28 februari 2016-Het World Report 2016 van de mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch spreekt over toenemende mensenrechtenschendingen onder het regime in Teheran in 2015. “Jaar na jaar gaat in Iran het onderdrukken van fundamentele vrijheden en het schenden van de mensenrechten door de veiligheidsdiensten ongestraft door”, aldus Human Rights Watch.

Volgens berichten van mensenrechtenactivisten heeft de nucleaire overeenkomst niet geleid tot enige verbetering in de situatie van de mensenrechten in Iran. Integendeel, het regime in Teheran heeft de repressie van andersdenkenden en minderheden nog meer aangescherpt en blijft het islamitisch strafrecht toepassen.

Teheran: vrouwen protesteren tegen de onderdrukking. De vervolging van dissidenten en mensenrechtenactivisten gaat in Iran onverminderd door.

Ook het eind januari gepubliceerde World Report 2016 van de mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch spreekt van toenemende mensenrechtenschendingen onder het regime in Teheran in 2015. Volgens Human Rights Watch zijn het vooral de veiligheids- en inlichtingendiensten, die in Iran de mensenrechten schenden. Tot 1 november 2015 zijn er in Iran meer dan 830 gevangenen geëxecuteerd, een sterke stijging ten opzichte van voorgaande jaren.

Hier een korte samenvatting van het verslag over de situatie in Iran:

De overheid heeft herhaaldelijk het recht op vrije meningsuiting en afwijkende meningen geschonden. Tegen gebruikers van sociale media, kunstenaars en journalisten werden zware straffen geëist op grond van twijfelachtige beschuldigingen. Ook de vrijheid van vereniging werd in 2015 aangetast: studenten, docenten en vakbondsmensen werden wegens vreedzame activiteiten lastiggevallen en gearresteerd door de overheid. Tientallen politieke activisten en verdedigers van de mensenrechten zitten in de gevangenis wegens vreedzame activiteiten of het uitoefenen van hun beroep.

“Jaar na jaar gaat in Iran het onderdrukken van fundamentele vrijheden en het schenden van de mensenrechten door de veiligheidsdiensten ongestraft door,” aldus Sarah Leah Whitson, directeur van de afdeling Midden-Oosten. “De overheid had allang degenen die verantwoordelijk zijn voor het schenden van de Iraanse nationale en internationale verplichtingen inzake de mensenrechten ter verantwoording moeten roepen.”

In Iran worden vrouwen op vele gebieden gediscrimineerd, o.a. op het gebied van privéleven, zoals huwelijk, echtscheiding of erfenis. In 2015 hebben de autoriteiten geprobeerd om discriminerende wetten in te voeren waardoor vrouwen beknot worden om te werken in bepaalde sectoren en waardoor de toegang tot middelen voor gezinsplanning wordt beperkt.

Religieuze en etnische minderheden, vluchtelingen en migranten ervaren in Iran discriminatie door de wet en in de praktijk. De overheid heeft de bahá’ís, de grootste niet-islamitische religieuze minderheid, de vrijheid van godsdienst ontzegd. Veiligheidstroepen hebben bovendien mensen vervolgd die van de islam zijn bekeerd tot het christendom. De overheid heeft de culturele en politieke activiteiten van Koerdische, Arabische en Beloetsji minderheden beperkt.

Doodstraf en foltering

Overheidsinstanties hebben tot 1 november 2015  minstens 830 gevangenen gedood door opknoping, waarvan ten minste 700 in het eerste halfjaar. Staatsambtenaren hebben ook amputaties uitgevoerd wegens delicten als fraude of diefstal.

Volgens de Iraanse wet staat op vele misdaden de doodstraf, ook voor niet-gewelddadige misdrijven zoals “het beledigen van de profeet”, afvalligheid, relaties tussen hetzelfde geslacht, overspel en drugsmisdrijven. Drugsdelinquenten, die na dubieuze processen veroordeeld werden door Revolutionaire Rechtbanken, vormen de meerderheid van de in 2015 geëxecuteerde personen.

Er verblijven nog steeds tientallen jeugdige delinquenten in de dodencel die worden bedreigd door executie, onder wie Saman Naseem en Salar Shadizadi. De Iraanse wet staat de doodstraf toe voor personen die de officiële puberteitsleeftijd bereiken: 9 jaar voor meisjes en 15 jaar voor jongens.

Vrijheid van meningsuiting, van informatie, en van vereniging

De veiligheidstroepen bleven optreden tegen de vrijheid van meningsuiting en afwijkende meningen en revolutionaire rechtbanken legden strenge sancties op tegen gebruikers van sociale media, in sommige gevallen zelfs de doodstraf. In december zaten in Iran, volgens de organisatie Reporters Without Borders, ten minste 50 journalisten, bloggers en activisten op het gebied van social media in hechtenis.

In april heeft een hof van beroep in Teheran zes gebruikers van sociale media wegens hun Facebook-berichten veroordeeld tot vijf tot zeven jaar gevangenisstraf op beschuldiging van “vergaderen en samenzweren tegen de nationale veiligheid” en “het beledigen van heilige instellingen”.

