Nieuwjaar is een van de oudste en wereldwijd meest gevierde feestdagen, het vieren ervan gebeurt in het Midden-Oosten en Mesopotamië al heel lang. De Sumeriërs, de oprichters van enkele van de oudste stadstaten in het oude Mesopotamië (Bain al-nahrayn, 3000 v.Chr, het huidige zuid Irak), vierden Nieuwjaar door in de eerste maand van hun kalender (maart/april) gerst te kweken. Hun Nieuwjaar werd dan ook Het feest van het zaaien van gerst genoemd. Hun opvolgers, de bewoners van het oude Koninkrijk Babylon (2000 v.Chr.), vierden feest op de eerste dag van het Babylonische Nieuwjaar in de maand Nisan (de moderne joodse kalender gebruikt nog steeds dezelfde naam voor die maand) en noemden hun feestdag Begin van het jaar.
Dergelijke feesten waren nauw verbonden met verschillende goden en godinnen en scheppingsverhalen die bij de oude volkeren geliefd waren, en de betreffende rituelen en ceremoniën bejubelden dan ook de vernieuwing van het leven, wat de essentie is van de nieuwjaarsvieringen.
Bij het Babylonische Nieuwjaar werd bijvoorbeeld de komst van de lenteregens en de vernieuwing van de natuur gevierd door het zingen van liederen en het voordragen van het scheppingsverhaal. Acteurs en actrices beeldden de schepping uit, hoe alles is ontstaan uit de strijd tussen Marduk (de god van de hemel) en Tiamut (de godin van de chaos). De koning onderging een ritueel van vernedering, doordat de hogepriester hem zijn koninklijke ordetekenen afnam. Hij moest bij de tempel bidden en om vergeving vragen. Door berouw te tonen voor zijn zonden (en die van zijn volk, dat hij vertegenwoordigde) kreeg hij daarna de koninklijke ordetekenen terug. Daarop volgden ceremonies om ervoor te zorgen dat de natuur de koning, en dus ook de gemeenschap, het komende jaar zou helpen. Dan nam iedereen deel aan een processie voor de goden. In de dagen na de processie volgden allerlei opwindende activiteiten met feesten en vrolijkheid.

Geleidelijk ontstond een nieuw thema, “tijdelijke ondermijning van de orde”, uit de festiviteiten, dat een vaste rol speelde bij veel feesten en verspreid was over het hele continent. De Babyloniërs geloofden dat de schepping was ontstaan uit de chaos. Om de schepping te eren en te vieren werden tijdens hun nieuwjaarsfeest alle rollen omgedraaid. Een tijdlang heersten wanorde en chaos maar aan het einde van de festiviteiten werd de orde weer hersteld. Meesters en bedienden wisselden van rol. De koning was gekleed in gewone kleding, en ruilde van plaats met het gewone volk. Een namaak koning werd gekroond en op straat was iedereen vermomd. Als het oude jaar ten einde liep werden de regels van het alledaagse leven losgelaten. Uiteindelijk werd bij het einde van de festiviteiten de orde hersteld en werkte alles weer naar behoren. Deze traditie van tijdelijke ondermijning van de orde werd door velen overgenomen, onder andere door de Iraniërs, die een aantal van deze riten opnamen in de viering van het Iraanse Nieuwjaar, bijvoorbeeld het benoemen van hun eigen namaak koning (Meer No Ruzi).

De oude Mesopotamische nieuwjaarsviering heeft aanvankelijk de viering van Nieuwjaar in het oude Iran beïnvloed. Echter, No Ruz is geleidelijk geëvolueerd en tegen het einde van de Sassanidische periode (7e eeuw) werd het een uniek Iraans feest door de integratie van scheppingsverhalen en andere verhalen die tijdens de late Sassanidische periode populair waren.

