4 augustus 2015 – In Iran loopt een jonge man, die als minderjarige ter dood werd veroordeeld, het risico geëxecuteerd te worden. Zowel het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind als het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten verbieden het executeren van personen die tijdens het begane misdrijf minderjarig waren.
De jonge Iraniër Salar Shadizadi loopt het risico geëxecuteerd te worden. Hij werd in 2007 ter dood veroordeeld, toen hij nog maar 15 jaar was. De executie was gepland voor 1 augustus, maar werd kennelijk wegens wereldwijde protesten niet voltrokken.
De gevolmachtigde voor de mensenrechten binnen het ministerie van Buitenlandse Zaken van de Duitse regering, Christoph Strässer (foto), heeft Iran ook gesommeerd om het voltreken onmiddellijk stop te zetten.
In een persbericht van de gevolmachtigde voor de mensenrechten van 31-07-2015 staat onder meer:
“De voor 1 augustus geplande executie van de jonge Iraniër Salar Shadizadi vervult mij met de grootste zorg.
Salar Shadizadi was op het moment van zijn vermeende daden nog maar 15 jaar. Niettemin werd zijn doodvonnis ook in de beroepsprocedure gehandhaafd.
Zowel het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind als het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten – beide door Iran geratificeerd – verbieden het executeren van personen die tijdens het begane misdrijf minderjarig waren.
Mocht Iran Salar Shadizadi geëxecuteerd worden, dan zou dit een volstrekt onaanvaardbare schending van het internationaal recht betekenen. Ik dring er bij de Iraanse autoriteiten in Iran dus op aan om de voltrekking van het vonnis onmiddellijk stop te zetten, het doodvonnis te vernietigen en Salar Shadizadi een hernieuwd eerlijk proces te geven!
Achtergrond:
Salar Shadizadi werd in februari 2007 gearresteerd en in december 2007 ter dood veroordeeld wegens de moord op zijn vriend, die naar verluidt werd doodgestoken in de tuin van de familie Shadizadi. De executie, die al voor juli 2013 was gepland, werd stopgezet wegens de hervormingen van het Iraanse wetboek van strafrecht waardoor herziening van het proces kon plaatsvinden. Na het uitvoeren van de procedures bevestigde het Hooggerechtshof het vonnis.