29 november 2015 – De Iraanse Hejrat Moezi, die in Irak in Camp Liberty in ballingschap leeft, heeft een beroep gedaan op de internationale mensenrechtenorganisaties om zich in te zetten voor de vrijlating van haar vader, die sinds 2011 in Iran in politieke detentie zit. Hoewel de gevangene ernstig ziek is, wordt hem de noodzakelijke medische zorg ontzegd.

De 27-jarige Hejrat Moezi heeft Iran begin 2008 verlaten en haar toevlucht gezocht in Irak. Ze woont  momenteel in Camp Liberty in de buurt van Bagdad. Haar moeder en haar zus wonen ook in Camp Liberty. Haar vader, de landbouwkundig ingenieur Ali Moezi, zit in de beruchte Evin-gevangenis van Teheran in politieke detentie. Hejrat Moezi heeft een beroep gedaan op de internationale mensenrechtenorganisaties om zich in te zetten voor de vrijlating van haar vader, die sinds 2011 in de gevangenis wordt gekweld. Hoewel de gevangene ernstig ziek is, wordt hem de noodzakelijke medische zorg ontzegd. Hejrat Moezi schrijft:

Het is nooit gemakkelijk om het leven van een persoon te beschrijven is, vooral als het gaat om iemand die heel belangrijk voor je is. Ali Moezi is mijn vader, hij is een politieke gevangene in Iran, en ik ben bang dat ik hem elk moment kwijt kan raken.

Mijn vader zat al in de gevangenissen van de mullahs voordat ik geboren werd. In 1980, toen in Iran de islamitische dictatuur aan de macht kwam, werd mijn vader gearresteerd en gemarteld. Hij hoorde bij degenen die zich verzetten tegen het fundamentalistische regime, en hij heeft daarvoor de prijs betaald door de jarenlange martelingen van de gevangenissen van het regime.

Mijn vader studeerde agrarische wetenschappen aan de universiteit van de stad Karaj en had kunnen helpen ons vaderland op te bouwen; In plaats daarvan moest hij steeds weer jaren achter de tralies.

Ik herinner me hoe ik hem als kind eens vroeg: “Wat is er met je knie? ” En hij antwoordde: “Dat was een kogel.” Pas toen ik ouder werd hoorde ik dat hij in juni 1981 tijdens een vreedzame demonstratie in Teheran werd neergeschoten door de gardisten van het regime en vervolgens aan urenlange marteling werd onderworpen. Mijn vader was toen zo oud als ik nu ben, 27 jaar. De littekens van de zweep die zijn beulen gebruikten kun je tot op de dag van vandaag nog zien op zijn voeten en zijn rug.

Gedurende mijn hele kindertijd was de gedachte aan de arrestatie van mijn ouders mijn ergste nachtmerrie. Maar op een dag liep ik zelf gevaar gearresteerd te worden. Dus verliet ik het land samen met mijn zus, en ging naar Irak, waar duizenden Iraanse vluchtelingen woonden in een plaats die Ashraf heette.

Een jaar nadat mijn zus en ik naar Ashraf kwamen hoorden we dat mijn vader weer gearresteerd was. Voor welke misdaad? Onder het islamitische regime in Iran hoef je geen misdrijf gepleegd te hebben om gearresteerd te worden. Deze keer was het zogenaamde “misdrijf” van mijn vader het feit dat mijn zus en ik in Ashraf verbleven. Hij werd in november 2008 in de stad Karaj gearresteerd en ervan beschuldigd naar Ashraf te zijn gereisd, hetgeen een daad van “propaganda tegen het regime” zou zijn. Hij werd blootgesteld aan extreme folteringen en in eenzame opsluiting geplaatst. Ze wilden dat hij zich van zijn eigen dochters distantieert\de, maar dat weigerde mijn vader. Hij heeft zich altijd verzet tegen hun intimidatie, zelfs nadat bij hem kanker werd vastgesteld.

Pas na twee jaar, in november 2010, werd hij weer vrijgelaten. Van die vrijheid kon hij slechts zeven maanden genieten. In juni 2011 deed de geheime politie een inval in het huis van mijn vader en bracht hem naar een onbekende locatie. Hij was kort daarvoor uit het ziekenhuis ontslagen, waar hij was geopereerd om de kanker te behandelen. Drie maanden wisten we niet waar hij was. Mijn oude grootmoeder klopte elke dag bij verschillende gevangenissen aan, in de hoop om uit te vinden waar mijn vader was.

Na drie maanden hoorde ik dat mijn vader in de gevangenis gemarteld was, omdat hij had deelgenomen aan een herdenkingsplechtigheid voor Mohsen Dogmehchi, een overleden politieke gevangenen. Dat moet u niet verbazen, want in Iran is het deelnemen aan een herdenking voor een politieke gevangene op zichzelf al een misdaad.

Mijn vader zit nu sinds 2011 in de gevangenis. Hij werd veroordeeld tot vijf jaar, omdat hij “handelde tegen de nationale veiligheid”. In de afgelopen zeven jaar werd mijn vader niet een keer, maar vier keer beschuldigd. Elke keer heeft hij geweigerd voor de rechtbank te verschijnen, omdat de naar willekeur handelende justitie in Iran geen eerlijke processen voert. Elke keer weer werd hij geslagen en door de politie van het regime gedwongen deel te nemen aan de rechtszaken. In mei 2015 werd hij zo hard tegen een ijzeren hek gegooid dat zijn voorhoofd ernstig gewond was. Ondanks het feit dat hij zijn gevangenisstraf bijna had uitgezeten, werd hij tot een jaar extra veroordeeld.

Vanwege het verzet van mijn vader zullen de rechtbanken waarschijnlijk zijn straf willekeurig blijven verlengen. Mijn vader lijdt, afgezien van zijn kanker, aan verschillende ziekten en hij was meerdere malen dicht bij de dood. De bewakers dreigden ermee dat ze hem in de gevangenis de noodzakelijke medische behandeling zullen blijven ontzeggen tot hij sterft.

Dit is het einde van mijn verhaal, maar het is niet het einde van het lijden van mijn vader of van zoveel andere politieke gevangenen. Het regime in Iran kan morgen beslissen om hem of andere gedetineerden te executeren. Ik vraag de internationale mensenrechtenorganisaties om in de bres te springen om het leven van mijn vader en dat van de andere gevangenen in Iran te redden.