Iraans Nieuwjaar, de mythe van No Ruz (Nowruz, Norouz, Norooz)
Mythologie:
Het Iraanse Nieuwjaar, No Ruz, (betekenis Nieuwe Dag), is de viering van de lente equinox. Het is het meest geliefde van alle Iraanse festiviteiten en wordt door iedereen gevierd. Dit feest is in de een of andere vorm vermaard bij alle grote culturen van het oude Mesopotamië. Het hedendaagse No Ruz met zijn unieke Iraanse kenmerken wordt al minstens 2500 jaar gevierd en is diep geworteld in de rituelen en tradities van de Zoroastrische religie uit de Sassanidische periode (3de – 7de eeuw na Chr.) Dit was de religie van het oude Perzië voor de komst van de islam in de 7e eeuw na Christus. De vertrouwde concepten van Hel, Hemel, Verrijzenis, de komst van de Messias en het Laatste Oordeel werden in deze religie voor het eerst verenigd. Ze bestaan nog steeds in joods-christelijke en islamitische tradities. Om No Ruz te begrijpen moeten we iets weten van de Zoroastrische leer van het ontstaan van het heelal.
In een oude tekst uit de Sassanidische periode, Bundahishn (de schepping van het heelal), wordt gezegd dat de Heer van Wijsheid (Ahura Mazda), wonende in het eeuwige licht, geen God was. Hij schiep alles wat goed was en werd toen God. Ahriman (Ahriman), wonende in de eeuwige duisternis, creëerde al het kwade en werd de Vijandige Geest. Alles wat leven voortbracht, en het beschermde en verrijkte, werd beschouwd als goed.

Dit omvatte alle krachten van de natuur die gunstig voor de mens zijn. Aarde, water, lucht, nuttige beesten en planten, rechtvaardigheid, eerlijkheid, vrede, gezondheid, schoonheid, vreugde en geluk, werden alle beschouwd als behorend tot de goede krachten. Alles wat het leven bedreigt en aandoeningen veroorzaakt behoorde tot de vijandige geesten. Die twee geschapen werelden hadden geen materiële vorm en bestonden alleen in essentie. De twee werelden bestonden drieduizend jaar naast elkaar, maar volledig gescheiden van elkaar. Toen werd de materiële wereld in zeven verschillende stadia geschapen. De eerste schepping was de hemel, een groot stuk steen dat de Aarde omringde.

De tweede schepping was de eerste oceaan aan de onderkant. De Aarde, een grote platte schijf in de oceaan, was de derde. De volgende drie scheppingen waren de prototypes van alle levensvormen. Deze omvatten de eerste plant, het eerste dier (een stier) en de eerste mens Kiomarth (zowel mannelijk als vrouwelijk). De zevende schepping was vuur en zon tezamen. Deze wereld werd beschouwd als rond en plat, als een schijf.

Om zijn creaties te beschermen schiep de Heer van Wijsheid ook zes heilige onsterfelijken, ‘Amesha Spenta’. Voor elke creatie werd er een geschapen. Khashtra (Sharivar) was de beschermer van de hemel; Asha-Vahishta (Ordibehesht) beschermde het vuur; Vahu Manah (Bahman) was voor alle dieren; Haurvatat (Khordad) beschermde al het water; Spenta Armaiti (Esphand), een vrouwelijke godheid, beschermde moeder aarde, en tenslotte Ameratat (Amurdad) ondersteunde al het plantenleven. Ahura Mazda zelf werd de beschermer van alle mensen en het heilige vuur. De zes onsterfelijken zijn de namen van zes van de maanden van het huidige kalenderjaar. Deze nieuw geschapen wereld had geen levenscyclus. De zon bewoog niet. Er waren geen dagen of nachten en geen seizoenen.

