21 april 2014 – De algemene verontwaardiging over de razzia van 17 april onder de politieke gevangenen in de Evin gevangenis, en de wijdverbreide internationale veroordeling van het schenden van de mensenrechten in Iran, hebben ertoe geleid dat de angstige functionarissen van het regime hun toevlucht nemen tot tegenstrijdige verklaringen en leugens om de brute aanval te rechtvaardigen en te bagatelliseren.
Op 19 april zei Mahmoud Alavi, de misdadige minister van Inlichtingen en Veiligheid (MOIS) dat hij een verklaring zou afgeven over de razzia in de Evin gevangenis, terwijl de minister van Justitie Mostafa Pour Mohammadi zondag zei dat er slechts een of twee gevangenen licht gewond waren.
Hij zei: “Er is in dit verband een eerste onderzoek uitgevoerd en dit rapport toont aan dat het gepubliceerde nieuws niet correct was en dat het slechts een gewone inspectie van de afdelingen betrof…”.
“Uit inspecties is gebleken dat er een aantal verboden voorwerpen op de afdeling is gevonden. In twee ruimtes werd er verzet gepleegd, maar er waren natuurlijk geen ernstige schermutselingen, slechts een of twee gevangenen hebben zich enigszins bezeerd en deze zijn door de verstrekte eerste hulp weer hersteld.” (persbureau Mehr, aangesloten bij MOIS, 20 april 2014)
Pour Mohammadi verbood de politieke gevangenen bezoek van familie. Hij probeerde die onderdrukkende maatregel te rechtvaardigen door te zeggen: “De families hadden een urgentiebezoek aangevraagd maar er heeft niets plaatsgevonden om die aanvraag te rechtvaardigen.
Na een protestactie van familieleden van politieke gevangenen voor het gebouw van de Majlis (het parlement van het regime), maakte parlementariër Ali Mottahari zondag opmerkingen die ertoe dienden de MOIS van de verantwoordelijkheid te ontheffen.
Hij zei: “Volgens mij vonden deze botsingen volgens twee scenario’s plaats; ofwel het was een misrekening, of er zijn personen op uit om problemen te veroorzaken voor de nieuwe regering. Behalve dat, betwijfel ik of iemand die het land en de overheid steunt dergelijke maatregelen zou uitvoeren.”
“Ze dachten dat de MOIS niet op de hoogte was van deze kwestie. Helaas luisteren sommige mensen niet naar advies van de staat en veroorzaken binnenlandse en buitenlandse problemen voor het land.”
Intussen heeft Aladdin Borujerdi, de voorzitter van het comité voor Buitenlands Beleid en Nationale Veiligheid van de Majlis en een naaste vertrouweling van Khamenei, aan Gholam-Hossein Ismaeeli, hoofd van de gevangenisorganisatie van het regime, gevraagd om de leden van de Majlis in te lichten.
Ismaeeli gaf toe dat de wrede aanval plaatsvond uit angst voor de internationale veroordeling van het regime, onder meer door de resolutie van het Europees Parlement over de situatie van de mensenrechten in Iran, en om een eind te maken aan de onthullingen van de gevangenen over de misdaden die het regime in de gevangenissen pleegt.
Hij zei: “Ik geloof dat, na de verklaring van de Europese Unie, diegenen in het land, die zich aan de vijand hebben verkocht, zich erop richten de internationale publieke opinie ertoe te brengen hun leugens te geloven en in dit verband hun krachten bundelen. Echter, de maatregelen die onze collega’s genomen hebben waren allemaal zorgvuldig berekend.”
“Deze keer waren de maatregelen van de gevangenisorganisatie veel succesvoller dan voorafgaande keren, omdat bepaalde connecties van de gevangenen zijn afgesneden, hoewel deze nog tot nul moeten worden teruggebracht. Het is erg moeilijk voor hen dat we dergelijke acties hebben uitgevoerd.” (persbureau Tasnim, aangesloten bij de terreureenheid Quds Force, 20 april 2014)
“Het team van de gevangenisorganisatie heeft donderdag de Evin Gevangenis volgens schema geïnspecteerd… de bewoners van twee ruimtes waren niet bereid om naar buiten te komen, de meesten van hen waren opstandige en opruiende elementen… ze begonnen zich te verzetten en gebruikten grove taal tegen het inspectieteam… het inspectieteam, dat bestond uit andere dan de gebruikelijke gevangenismedewerkers, heeft deze mensen gedwongen uit de ruimtes te komen,” voegde hij eraan toe. (Persagentschap IRNA, 20 april 2014)
Isameeli ontkende dat er een aantal gevangenen gewond was geraakt en zei: “Tijdens de inspectie waren er geen gevallen van letsel of schermutselingen te zien en er is niemand naar een ziekenhuis overgebracht… de vijanden van de staat, waarvan er veel te vinden zijn in de gevangenissen, hebben geprobeerd geruchten over deze kwestie te verspreiden en de zaak politiek te exploiteren… en door het probleem op te blazen, en geruchten en leugens te verspreiden hebben ze getracht nieuwe onrust tegen de staat te creëren.” (Majlis website, 20 april 2014)
Intussen bedreigde hij de gevangenen door te zeggen: “De gevangenisorganisatie heeft een juridische klacht ingediend over geruchten die door verschillende gevangenen verspreid worden, en heeft deze doorverwezen naar de gerechtelijke instanties”.
Naghavi Hosseini, zegsman van de parlementscommissie Nationale Veiligheid van het regime, zei: “Naar mijn mening hebben de gevangenen dit verzet geënsceneerd, omdat zionistische elementen, de Monafeqin (een term die het regime gebruikt als verwijzing naar de PMOI (MEK) en oproerkraaiers proberen de wereld tegen Iran op te zetten. Dus wilden ze van deze kans profiteren om tumult en spanningen voor de Islamitische Republiek Iran te creëren. En dan beweren de families dat sommige mensen zijn gedood, een paar zijn hun armen kwijt, en van een paar zijn de hoofden afgehakt.”
Mehdi Kouchakzadeh, een ander lid van het parlement van de mullahs, zei dat deze beschuldigingen belachelijk zijn en dat het een leugen is dat iemand in de gevangenis geslagen is… Als iemand mij beledigt, zal ik daarop reageren. Het is hetzelfde in de gevangenis. Als iemand iets tegen een gevangenisbewaker zegt, kan daar een handgemeen op volgen!”