumenten moet uit meer bestaan dan het verschijnen voor de Mensenrechtencommissie en de weigering om antwoord te geven op vragen van de experts van de Commissie. Het toelaten van alle Speciale Rapporteurs van de VN – en met name de nieuwe Speciale Rapporteur inzake de mensenrechtensituatie in Iran – om in het land feitenonderzoek te kunnen doen zou een welkom teken zijn dat de autoriteiten oprecht hun verplichtingen inzake mensenrechtenkwesties wensen na te komen,’ zei ze.

Iran heeft een slechte staat van dienst als het gaat om samenwerking met VN-mensenrechten-instrumenten. Toen het in 2010 verscheen voor de Universal Periodic Review (UPR) van de VN-Mensenrechtencommissie, weigerde het, ondanks tal van bewijzen, de ernst van de mensenrechtensituatie in Iran te erkennen.
(Amnesty International – 17 oktober 2011)

Link naar het artikel