United Nations

General Assembly

A/C.3/69/L.33

Distr.: Limited

31 October 2014

Original: English

 

Negenenzestigste sessie

Derde Comité

Agendapunt 68 (b)

Bevordering en bescherming van de mensenrechten: vragen over mensenrechten, waaronder alternatieve benaderingen voor het verbeteren van de wezenlijke uitoefening van mensenrechten en fundamentele vrijheden

Andorra, Australië, Oostenrijk, België, Bulgarije, Canada, Kroatië, Cyprus, Tsjechië, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Hongarije, IJsland, Ierland, Israël, Italië, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Malta , (Federale Staten van) Micronesië, Monaco, Nederland, Noorwegen, Polen, Portugal, de Republiek Moldavië, Roemenië, San Marino, Slowakije, Slovenië, Spanje, Zweden, Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Verenigde Staten van Amerika: ontwerp resolutie

Situatie van de mensenrechten in de Islamitische Republiek Iran

De Algemene Vergadering, geleid door het Handvest van de Verenigde Naties, alsmede de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, de Internationale Verdragen inzake de Rechten van de Mens en andere internationale mensenrechten instrumenten, onder verwijzing naar eerdere resoluties over de situatie van de mensenrechten in de Islamitische Republiek Iran, de meest recente van die resolutie 68/184 van 18 december 2013,

1. Neemt kennis van het verslag van de secretaris-generaal, ingediend in augustus 2014 overeenkomstig resolutie 68/184,3 en het rapport van de Speciale Rapporteur over de situatie van de mensenrechten in de Islamitische Republiek Iran ingediend in augustus 2014 op grond van resolutie 25/24 van 28 maart 2014 van de Raad voor de mensenrechten;

2. De Algemene Vergadering verwelkomt de toezeggingen van de president van de Islamitische Republiek van Iran met betrekking tot een aantal belangrijke mensenrechten thema’s, in het bijzonder over de uitbanning van discriminatie van vrouwen en leden van etnische minderheden en de bevordering van de vrijheid van gedachte en meningsuiting, en dringt er bij de Islamitische Republiek van Iran op aan deze zo spoedig mogelijk om te zetten in concrete actie, die resulteert in aantoonbare verbeteringen, en ervoor te zorgen dat hun nationale wetten in overeenstemming zijn met hun verplichtingen krachtens het internationaal recht inzake de mensenrechten en in overeenstemming met hun internationale verplichtingen uitgevoerd worden;

3. De Algemene Vergadering merkt op dat er in de Islamitische Republiek Iran wetgevende en administratieve wijzigingen nodig zijn om een aantal mensenrechtenkwesties aan te pakken, waaronder wijzigingen van het islamitische wetboek van strafrecht en het wetboek van strafvordering, en beseft dat het inspanningen kost om een handvest voor burgerrechten te introduceren, en dringt er bij de regering op aan om ervoor zorgen dat deze maatregelen in overeenstemming zijn met de internationale verplichtingen inzake mensenrechten;

4. De Algemene Vergadering bemerkt tevens de recente betrokkenheid van de Islamitische Republiek van Iran met mensenrechtenverdragen door het indienen van periodieke nationale verslagen, evenals de deelname aan de tweede universele periodieke toetsing door de Raad voor de Mensenrechten, maar blijft ernstig bezorgd over het bredere gebrek aan betrokkenheid bij de toezicht en controle van de mensenrechten, met inbegrip van het voortdurende gebrek aan reactie op verzoeken van mandaathouders voor Speciale procedures om informatie en bezoek aan het land;

5. De Algemene Vergadering uit zijn diepe bezorgdheid over ernstige, aanhoudende en steeds terugkerende schendingen van de mensenrechten in de Islamitische Republiek van Iran met betrekking tot onder meer:

a. De alarmerende hoge frequentie van de doodstraf en de toenemende frequentie van de uitvoering daarvan zonder inachtneming van de internationaal erkende garanties, met inbegrip van openbare executies, ondanks de uitgifte van een circulaire van het voormalige hoofd van de rechterlijke macht waarin openbare executies verboden worden, en geheime groepsexecuties, alsmede berichten over executies die zijn uitgevoerd zonder dat de gezinsleden of juridisch adviseur van de gevangene geïnformeerd zijn;

