4 maart 2015 -SMV heeft er bij de internationale gemeenschap, met name de secretaris-generaal van de VN en de Veiligheidsraad, de Europese Unie en de Verenigde Staten op aangedrongen om de groeiende trend van executies in Iran ondubbelzinnig te veroordelen, onmiddellijk maatregelen te nemen om deze executies te stoppen en het dossier over de misdaden van het Iraanse regime door te verwijzen naar het Internationaal Strafhof.

Handlangers van het Iraanse regime hebben woensdag in de vroege ochtend zes soennitische politieke gevangenen opgehangen, ondanks internationale oproepen om hun leven te sparen.

Het regime weigerde uit angst voor toorn van de bevolking van Koerdistan de lichamen van de geëxecuteerde politieke gevangenen aan hun families over te dragen waardoor deze geen begrafenisrituelen konden houden.

Hamed Ahmadi (33), Jahangiri en Jamshid Dehghani (twee broers van 28 en 29), Kamal Mowlaei (30), Seddiq Mohammadi (28), en Hadi Hosseini (31) werden in de Gohardasht gevangenis in de stad Karaj opgehangen.

De rechterlijke macht van het regime had deze Koerdische gevangenen ter dood veroordeeld op beschuldiging van het vaag omschreven delict “vijandschap tegen God.”

Amnesty International deed 3 maart een oproep om het leven van de zes soennitische politieke gevangenen in de dodencel te sparen.

Hassiba Hadj Sahraoui, adjunct directeur van Amnesty International voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika, deed een dringend beroep op de Iraanse autoriteiten om de executie van deze mannen te stoppen en hun doodvonnissen, die volgden na  buitengewoon oneerlijke processen, te vernietigen.

Volgens de verklaring behoorden ze tot de 33 soennitische mannen die momenteel in Iran in de dodencel zitten. Allen houden vol dat zij tot doelwit gemaakt zijn omdat ze hun religie beoefend of gepromoot hebben, zoals deelname aan soennitische religieuze seminaries en distributie van soennitische religieuze lectuur.

Het regime heeft uit angst voor toorn van de bevolking van Koerdistan geweigerd de lichamen van geëxecuteerde politieke gevangenen aan hun families over te dragen waardoor deze geen begrafenisrituelen konden houden.

Woensdagmiddag, na uren oponthoud en het geven van valse beloften aan de families van de geëxecuteerde politieke gevangenen op een begraafplaats in Karaj, kregen ze van ambtenaren van het theocratische regime te horen dat de lichamen niet aan hen zullen worden overgedragen. Ze mochten zelfs de lichamen van hun dierbaren niet zien of hun eigen religieuze begrafenisceremonies houden.

Enkele van deze zes politieke gevangenen zaten al in sinds 2009 de gevangenis geweest en anderen sinds 2011. Ze zijn tijdens hun verblijf in de gevangenis zwaar gemarteld en zijn langdurig in hongerstaking geweest.

Het Iran onder de mullahs blijft ’s werelds nummer één als het gaat om het aantal executies per hoofd van de bevolking. Sinds Hassan Rohani president is geworden zijn er zo’n 1300 gevangenen geëxecuteerd.

Behalve de zes politieke gevangenen zijn woensdag 4 maart in de Ghezel Hessar gevangenis nog eens 15 gevangenen opgehangen door het inhumane regime.

Het theocratische regime wordt verzwolgen door interne en externe crises en uit angst voor een volksopstand neemt het zijn toevlucht tot een ongekende toename van het aantal executies als middel om te overleven, maar deze verachtelijke maatregelen zullen de onvermijdelijke ondergang niet kunnen voorkomen.

Een groep politieke gevangenen heeft de executie van hun celgenoten veroordeeld. In hun verklaring staat: ” De galgen van het regime draaien deze dagen overuren. Binnen drie dagen zijn er 60 personen geëxecuteerd, zes van hen waren soennitische gewetensgevangenen. De toename van het aantal executies als het regime behoefte heeft aan lankmoedigheid van het Westen bij een deal over hun dubieuze nucleaire avonturen komt uitsluitend voort uit angst voor volksopstanden, de toename van meningsverschillen binnen de heersende kliek, sociale crises, en het uiteenvallen van het regime. Echter, door de extreme druk die is veroorzaakt door wijdverbreide armoede en onderdrukking, heeft de sociale crises reeds een ​​point of no return bereikt.”