Het Iraanse regiem gaat maar door met het uitvoeren van terechtstellingen op beschuldiging van “moharebeh” (vijandschap tegen God) volgens het laatste jaarlijkse rapport over vrijheid van religie van het ministerie van Buitenlandse Zaken van de V.S.
Christenen, met name evangelisten en bekeerlingen, staan voortdurend bloot aan onevenredige vormen van aanhouding en zware vormen van intimidatie en bewaking volgens het internationale rapport over vrijheid van godsdienst in 2015, uitgegeven op 10 augustus 2016, door het ministerie van Buitenlandse Zaken van de V.S. (Bureau voor democratie, mensenrechten en werk).
Het rapport wijst op het strafrecht van het “Mullah” regiem dat het doodvonnis oplegt voor het bekeren, of pogingen daartoe, van niet-Moslims t.a.v. Moslims, maar ook voor moharebeh (vijandschap tegen God) en sabb al-nabi (het beledigen van profeten).
Binnen de grenzen van de wet, volgens de grondwet, worden de volgers van Zoroaster, Joden en Christenen erkend als enige religieuze minderheden die het wordt toegestaan hun godsdienst uit te oefenen en religieuze gemeenschappen te stichten, maar bekeren (missie, zending) is verboden. De overheid heeft tenminste 20 personen laten terechtstellen op beschuldiging van moharebeh, onder hen een aantal soenitische koerden. Een aantal andere gevangenen, waaronder verschillende soenitische voorgangers, blijven in hechtenis in afwachting van de beslissing van de overheid over hun executie.
Sjiitische religieuze leiders die de overheidspolitiek niet steunen worden, zo wordt gerapporteerd, voortdurend blootgesteld aan intimidatie en arrestatie. De overheid zet Bahai- en Christengemeenschappen voortdurend onder druk om alcohol drinken en missie te verbieden. Leden van veiligheidsorganisaties vallen voortdurend soenitische gebedslocaties binnen. Door de overheid gesteunde publieke veroordelingen van het geloof van de Bahai nemen toe. Antisemitische uitingen blijven verschijnen in officiële documenten. Er zijn rapporten over het opleggen van beperkingen aan ondernemingen van de Bahai, zelfs van sluiting van hun onderneming.
Sinds 1999 is Iran aangemerkt als “Land met bijzondere bezorgdheid” (CPC) onder de vlag van het Internationale verdrag over de Vrijheid van Godsdienst van 1998, omdat Iran heeft bijgedragen aan, of toegestaan, dat ernstige schendingen van godsdienstvrijheid hebben plaatsgevonden. Op 29 februari 2016 heeft de minister van BZ van de V.S. Iran weer aangewezen als CPC en de volgende sanctie uitgevaardigd: de bestaande reisbeperkingen blijven van kracht, gebaseerd op ernstige schending van mensenrechten onder artikel 221 van het verdrag over de Iraanse vermindering van de dreiging en het Syrische mensenrechtenverdrag van 2012, overeenkomstig artikel 402 van het verdrag.
Aan het rapport werd toegevoegd: Het ministerie voor Cultuur en Islamitische Voorlichting en het ministerie van Inlichtingen en Veiligheid houden religieuze activiteiten in de gaten, kerken worden ook gecontroleerd door de Islamitische Revolutionaire Garde ((IRGC). Alle kerkgangers moeten zich bij de autoriteiten laten registreren. Bij registratie worden bepaalde rechten overgedragen, zoals het gebruik van alcohol voor religieuze doeleinden. In het geval van verzuim van registratie en het deelnemen van niet geregistreerde kerkgangers aan een dienst, kan de kerk worden gesloten en de kerkleiders worden aangehouden door de autoriteiten. De wet verplicht ook de Bahais om zich bij de politie te laten registreren.
Volgens de wet geldt ook: Een vrouw krijgt voor getuigenis voor een rechtbank (bloedgeld) de helft van het bedrag dat uitgegeven wordt voor een man, behalve bij verkeersongelukken; vrouwen kunnen geen voogdij over hun kinderen krijgen. De leeftijd voor criminele aansprakelijkheid is voor een meisje 9 jaar, die voor een jongen 14 jaar.
Volgens de wet mogen niet-Moslims geen functies bekleden bij de rechterlijke macht, de veiligheidsdiensten (met uitzondering van het gewone leger), of bij de openbaar onderwijs.
Volgens “Amnesty International” en andere internationale mensenrechten organisaties heeft de (Iraanse) overheid dissidenten, politieke hervormers en vredelievende betogers veroordeeld en terechtgesteld op grond van moharebeh en anti-islamitische propaganda.
Discriminatie van religieuze minderheden, zowel moslim als niet-moslim wordt voortdurend vermeld.
De Verenigde Staten ondersteunde een uitbreiding van het mandaat van de rapporteur over de mensenrechten in Iran bij een stemming in de Raad voor Mensenrechten van de VN. De V.S. stemde in november en december in de “Algemene Vergadering” ook voor het tot uitdrukking brengen van de zorg over de manier waarop in Iran met mensenrechten wordt omgegaan en de voortdurende vervolging van religieuze minderheden. In oktober heeft de V.S. aanbevelingen gedaan over godsdienstvrijheid binnen het kader Mensenrechten Raad van de VN, bij het algemene, periodieke overzicht van de mensenrechten situatie in Iran.