b. Het doorgaan met het uitvoeren van de doodstraf bij minderjarigen en bij personen die ten tijde van hun misdrijf onder de 18 jaar waren, in strijd met de verplichtingen van de Islamitische Republiek Iran onder het Verdrag inzake de rechten van het Kind en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten;

c. Het opleggen van de doodstraf voor misdaden waarbij een duidelijke en expliciete definitie ontbreekt en voor misdaden die niet in aanmerking komen als de meest ernstige misdrijven, hetgeen in strijd is met het internationaal recht;

d. Foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, met inbegrip van geseling en amputaties;

e. Wijdverspreide en ernstige beperkingen van het recht op vreedzame vergadering, de vrijheid van vereniging en de vrijheid van gedachte en meningsuiting, onder meer door voortdurende inspanningen om Internet toegang en inhoud, met inbegrip van sociale media, te blokkeren, filteren of belemmeren, door internationale satelliet-transmissies te stagneren en overige media te censureren of te sluiten;

f. Het systematische najagen en intimideren van mensenrechtenverdedigers en het hernieuwde opjagen van journalisten, bloggers en gebruikers van sociale media, die geconfronteerd worden met arrestaties, willekeurige opsluiting, langdurige ballingschap en strenge straffen, waaronder de doodstraf;

g. Alomtegenwoordige genderongelijkheid en geweld jegens vrouwen en de voortdurende discriminatie van vrouwen en meisjes in de wet en in de praktijk, waaronder voortdurende beperking van gelijke toegang tot de arbeidsmarkt en tot bepaalde gebieden van het hoger onderwijs, alsmede beperkingen op de toegang tot de besluitvormende functies in de regering en op de arbeidsmarkt, ondanks de toekenning van 3 van 11 vice-presidentiële rapporten over vrouwen;

h. Aanhoudende discriminatie en andere mensenrechtenschendingen, soms ten koste van vervolging, van personen die behoren tot etnische, taalkundige of andere minderheden, waaronder Arabieren, Azeri’s, Baluchi’s en Koerden en hun verdedigers, waarbij met name berichten zijn gekomen over de gewelddadige onderdrukking en detentie van etnische Arabieren en Azeri’s, met inbegrip van voortdurende schendingen van hun rechten op een eerlijk proces en vermoedelijke marteling tijdens hun detentie, en berichten over geheime executies van leden van de Ahwazi Arabische gemeenschap;

i. Aanhoudende ernstige beperkingen van het recht op vrijheid van gedachte, geweten, godsdienst of overtuiging en beperkingen voor het bouwen van, evenals de aanvallen op, gebedshuizen en begraafplaatsen;

j. Aanhoudende intimidatie, soms ten koste van vervolging, en schendingen van de mensenrechten van personen uit religieuze minderheden, waaronder christenen, joden, soefi-moslims, soennitische moslims en aanhangers van het zoroastrisme en hun verdedigers, waarbij met name de willekeurige arrestatie en detentie van Sufi moslims, soennitische moslims en evangelische christenen genoemd wordt, alsmede de voortdurende detentie van christelijke predikanten;

k. Aanhoudende discriminatie, vervolging en schendingen van de mensenrechten van personen die tot niet-erkende religieuze minderheden behoren, met name de leden van de Baha’i religie en hun verdedigers, met inbegrip van gerichte aanvallen en moorden, zonder degelijk onderzoek om de verantwoordelijken rekenschap te doen afleggen, willekeurige arrestaties en detentie, het ontzeggen van de toegang tot het hoger onderwijs op basis van religie, de aanhoudende detentie van de gehele leiding van de Iraanse Baha’i gemeenschap, het sluiten van bedrijven van Baha’i, de ontheiliging en vernietiging van Baha’i begraafplaatsen en de doeltreffende criminalisering van het lidmaatschap van de Baha’i geloofsgemeenschap;

l. De aanhoudende vervolging en huisarrest van de leidende oppositiefiguren tegen de presidentsverkiezingen van 2009, ondanks de ernstige zorgen over hun gezondheid, alsmede de voortdurende beperkingen die hun aanhangers en familieleden opgelegd krijgen, onder meer door pesterijen, intimidatie en represailles;