Zodra de materiële wereld was geschapen zag de Vijandige Geest het licht, hij wilde dat hebben en viel de goede wereld aan. Hij liet zich door de lucht vallen, stortte neer in het water en barstte toen omhoog door het centrum van de Aarde. De aarde werd geschud en gebroken waardoor de bergen ontstonden. De oceaan werd verstoord en rivieren gingen stromen. Door de invasie van de vijandige geesten was hulp nodig. De strijd tussen goed en kwaad was begonnen.
De strijd zal 12.000 jaar duren. Er zijn vier perioden van elk 3000 jaar. Tijdens de laatste fase zal er een aantal redders komen en de laatste daarvan, Saoshyant, zal de wereld redden. Als hij komt is er de wederopstanding, alle doden worden opgewekt en zullen de Chinvat Brug (Sarat Brug in de Koran) over gaan waar het laatste oordeel plaatsvindt. Wij kennen deze figuur als de Tijd Heer (Imam Zaman) in de Iraanse versie van de sjiitische islam.

Er was één probleem met deze materiële wereld. Zoals hierboven vermeld had zij geen levenscyclus en de zon bewoog niet. Er waren geen dagen of nachten en geen seizoenen. De drie prototypes van leven werden opgeofferd. Uit de plant kwamen de zaden voor alle planten. De stier produceerde alle dieren en uit de mens ontstonden de eerste man en vrouw (mashi en mashiyanea). De rest van de mensheid is ontstaan uit hun vereniging. De cyclus van het leven begon: de zon bewoog en zorgde voor dagen, nachten en seizoenen. Deze gebeurtenis werd de eerste No Ruz genoemd.

De Heer van Wijsheid creëerde ook beschermengelen (Forouhars) voor alle levende wezens. Iedere mens had er een zolang ze bij de goede krachten bleven. Als ze dat niet deden, werden zij een deel van de vijandige wereld, zoals het geval is in de mythe van Azydahak uit de Avesta, het heilige boek voor de volgelingen van Zarathoestra. Wij kennen hem als Zahak in de ‘Shahnameh’. Deze prins koos de Vijandige Geest als zijn beschermer. Hij werd koning, regeerde 999 jaar en werd onsterfelijk. Uiteindelijk werd hij echter verslagen en werd op de top van een berg vastgeketend.

Er werden veel feesten, festivals en rituelen gehouden om hulde te brengen aan de zeven scheppingen, de heilige onsterfelijken en Ahura Mazda. Zeven feesten waren het belangrijkst. Zes staan bekend als Gahambars, feesten van verplichting. Het zevende en meest uitgebreide was No Ruz, waarbij tijdens de voorjaarsequinox de Heer van Wijsheid en het heilige vuur geëerd werd.

De oudste archeologische vondsten van de No Ruz viering zijn afkomstig uit de Achaemenische (Hakhamaneshi) periode, meer dan 2500 jaar geleden. De Achaemeniden deden het eerste grote rijk in de regio ontstaan en bouwden het Persepolis complex (Takhte Jamshid) in het centrum van Iran. Dit prachtige paleis/tempel complex werd in 334 v.Chr verwoest door Alexander de Grote.

De Achaemeniden hadden vier grote woningen, een voor elk seizoen. Persepolis was hun verblijfplaats in de lente en de locatie voor het vieren van het nieuwe jaar. Stenen beelden tonen de koning, die gezeten op zijn troon zijn onderdanen, gouverneurs en ambassadeurs uit verschillende landen ontvangt. Ze presenteren hem geschenken en brengen hem eerbetoon. We weten niet te veel over de details van de rituelen. Wel weten we dat ochtenden werden besteed aan bidden en het uitvoeren van andere religieuze rituelen. Later tijdens de dag werden de gasten vermaakt met feestelijke maaltijden en andere festiviteiten.

Het is mogelijk dat het ritueel van het heilige huwelijk in dit paleis heeft plaatsgevonden. Bij een oud en in Mesopotamië gebruikelijk ritueel bracht de koning de eerste nacht van het nieuwe jaar door met een jonge maagd. Er is geen bewijs dat deze rite later ook nog werd uitgeoefend en deel uitmaakte van de Nieuwjaarsrituelen.