De kunstenares en mensenrechtenactiviste Atena Farghadani werd in Iran veroordeeld tot 12 jaar en 9 maanden gevangenis.

Op 1 juni veroordeelde een revolutionaire rechtbank Atena Farghadani tot 12 jaar en 9 maanden gevangenisstraf in verband met een cartoon die ze in augustus 2014 heeft gepubliceerd op haar Facebook-pagina en waarop Iraanse parlementariërs worden voorgesteld als dieren. Farghadani werd o.a. beschuldigd van “vergaderen en samenzweren tegen de staat”, “staatsvijandige propaganda” en het beledigen van staatsafgevaardigden.

Talloze mensen werden gearresteerd wegens hun connecties met verboden oppositiepartijen, vakbonden en studentengroeperingen. Justitie ondernam actie tegen onafhankelijke en niet-geregistreerde vakbonden en de veiligheids- en inlichtingendiensten deden voortdurend invallen bij vakbondsleden en -leiders.

Politieke gevangenen en mensenrechtenactivisten

Tientallen activisten en verdedigers van de mensenrechten, zoals de advocaten Mohammad Seifzadeh en Abdolfattah Soltani, bleven wegens hun vreedzame activiteiten of het uitoefenen van hun beroep gedetineerd. Rechters hebben geprobeerd om de onafhankelijkheid van de Iraanse Orde van Advocaten te ondermijnen, en beperkten het recht van verdachten op toegang tot een advocaat naar eigen keuze tijdens de onderzoeksfase van zaken waarbij ze worden beschuldigd van misdaden tegen de nationale veiligheid.

Op 5 mei werd Narges Mohammadi, lid van het verboden Center for Human Rights Defenders, gearresteerd door overheidsinstanties omdat ze haar vreedzame protesten tegen de staat had voortgezet. In 2010 had een revolutionaire rechtbank Mohammadi veroordeeld tot zes jaar gevangenis wegens haar inzet voor de mensenrechten, maar de autoriteiten hadden haar wegens een ernstige ziekte, waaraan ze nog steeds lijdt, vrijgelaten.

Op 10 mei informeerde een revolutionaire rechtbank Atena Daemi, een activiste voor kinder- en burgerrechten, dat ze was veroordeeld tot 14 jaar gevangenis – wegens “vergaderen, samenzwering en propaganda tegen de staat” en “belediging van de Opperste Leider en religieuze heilige instellingen” op grond van haar vreedzame activiteiten.

Vrouwenrechten

In 2015 hebben de autoriteiten geprobeerd om discriminerende wetten in te voeren waardoor vrouwen beknot worden te werken in bepaalde sectoren en waardoor, als onderdeel van maatregelen van de overheid om de Iraanse bevolkingsgroei te stimuleren, de toegang tot middelen voor gezinsplanning wordt beperkt.

Iraanse vrouwen lijden op veel gebieden onder discriminatie, onder meer in hun privéleven, zoals huwelijk, echtscheiding, erfenis en de voogdij over hun kinderen. De overheid verbiedt meisjes en vrouwen bepaalde sportevenementen bij te wonen. zoals voetbal- en volleybal wedstrijden door mannen.

Een vrouw kan, ongeacht haar leeftijd, niet trouwen zonder toestemming van haar mannelijke voogd en ze kan haar Iraanse nationaliteit niet doorgeven aan haar in het buitenland geboren echtgenoot of haar kinderen. Huwelijken op jonge leeftijd blijven bestaan omdat de wet huwelijken toestaat voor meisjes op de leeftijd van 13 en jongens van 15 jaar en, indien een rechter het goedkeurt, op nog jongere leeftijd.

Behandeling van minderheden

De regering ontzegt de bahá’ís, de grootste niet-islamitische religieuze minderheid in Iran, vrijheid van godsdienst en discrimineert hen. Ten minste 74 Baha’is zaten op 20 november 2015 in de Iraanse gevangenissen. Veiligheids- en inlichtingendiensten gaan door met het vervolgen van personen die van de islam tot het christendom zijn bekeerd, protestantse en evangelische kerken waar Perzisch wordt gesproken en leden van de huiskerkbeweging. Sommige werden beschuldigd van “handelen tegen de nationale veiligheid” en “propaganda tegen de staat.”

De overheid beperkte politieke participatie en werkgelegenheid in de openbare diensten voor niet-sjiitische moslims, zoals de soennieten, die samen ongeveer 10 procent van de bevolking vormen. Ze verhinderen het soennieten ook om in Teheran hun eigen moskeeën te bouwen en hun eigen vrijdaggebed te houden.

De overheid beperkte de culturele en politieke activiteiten van minderheden als de Azeri’s, Koerden, Arabieren en Beloetsji’s. In april deden politie en inlichtingendiensten in de provincie Khuzestan invallen bij talloze Ahwazi Arabieren waarbij arrestaties verricht werden, waaronder een aantal kinderen.