m. Het hardnekkig falen bij het handhaven van eerlijke procesvoering en het schenden van de rechten van gedetineerden, waaronder het wijdverbreide en systematische gebruik van willekeurige detentie en onvrijwillige verdwijning, het gebrek aan toegang van gedetineerden tot een juridische vertegenwoordiger van hun keuze, de weigering om te overwegen borgtocht aan gedetineerden te verlenen, de slechte omstandigheden in de gevangenissen, het ontzeggen van de toegang tot adequate medische behandeling en de daaruit voortvloeiende overlijdensrisico’s waarmee de gevangenen geconfronteerd worden, gevangenen die onderworpen worden aan folteringen, verkrachtingen en andere vormen van seksueel geweld, agressieve ondervragingstechnieken en het uitoefenen van druk op hun familieleden en naasten, onder meer door arrestatie, om valse bekentenissen af te dwingen die vervolgens als bewijs worden gebruikt en worden uitgezonden op de nationale televisie;

n. Aanhoudende willekeurige of onrechtmatige inmenging van overheidsinstanties met de privacy van personen, in het bijzonder met betrekking tot privé woningen en correspondentie, met inbegrip van telefoon en e-mail communicatie, hetgeen in strijd is met het internationaal recht;

6. De Algemene Vergadering dringt er bij de regering van de Islamitische Republiek Iran op aan om zich bezig te houden met de substantiële problemen die worden genoemd in de verslagen van de secretaris-generaal en de Speciale Rapporteur over de situatie van de mensenrechten in de Islamitische Republiek Iran, evenals als de specifieke oproepen tot actie in eerdere resoluties van De Algemene Vergadering op te volgen, en haar verplichtingen inzake mensenrechten, in de wet en in de praktijk, volledig te respecteren, in het bijzonder:

a. Openbare executies en andere executies die worden uitgevoerd zonder inachtneming van internationaal erkende waarborgen af te schaffen, in de wet en in de praktijk, onder meer steniging en verwurging door ophanging;

b. Om de herziene islamitische strafwet verder in overeenstemming te brengen met hun verplichtingen op grond van artikel 37 van het Verdrag inzake de rechten van het kind en artikel 6 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, en executies van minderjarigen af te schaffen alsmede van personen die ten tijde van hun misdrijf onder de 18 jaar waren;

c. Om in de wet en in de praktijk alle vormen van foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing af te schaffen;

d. Om in de wet en in de praktijk alle vormen van discriminatie en andere mensenrechtenschendingen tegen vrouwen en meisjes af te schaffen, met inbegrip van het toenemende aantal gevallen van kindermishandeling, zoals vroegtijdige en gedwongen huwelijken, de participatie van vrouwen in besluitvormende posities te bevorderen en, gezien de hoge instroom van vrouwen in alle niveaus van onderwijs, om alle beperkingen op gelijke toegang van vrouwen tot alle richtingen van het universitair onderwijs op te heffen en om de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt en in alle aspecten van het economische, culturele, sociale en politieke leven te bevorderen;

e. Om in de wet en in de praktijk alle vormen van discriminatie en andere schendingen van de mensenrechten van personen behorend tot religieuze, etnische, taalkundige of andere minderheden, erkend of anderszins, te elimineren;

f. Om discriminatie en uitsluiting met betrekking tot de toegang tot het hoger onderwijs te elimineren van leden van bepaalde groepen op basis van hun politieke, etnische of religieuze voorkeur of gemeenschap, onder meer door de toelating goed te keuren van die studenten welke voorheen om deze redenen werden uitgesloten, om de criminalisering van inspanningen om de toegang tot het hoger onderwijs bij Iraanse universiteiten voor Baha’i jongeren mogelijk te maken op te heffen en om degenen die om deze reden gevangen zitten vrij te laten;

g. Om onder meer het rapport uit 1996 van de Speciale Rapporteur inzake religieuze intolerantie te implementeren, waarin hij manieren heeft aanbevolen waarop de Islamitische Republiek Iran de Baha’i gemeenschap een volwaardige plaats in de samenleving kan geven, om de zeven Baha’i leiders die sinds 2008 gevangen zitten vrij te laten en om alle Baha’is, inclusief degenen die vanwege hun geloof gevangen zitten, de wettelijke procedures en de rechten te verlenen die grondwettelijk gewaarborgd zijn;

