16 maart 2014 – Familieleden van (totaal 30.000) politieke gevangenen, die in 1988 vermoord zijn, kwamen vrijdag bijeen op de Khavaran begraafplaats buiten Teheran om een eerbewijs te brengen aan hun dierbaren. Tijdens de bijeenkomst, die traditioneel op de laatste vrijdag van het Iraanse jaar gehouden wordt, legden de familieleden kransen op de naamloze graven van deze martelaren.
In de zomer van 1988 heeft het Iraanse regime tienduizenden politieke gevangenen in gevangenissen in heel Iran buitengerechtelijk geëxecuteerd.
Het Iraanse regime heeft deze executies nooit erkend, noch informatie verstrekt over hoeveel gevangenen er gedood zijn.
De meeste van die geëxecuteerden zaten gevangenisstraf uit wegens hun politieke activiteiten, of ze hadden die al uitgezeten, maar zaten nog steeds in de gevangenis.
Sommigen van hen waren al eerder vrijgelaten, maar werden tijdens de massamoord opnieuw gearresteerd en geëxecuteerd.
Het bloedbad op de politieke gevangenen begon eind juli en ging een paar maanden onverminderd door.
In een verklaring over de arrestatie van een aantal familieleden van de slachtoffers van het bloedbad van 1988, die Amnesty International op 2 november 2007 uitgaf, stond: “De executies waren op het hoogste niveau van het Iraanse leiderschap geautoriseerd… Amnesty International vindt dat deze executies een misdaad tegen de menselijkheid zijn. Volgens het internationaal recht, geldig in 1988, bestaan misdaden tegen de menselijkheid uit wijdverbreide of systematische aanvallen op burgers op discriminerende, inclusief politieke, gronden. Amnesty International is van mening dat er geen straffeloosheid dient te zijn voor schendingen van de mensenrechten, ongeacht waar of wanneer ze plaatsvonden. De executies van 1988 dienen onafhankelijk en onpartijdig onderzocht te worden, en alle verantwoordelijken moeten worden berecht en passende sancties opgelegd krijgen.