Amnesty International heeft de Iraanse autoriteiten opnieuw opgeroepen te stoppen met het uitdelen van wrede, onmenselijke en vernederende straffen nadat in het land een groot aantal van dergelijke vonnissen zijn uitgesproken. De organisatie zei te vrezen dat zulke straffen worden uitgedeeld om mensen af te schrikken van het bekritiseren van de autoriteiten, met name in de aanloop naar de parlementaire verkiezingen die gepland staan voor maart 2012.

De actrice Marzieh Vafamehr is het nieuwste slachtoffer dat zo’n straf heeft gekregen. Ze is op of rond 8 oktober 2011 veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf en 90 zweepslagen vanwege haar rol in de film ‘My Tehran for Sale’, waarin ze in een scène te zien is zonder de hoofdbedekking die vrouwen in Iran moeten dragen, en waarin ze in een andere scène alcohol lijkt te drinken, hoewel haar man Nasser Taghvai heeft ontkend dat ze daadwerkelijk alcohol heeft gedronken. De precieze reden waarom ze is veroordeeld is Amnesty International niet bekend.

Het drinken van alcohol is in Iran een vergrijp waarvoor je bij de eerste keer bestraft kunt worden met 80 zweepslagen. Artikel 460 van het wetboek van strafrecht voorziet daarnaast in een gevangenisstraf van 3 tot 12 maanden en maximaal 74 zweepslagen voor ‘iemand die films vertoont… die ingaan tegen de publieke fatsoensnormen of moraal’. Amnesty International beschouwt het instellen van verplichte kledingvoorschriften zoals in Iran als een schending van de internationaal erkende rechten op de vrijheid van expressie en geloof. Haar advocaat heeft naar verluidt beroep aangetekend tegen haar veroordeling en vonnis.

Marzieh Vafamehr, die naar wordt aangenomen eind juni 2011 is gearresteerd, zit vast in de Gharchak- (of Qarchak-) gevangenis in Varamin, waar afschuwelijke omstandigheden heersen. Als Marzieh Vafamehr louter wordt vastgehouden vanwege de vreedzame uitoefening van haar recht op vrijheid van expressie, moet ze onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrijgelaten worden.

In september 2011 heeft Somayeh Tohidlou, een bekende blogster en oppositieactiviste, 50 zweepslagen gekregen wegens het ‘beledigen’ van de president van Iran. Naderhand vertelde ze op haar blog hoe ze op 14 september 2011 was meegenomen naar de Evin-gevangenis in Teheran en was geboeid aan handen en voeten alvorens 50 keer geslagen te worden. Somayeh Tohidlou verklaarde dat de zweepslagen weliswaar grotendeels ‘symbolisch’ waren en niet veel pijn deden, maar desondanks diep onterend waren. In een boodschap aan degenen die de straf uitvoerden, zei ze: ‘Gefeliciteerd, want als jullie me wilden vernederen, mijn hele lichaam brandt van vernedering.’

Meer recent heeft de studentenactivist Peyman Aref op de dag van zijn vrijlating 74 zweepslagen gekregen wegens ‘het beledigen van de president’ na een jaar in de gevangenis te hebben gezeten voor zijn vreedzame politieke activiteiten. Hij zei dat hij harder was geslagen dan volgens de wet noodzakelijk is. De wet schrijft voor dat geselvonnissen naar gelang de zwaarte van het vergrijp meer of minder hard uitgevoerd moeten worden. Op de website Human Rights House in Iran is een foto van de verwondingen op zijn rug te zien. Hij verliet de gevangenis met ondersteuning van vrienden, omdat hij door zijn verwondingen niet in staat was zonder hulp te lopen. ‘Ik kon mijn rug niet recht houden vanwege de pijn die ik had na de zweepslagen. Ik heb hartproblemen. Op advies van dokters heb ik een douche genomen, maar de pijn en het brandende gevoel zijn groot,’ vertelde hij de oppositiewebsite Jaras. ‘Ik had de president slechts een open brief gestuurd om hem te wijzen op de rampzalige situatie op universiteiten. Er stonden geen beledigingen aan zijn adres in. Ik zei alleen dat ik hem nooit zou groeten,’ voegde hij eraan toe.

Het beledigen van functionarissen beschouwen als een strafbaar vergrijp gaat in tegen de internationale wetten en normen betreffende de vrijheid van expressie, die dergelijke restricties slechts toestaan in zoverre ze aantoonbaar noodzakelijk zijn voor en in verhouding staan tot de bescherming van bepaalde publieke belangen of de rechten of reputatie van anderen. In internationale mensenrechtenwetten is het een algemeen aanvaard gegeven dat overheidsfunctionarissen meer kritiek dienen te verdragen dan particuliere individuen.

Iraanse rechtbanken leggen geselvonnissen op voor een grote verscheidenheid aan vergrijpen, waaronder seksuele vergrijpen, drugsgerelateerde vergrijpen, het drinken van alcohol, diefstal en bepaalde vergrijpen ten aanzien van de vrijheid van expressie en vergadering, zoals ‘het beledigen van anderen’ en ‘het verstoren van de openbare orde’. De meeste geselvonnissen worden uitgesproken tegen mannen, en in sommige gevallen worden ze omgezet in geldboetes.

Op bepaalde gevallen van diefstal staat een andere wrede straf: amputatie. En een van de vier mogelijke straffen voor de vergrijpen ‘vijandschap jegens God’ en ‘verdorvenheid op aarde’ is kruisamputatie, waarbij een hand en een tegenoverliggende voet worden afgehakt. Amnesty International heeft in 2010 ten minste 12 gevallen van amputatie voor diefstal  en één geval van kruisamputatie geregistreerd.

Gerechtelijke straffen als geseling en amputatie vormen een schending van het internationale verbod op martelingen en andere wrede, onmenselijke en vernederende behandelingen. Volgens artikel 7 van het Internationale Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (ICCPR) ‘mag niemand onderworpen worden aan marteling en wrede, onmenselijke of vernederende behandelingen en straffen’.

Het rapport van Iran over de implementatie van het ICCRP zal op 17-18 oktober 2011 bekeken worden door de Mensenrechtencommissie van de Verenigde Naties (UNHCR), en de autoriteiten zullen zich dan moeten verantwoorden voor het feit dat ze gebruik blijven maken van een straf die volgens de internationaal aanvaarde wetten verboden is. (Amnesty International – 11 oktober 2011)