3 oktober 2015 – In zijn jaarverslag spreekt de secretaris-generaal van de VN Ban Ki-moon zijn diepe bezorgdheid uit over het toenemende aantal executies in Iran, en herhaalt hij zijn oproep aan het regime in Teheran om een “moratorium op de doodstraf in te voeren en de executie van jeugdige delinquenten onder alle omstandigheden te verbieden”.

Secretaris-generaal van de VN Ban Ki-moon heeft eind september zijn jaarlijkse verslag over de situatie van de mensenrechten in Iran ingediend  bij de Algemene Vergadering van de VN. Daarin wordt het regime in Teheran veroordeeld voor tal van ernstige schendingen van de mensenrechten.

De secretaris-generaal van de VN toont zich in het verslag ernstig bezorgd over de toename van het aantal executies en herhaalt zijn oproep aan het regime in Teheran om een “moratorium op de doodstraf in te voeren en de executie van jeugdige delinquenten onder alle omstandigheden te verbieden.”

“Van 2008-2015 was er een gestage opwaartse trend in het aantal executies, de piek werd in 2014 bereikt met 750 “, aldus het rapport. Als antwoord op het argument van het Iraanse regime dat de executies een preventieve maatregel waren tegen de drugshandel, merkt het rapport op: “Gezien de gestage opwaartse trend in het aantal executies in de afgelopen jaren betwijfelt de secretaris-generaal de effectiviteit van de doodstraf als afschrikmiddel. Hij roept de Islamitische Republiek Iran op met spoed te zoeken naar alternatieve oplossingen die voldoen aan het internationaal recht en de normen van de mensenrechten.”

Het Comité voor de Rechten van de Mens, dat de uitvoering van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten bewaakt, heeft herhaaldelijk benadrukt dat de doodstraf voor drugsdelicten niet voldoet aan de eis van “zeer ernstige misdaden” op grond van artikel 6 van het Verdrag, aldus het rapport van de secretaris-generaal van de VN. “Zeer ernstige misdrijven” zijn volgens de internationale mensenrechten jurisprudentie alleen moord of opzettelijk doden. Deze interpretatie werd bevestigd door de secretaris-generaal, de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten en de speciale rapporteur voor buitengerechtelijke, standrechtelijke of willekeurige executies, die ook benadrukt hebben dat drugsgerelateerde delicten, waarbij geen sprake is van moord, niet aan deze criteria voldoen.

Secretaris-generaal Ban Ki-moon wijst er in zijn verslag op dat Teheran tot dusver geen officiële gegevens openbaar heeft gemaakt over kinderen die in conflict zijn met de wet, en in het bijzonder zij die de doodstraf riskeren. Toch zijn er volgens de berichten in 2014 160 jongeren ter dood veroordeeld, en naar verluidt zijn er in 2014 ten minste 13 jeugdige delinquenten geëxecuteerd en in 2015 tot nu toe een. “Vooral de openbare terechtstellingen in Iran zijn mensonterend.”

Het rapport wijst ook op de discriminatie van vrouwen in Iran: “Van maart 2013 tot maart 2014 zijn naar verluidt meer dan 2,9 miljoen vrouwen gewaarschuwd wegens het niet naleven van de kledingvoorschriften.” Bij het aantal vrouwelijke werknemers was er een daling te zien van 3.691.000 in 2006 tot 3.145.000  in 2015, aldus het rapport.

Het rapport had ook kritiek op de staatscensuur en de beperkingen van de media zowel als op de schendingen van het recht op vrijheid van meningsuiting. Hij betreurt ook de voortdurende discriminatie van religieuze en etnische minderheden in Iran en de onderdrukking van mensenrechtenactivisten. De secretaris-generaal roept het regime in Iran op om mensenrechtenactivisten, advocaten en journalisten de ruimte te geven en om politieke gevangenen, met inbegrip van mensenrechtenactivisten en advocaten die alleen maar in de gevangenis zitten omdat ze van hun recht op vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vereniging en vreedzame vergadering op een legitieme manier gebruik maakten, vrij te laten.