20 november 2016 – Mensenrechtenactivisten zijn verheugd over de resolutie en hebben een beroep gedaan op de westerse regeringen om elke uitbreiding van de betrekkingen met Iran afhankelijk te maken van een verbetering van de mensenrechten en het stoppen met executies.
Op 15 november heeft de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de VN, die zich bezighoudt met mensenrechtenkwesties, een resolutie aangenomen waarin het regime in Teheran veroordeeld wordt vanwege de voortdurende ernstige schendingen van de mensenrechten. De resolutie werd door Canada ingediend. Onder de 41ondersteunende landen zijn ook Duitsland en Oostenrijk. De resolutie zal in december definitief worden aangenomen in de Algemene Vergadering van de VN.
De Canadese regering is verheugd over de goedkeuring van de resolutie. De Canadese minister van Buitenlandse Zaken, Stéphane Dion, verklaarde dat de resolutie aantoont dat Canada en de internationale gemeenschap nog steeds diep bezorgd zijn over de minachting voor de mensenrechten in Iran, en deed een beroep op de Iraanse regering om hun verplichtingen inzake mensenrechten na te komen.
Tot de aanhoudende en wijdverbreide mensenrechtenschendingen in Iran behoren o.a. het grote aantal terechtstellingen, de executie van minderjarigen, alsmede het schenden van de rechten van vrouwen en minderheden.
In de VN-resolutie wordt de frequentie van het opleggen en uitvoeren van de doodstraf in Iran “alarmerend” genoemd. Zorgwekkend is ook het feit dat mensen geëxecuteerd worden op grond van gedwongen bekentenissen en dat onder de slachtoffers minderjarigen zijn en personen die ten tijde van hun vermeende misdrijf jonger dan 18 jaar waren.
De VN sommeert het regime in Teheran om door relevante wetgeving en in de praktijk ervoor te zorgen dat foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende vormen van bestraffingen worden opgeschort. Verder wordt geëist dat men stopt met de in de Iraanse gevangenissen wijdverbreide praktijk om zieke gevangenen de noodzakelijke medische behandeling te weigeren, waardoor hun leven in gevaar gebracht wordt.
Het Iraanse regime dient ook de wijdverbreide strenge beperkingen op het recht op vrije meningsuiting en vergadering af te schaffen en de intimidatie en vervolging van politieke tegenstanders, mensenrechtenactivisten, vrouwenrechtenactivisten en activisten voor de rechten van minderheden te beëindigen. De VN eist dat gevangenen, die in Iran willekeurig gearresteerd zijn wegens het rechtmatig uitoefenen van hun rechten, worden vrijgelaten.
De resolutie dringt er met klem op aan alle vormen van discriminatie en andere schendingen van de rechten van vrouwen en meisjes uit te bannen. Er wordt tevens diepe bezorgdheid geuit over “geweld tegen personen van religieuze minderheden” en dringend gevraagd om afschaffing van “alle vormen van discriminatie van personen die tot etnische, taalkundige of andere minderheden behoren.”
Mensenrechtenactivisten zijn verheugd over de resolutie en hebben een beroep gedaan op de westerse regeringen om de mensenrechten in Iran niet langer te negeren en elke uitbreiding van de betrekkingen met Iran afhankelijk te maken van een verbetering van de mensenrechten en het stoppen met de executies.