h. Om een uitgebreide verantwoordingsprocedure op gang te brengen naar aanleiding van gevallen van ernstige mensenrechtenschendingen, inclusief die waarbij de Iraanse rechterlijke macht en de veiligheidsdiensten betrokken zijn, en om een eind te maken aan de straffeloosheid voor dergelijke schendingen, waaronder die van degenen die verantwoordelijk zijn voor de aanval in de Evin Gevangenis in april 2014, waarbij tientallen gevangenen gewond raakten, zoals beloofd door de regering;

i. Om de herhaalde toezeggingen van de president na te komen inzake meer ruimte voor de vrijheid van meningsuiting door een eind te maken aan de aanhoudende pesterijen, intimidatie en vervolging van politieke tegenstanders, mensenrechtenactivisten, vrouwen en activisten voor de rechten van minderheden, vakbondsleiders, studenten, academici, filmmakers, journalisten en hun families, en andere vertegenwoordigers van de media, bloggers, gebruikers van social media, geestelijken, kunstenaars en advocaten, en tevens door het vrijlaten van personen die willekeurig of wegens hun politieke opvattingen gevangen blijven zitten;

j. Om een eind te maken aan de beperkingen voor, en de willekeurige arrestaties van, vertegenwoordigers van de pers en de media, Internetgebruikers en -providers, inclusief het selectieve storen van satellietuitzendingen, wat een schending is van het recht op vrijheid van meningsuiting en vereniging, en terwijl De Algemene Vergadering verheugd is over het besluit van de regering om de Internetsnelheid te verhogen, worden verdere verbeteringen voor een open en gratis toegankelijkheid van internet gestimuleerd;

k. Om in de wet en in de praktijk de procedurele waarborgen te handhaven om een eerlijk procesvoering te garanderen;

7. De Algemene Vergadering roept de regering van de Islamitische Republiek Iran tevens op om zijn nationale mensenrechteninstanties te versterken in overeenstemming met de beginselen inzake de status van nationale instellingen voor de bevordering en bescherming van de rechten van de mens (de beginselen van Parijs) door het oprichten van een onafhankelijk nationaal mensenrechten instituut, waartoe de regering zich verplicht heeft in het kader van hun eerste algemene periodieke toetsing door de Raad voor de Mensenrechten, met inachtneming van het advies van de Commissie voor economische, sociale en culturele rechten;

8. De Algemene Vergadering heeft kennis genomen van de recente afspraken van de Islamitische Republiek Iran met de instanties inzake mensenrechtenverdragen, waaronder het indienen van nationale periodieke verslagen bij het Comité voor de Rechten van het Kind en het Comité voor de rechten van personen met een handicap, en roept de regering van de Islamitische Republiek Iran op om te handelen volgens de conclusies van deze commissies;

9. De Algemene Vergadering dringt er bij de regering van de Islamitische Republiek Iran op aan om haar verplichtingen krachtens de mensenrechtenverdragen waarbij zij partij is doeltreffend te implementeren, om enig voorbehoud dat men bij de ondertekening of bekrachtiging van andere internationale mensenrechtenverdragen kan hebben gemaakt in te trekken, waar dergelijke reserveringen als te algemeen, onnauwkeurig of niet verenigbaar beschouwd kunnen worden met het onderwerp en doel van het verdrag, en om te overwegen de invulling van de slotconclusies van de organen van de internationale mensenrechtenverdragen inzake de islamitische Republiek van Iran, waarbij zij partij is, te bekrachtigen en te overwegen verdragen van internationale mensenrechteninstanties, waarbij zij geen partij is, te bekrachtigen of ermee in te stemmen;

10. De Algemene Vergadering heeft met bezorgdheid vastgesteld dat de aanbevelingen, die tijdens de eerste algemene periodieke toetsing door de Raad voor de Mensenrechten door de regering van de Islamitische Republiek van Iran zijn aanvaard, gebrekkig zijn geïmplementeerd, en spoort de regering aan om alle geaccepteerde aanbevelingen te implementeren, inclusief die van de tweede algemene periodieke evaluatie, met volledige en daadwerkelijke participatie van onafhankelijke maatschappelijke instanties en andere belanghebbenden in het implementatieproces;

