23 oktober 2012 – VN-experts: executiepraktijken in Iran staan gelijk aan willekeurige moorden.
Volgens berichten van de Iraanse staatspers zijn op 22 oktober in de ochtend 10 gevangenen geëxecuteerd in de Evin-gevangenis van Teheran. Het regime in Teheran negeerde daarbij weer eens een groot aantal mensenrechtenorganisaties en VN vertegenwoordigers, die hadden opgeroepen de gevangenen te sparen.
De gevangenen, die werden beschuldigd van drugsmisdrijven, werden volgens mensenrechtenactivisten door marteling gedwongen tot “bekentenissen” en in onrechtmatige rechtszaken, die minder dan 30 minuten duurden, ter dood veroordeeld.
Onder de geëxecuteerden was ook Saeed Sedeghi (foto), voor wie Amnesty International een aantal spoedacties heeft gehouden. Amnesty verklaarde over het doodvonnis: “Het vonnis tegen Saeed Sedeghi is op 26 mei 2012 uitgevaardigd tijdens een oneerlijk proces voor afdeling 30 van de Revolutionaire Rechtbank in Teheran. Zijn advocaat was hem door de autoriteiten toegewezen en deze had tot het begin van het proces geen contact gehad met Saeed Sedeghi en ook geen inzage in zijn dossier.”
In Iran hebben gevangenen, die wegens drugsdelicten ter dood veroordeeld zijn, geen recht van beroep. Dit is een schending van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, waarin uitdrukkelijk is voorgeschreven: “Iedereen die is veroordeeld voor een misdrijf heeft het recht op herziening van het vonnis, in overeenstemming met de wet, door een hogere rechtbank.”
Volgens deze internationale overeenkomst mag een doodvonnis alleen worden opgelegd voor de zwaarste misdrijven. VN mensenrechten instanties, zoals de Mensenrechtencommissie en de speciale rapporteur voor buitengerechtelijke, standrechtelijke of willekeurige executies hebben bevestigd dat drugsdelicten niet in de categorie “zwaarste misdrijven” vallen. De executiepraktijken in Iran staan volgens VN-experts gelijk aan willekeurige moorden.