15 januari 2017-Christelijke hulporganisatie Open Doors: “In Iran is de druk op christenen extreem hoog en zelfs nog iets toegenomen gedurende de verslagperiode voor de World Watch List 2017. De vervolging in Iran wordt over het algemeen veroorzaakt door de streng islamitische regering, die zich erop heeft toegelegd alle (dus ook de christelijke) invloeden die een bedreiging kunnen vormen voor hun machtspositie uit te roeien of te terug te dringen.”

De interkerkelijke christelijke hulporganisatie Open Doors heeft 11 januari de World Watch List 2017 gepubliceerd. Hierop staan de 50 landen waar christenen het meest vanwege hun geloof vervolgd en gediscrimineerd worden gerangschikt. Voor de index werden de leefomstandigheden van christenen beoordeeld in samenwerking met mensenrechtenexperts, wetenschappers en belanghebbenden. Iran staat in de index 2017 op de achtste plaats. Het regime in Teheran blijft dus behoren tot de 10 ergste christenvervolgers in de wereld. In 2016 stond Iran op de negende plaats. Dit jaar weerspiegelt de lijst de toegenomen druk op christenen in Iran, wat bijvoorbeeld te zien is aan een toename van het aantal aanhoudingen.

In het verslag van Open Doors staat over de situatie in Iran o.a.:

“In het algemeen is de druk op christenen extreem hoog en zelfs nog iets toegenomen gedurende de verslagperiode voor de World Watch List 2017. De vervolgingsdruk ligt in alle geledingen van het leven op een extreem niveau, het meest in het kerkelijk leven en van overheidswege. In combinatie met een zeer hoge geweld score is dit typisch voor een situatie waarin de vervolging voornamelijk uitgaat van de overheid en waarbij dictatoriale paranoia (in dit geval vermengd met islamitische onderdrukking) de belangrijkste drijvende kracht achter de vervolging is.

Vervolging door islamitische onderdrukking gebeurt vooral in het “privé- en gezinsleven”. Dit betreft vooral ex-moslims en christenen van protestantse vrije kerken, die zich bekommeren om voormalige moslims.

Alle categorieën christenen worden in het “sociale leven” getroffen door vervolging, ook leden van traditionele kerken.

De mate van geweld is zeer hoog en is in vergelijking met de overeenkomstige periode van de World Watch List 2016 zelfs toegenomen. Zo werden er ongeveer 193 christenen gearresteerd.

De vervolging in Iran wordt over het algemeen veroorzaakt door de streng islamitische regering, die zich erop heeft toegelegd alle (dus ook de christelijke) invloeden die een bedreiging kunnen vormen voor hun machtspositie uit te roeien of te terug te dringen.”

“Ex-moslims die zich tot Jezus Christus hebben bekeerd worden vooral getroffen. Christenen uit protestantse vrije kerken die het evangelie brengen aan moslims zijn na hen de grootste groep die vervolgd wordt. Gemeenschappen van buitenlandse christenen of arbeidsmigranten uit Azië en het Westen ondervinden de voorgeschreven sluiting van hun kerken. Armeense en Assyrische christenen, die tot de traditionele kerk behoren, worden weliswaar wettelijk beschermd, maar worden behandeld als tweederangs burgers.”

“In de ogen van de huidige leiders van Iran is het verspreiden van de sjiitische islam in het Midden-Oosten een middel om de revolutie te verspreiden. Het christelijk geloof wordt beschouwd als een verwerpelijke westerse invloed, een directe bedreiging voor de islamitische identiteit van de Republiek. Niet alleen de rechten van christenen worden geschonden, maar ook die van andere religieuze minderheden, zoals joden, bahá’í, aanhangers van het zoroastrisme, soefi’s en soennieten.”

“Het leven van overheidswege: Een moslim die de islam verlaat, kan geconfronteerd worden met de doodstraf. De overheid heeft bijzondere aandacht voor degenen die zich om bekeerlingen bekommeren. Ook gevestigde kerken zijn in dit geval niet veilig voor pesterijen: hun leden worden ondervraagd, gearresteerd, opgesloten en geslagen. Veel (zo niet alle) openbare kerkdiensten worden gecontroleerd door de geheime dienst. Het haatzaaien tegen Iraanse christenen, met name protestanten, werd tijdens de verslagperiode multimediaal door de regering verspreid en de anti-christelijke retoriek van de imams is toegenomen.”

“Het kerkelijk leven: De regering heeft zich nog meer ingespannen om Farsi-sprekende christenen uit het land te verdrijven. In de afgelopen vijf jaar zijn veel kerkelijke gemeenten gesloten en onteigend of gedwongen om kerkdiensten in het Farsi te schrappen. Ook werden er vaak kerkleiders gearresteerd. Kerken mogen geen nieuwe leden van islamitische herkomst opnemen, waardoor de gemeenten vergrijzen. De strenge bewaking van de huiskerken veroorzaakt bij de bezoekers steeds meer angst. Elke vorm van evangelisatie, bijbels onderwijs en publicatie of invoer van bijbels in Farsi is illegaal.”

“Het optreden van geweld: tot het einde van de verslagperiode zijn ten minste 193 christenen wegens hun geloof gearresteerd of gevangen gezet. Dit is een stijging ten opzichte van vorig jaar. Er lijkt verband te bestaan tussen gemeenten die ondergronds gaan en het aantal arrestaties. De ondervragingsmethoden in de gevangenis zijn bruut en het kan zelfs komen tot aanranding; in veel gevallen werden de christenen lichamelijk en geestelijk mishandeld. In veel gevallen werd noodzakelijke medische zorg geweigerd aan opgesloten christenen, om hen daardoor nog harder te straffen en te vernederen of tot een ​​bekentenis te dwingen. Gedetineerde christenen worden vaak pas na betaling van een hoge borgsom vrijgelaten. Veel huizen en bedrijven van christenen zijn door de overheid onteigend als onderpand voor een borgsom of wegens het niet te verschijnen bij hun proces.”