11. De Algemene Vergadering uit zijn diepe bezorgdheid over het feit dat er, ondanks de permanente uitnodiging van de Islamitische Republiek Iran aan alle mandaathouders voor thematische speciale procedures, al negen jaar niet is voldaan aan de verzoeken van de speciale organen om het land te bezoeken en dat de overgrote meerderheid van de talrijke en herhaalde mededelingen van deze speciale organen onbeantwoord is gebleven, en verzoekt de regering van de Islamitische Republiek Iran om volledig samen te werken met de speciale organen, inclusief het faciliteren van hun bezoeken aan haar grondgebied, zodat er geloofwaardig en onafhankelijk onderzoek naar alle beschuldigingen inzake schendingen van de mensenrechten kan worden uitgevoerd;

12. De Algemene Vergadering geeft uiting aan haar ernstige bezorgdheid over beschuldigingen van represailles tegen personen wegens hun medewerking of contact met mensenrechtenorganisaties van de Verenigde Naties of met vertegenwoordigers daarvan;

13. De Algemene Vergadering moedigt de mandaathouders voor thematische speciale procedures aan om bijzondere aandacht te besteden aan het onderzoeken en rapporteren over de situatie van de mensenrechten in de Islamitische Republiek Iran, in het bijzonder de Speciale Rapporteur inzake buitengerechtelijke, standrechtelijke of willekeurige executies, de Speciale rapporteur inzake foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, de Speciale rapporteur inzake de bevordering en bescherming van het recht op vrijheid van gedachte en meningsuiting, de Speciale rapporteur inzake het recht op vrijheid van vreedzame vergadering en vereniging, de Speciale rapporteur inzake de situatie van de mensenrechten, de Speciale rapporteur inzake de vrijheid van godsdienst of overtuiging, de Speciale rapporteur inzake de onafhankelijkheid van rechters en advocaten, de Speciale rapporteur inzake de oorzaken en gevolgen van geweld tegen vrouwen, de Speciale rapporteur voor het recht op onderwijs, de Speciale rapporteur inzake de bevordering van waarheid, gerechtigheid, genoegdoening en garanties van niet-herhaling, de onafhankelijke deskundige inzake minderheden kwesties, de werkgroep inzake willekeurige detentie, de werkgroep inzake gedwongen en onvrijwillige verdwijningen en de werkgroep over de kwestie van vrouwendiscriminatie in de wet en in de praktijk;

14. De Algemene Vergadering is verheugd over de recente betrokkenheid, door bezoeken aan het land, van de hoofden van agentschappen van de Verenigde Naties, en dringt er bij de regering van de Islamitische Republiek Iran op aan om haar betrokkenheid bij de mensenrechtenorganen van de Verenigde Naties te verdiepen;

15. De Algemene Vergadering moedigt de regering van de Islamitische Republiek Iran aan te blijven zoeken naar samenwerking met de Verenigde Naties op het gebied van mensenrechten en de hervorming van justitie, met inbegrip van het Bureau van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties;

16. De Algemene Vergadering blijft de regering van de Islamitische Republiek Iran oproepen om volledig samen te werken met de Speciale Rapporteur voor de situatie van de mensenrechten in de Islamitische Republiek Iran en andere internationale instanties voor mensenrechten, onder meer door het aanvaarden van de herhaalde verzoeken van de Speciale rapporteur om het land te bezoeken om zijn mandaat uit te voeren;

17. De Algemene Vergadering verzoekt de Secretaris-Generaal om tijdens haar zeventigste zitting aan de Algemene Vergadering te rapporteren over de vooruitgang die is geboekt bij de uitvoering van deze resolutie, inclusief de opties en aanbevelingen om de implementatie te verbeteren, en om een tussentijds verslag in te dienen aan de Raad voor de mensenrechten op hun achtentwintigste zitting;

18. De Algemene Vergadering besluit haar onderzoek naar de situatie van de mensenrechten in de Islamitische Republiek Iran voort te zetten tijdens haar zeventigste zitting onder het item “Bevordering en bescherming van de mensenrechten”.