12 maart 2017-Speciale VN-Rapporteur Asma Jahangir: “In Iran kan geen significante verbetering in de situatie van de mensenrechten worden waargenomen. Naast het grote aantal terechtstellingen, is het aanhoudende gebruik van foltering en andere wrede, onmenselijke of vernederende straffen zorgwekkend.
op 6 maart heeft de speciale VN-rapporteur over de situatie van de mensenrechten in Iran, Asma Jahangir (foto), haar rapport over de ontwikkelingen sinds oktober 2016 uitgegeven. Het rapport documenteert de aanhoudende ernstige mensenrechtenschendingen in Iran.
De Pakistaanse advocate Asma Jahangir werd in september 2016 door de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties benoemd tot speciale rapporteur over de situatie van de mensenrechten in Iran. Asma Jahangir ontving wegens haar betrokkenheid bij de mensenrechten verschillende belangrijke internationale mensenrechtenprijzen. Van 1998 tot 2004 was zij speciale VN-rapporteur over executies en 2004 tot 2010 voor vrijheid van godsdienst of overtuiging.
In het recente rapport betreurt de speciale VN-rapporteur het, dat bij onderzoek van de informatie die zij heeft ontvangen er geen significante verbetering is te vinden in de situatie van de mensenrechten in Iran. Ze merkte op dat de mensenrechtensituatie onder het regime in Teheran op vele gebieden een punt van grote zorg blijft.
De VN-expert veroordeelt naast het grote aantal terechtstellingen o.a. het aanhoudende gebruik van foltering en andere wrede, onmenselijke of vernederende straffen. In het rapport staat:
“De wetgeving van de Islamitische Republiek Iran staat nog steeds straffen toe als geseling, blind maken, amputatie en steniging van personen die zijn veroordeeld voor bepaalde strafbare feiten, hetgeen een schending vormt van het onvoorwaardelijke verbod op foltering en andere vormen van mishandeling. De speciale rapporteur herinnert eraan dat het recht om gespaard te blijven van foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, onder geen beding mag worden beperkt, en sommeert de regering om elke wetgeving die dergelijke straffen mogelijk maakt af te schaffen.”
Sinds haar aanstelling, aldus de speciale rapporteur, zijn talrijke berichten over het gebruik van foltering en andere wrede, onmenselijke of vernederende straffen in Iran ontvangen. Hierbij hoort het aanhoudend toepassen van amputaties, het blind maken, en geseling als straf, het gebruik van fysieke of psychische foltering (meestal tijdens het voorarrest) om bekentenissen af te dwingen, het gebruik van langdurige eenzame opsluiting en het ontzeggen van passende en noodzakelijke medische zorg voor gevangenen. Mensenrechtenorganisaties hebben in 2016 ten minste twee amputaties, een verblinding en diverse geselingen gedocumenteerd. In december werden in de gevangenis de noordwest Iraanse stad Orumieh vingeramputaties uitgevoerd bij twee van diefstal beschuldigde gevangenen. Naar verluidt werden zeventig gevangenen gedwongen om naar de bestraffing te kijken.
In het rapport wordt melding gemaakt van de zaak van de beroemde Koerdische regisseur Keywan Karimi. Hij werd tot zes jaar gevangenis veroordeeld wegens zogenaamd “beledigen van heilige islamitische instellingen”, en tot 223 zweepslagen, omdat hij een vriendin wier hoofd en hals is niet bedekt waren, “de hand had geschud ” en met haar “onder één dak” had verbleven.
De speciale rapporteur verklaarde dat zij meldingen had ontvangen van een aantal gedocumenteerde gevallen van mensen die aan foltering en mishandeling werden onderworpen om hen tot bekentenissen te dwingen. Er waren ook tal van berichten over gevangenen die familiebezoek en/of medische zorg geweigerd werd.
In een rapport van juli 2016 hebben mensenrechtenorganisaties 18 gevallen gedocumenteerd waarbij gevangenen in Iran medische zorg geweigerd werd. Het doel van deze praktijk is om politieke gevangenen te intimideren en te bestraffen.
De VN-expert wijst op het geval van de tot 15 jaar gevangenisstraf veroordeelde politieke gevangene Maryam Akbari Monfared, die medische zorg werd geweigerd omdat ze een brief had gepubliceerd waarin ze gerechtigheid eiste voor haar broers en zussen die in 1988 geëxecuteerd zijn.
Er wordt ook gewezen op de zaak van Nazanin Zaghari-Ratcliffe, een Brits staatsburger van Iraanse afkomst, die sinds april 2016 in Iran gevangen zit. Deze aanhouding van een medewerkster van een Britse charitatieve stichting is door de VN-werkgroep inzake willekeurige detentie geclassificeerd als willekeurig en dus onrechtmatig. In december 2016 werd Nazanin Zaghari-Ratcliffe naar verluidt door de Iraanse justitie geplaatst voor de keuze: of haar tweejarige dochter blijft bij haar in de gevangenis, of ze moet afzien van al haar rechten op het kind.