24 maart 2017-Mensenrechtenorganisaties, VN-deskundigen en Iraanse ballingen roepen de internationale gemeenschap op om zich met nadruk in te zetten voor de naleving van de mensenrechten in Iran. Verdere betrekkingen met Iran moeten afhankelijk zijn van een duidelijke vooruitgang inzake de mensenrechten en het beëindigen van de executies.
In het hoofdkantoor van de VN in Genève hebben mensenrechtenorganisaties, VN- deskundigen en Iraanse ballingen tijdens de zitting van de Mensenrechtenraad van de VN in maart de aandacht gevestigd op de toenemende ernstige schendingen van de mensenrechten in Iran. Zij riepen de internationale op om zich met nadruk in te zetten voor de naleving van de mensenrechten en het beëindigen van de executies in Iran. Het regime in Teheran, dat de mensenrechten niet respecteert, kan geen betrouwbare partner te zijn. Verdere betrekkingen met Iran moeten afhankelijk zijn van een duidelijke vooruitgang inzake de mensenrechten en het beëindigen van de executies.
In verschillende bijeenkomsten en conferenties werd in Genève geïnformeerd over het feit dat de mensenrechtensituatie in Iran verschrikkelijk is en steeds erger wordt. De vervolging van tegenstanders van het regime, mensenrechtenverdedigers en vrouwenrechtenactivisten neemt toe. Willekeurige detentie, oneerlijke processen, marteling en verkrachting in de Iraanse gevangenissen, evenals wrede straffen zoals amputaties en verblinding zijn in Iran nog steeds aan de orde van de dag.
Bij de deelnemers aan de manifestatie waren:
• Prof. Alfred de Zayas, speciale VN-rapporteur inzake de bevordering van een democratische en rechtvaardige internationale orde
• Alejo Vidal-Quadras, voormalig vicevoorzitter EU-Parlement en Iran-expert
• Tahar Boumedra, voormalig gevolmachtigde voor de mensenrechten van de VN-bijstandsmissie in Irak (UNAMI)
• Elisabetta Zamparutti, bestuurslid van de Italiaanse mensenrechtenorganisatie Hands Off Cane, die de afschaffing van de doodstraf wereldwijd bepleit
De mensenrechtenverdedigers vertelden in Genève dat het regime in Teheran wereldwijd recordhouder blijft van het aantal executies. In verhouding tot het bevolkingsaantal is er geen land met meer executies dan Iran. Duizenden gevangenen in Iran lopen het risico op executie, waaronder politieke gevangenen en minderheden. Sinds begin 2017 zijn er in Iran minstens 150 gevangenen geëxecuteerd.
In Iran worden ook mensen geëxecuteerd, die ten tijde van hun vermeende misdaad minderjarig waren. Volgens de islamitische wetten van het regime in Teheran mogen zelfs negenjarige meisjes en 15-jarige jongens ter dood veroordeeld worden. Dat is een duidelijke schending van het internationaal recht, dat executie verbiedt van personen die ten tijde van het misdrijf minderjarig waren.
In Genève hebben voormalige politieke gevangenen ook verteld over de schendingen van de mensenrechten in de gevangenissen van Iran. Onder hen was de 32-jarige Iraanse balling Farzad Madadzadeh (foto). Hij was ongeveer vijf jaar in Iran politieke gevangene en vond toen zijn toevlucht in Europa. Farzad Madadzadeh heeft alle wreedheden in de Iraanse martel-gevangenissen aan den lijve ondervonden. Maandenlang zat hij in eenzame opsluiting en werd gruwelijk gemarteld. Hij vertelde dat in de gevangenissen van het Iraanse regime marteling met elektrische schokken, verkrachting en het toedienen van drugs om bekentenissen af te dwingen aan de orde van de dag waren.
Mensenrechtendeskundigen deden in Genève een oproep om een eind te maken aan de straffeloosheid van de functionarissen van het regime in Teheran inzake de schendingen van de mensenrechten en de massa-executies. Zij herinnerden eraan dat het gevangenisbloedbad van 1988 is nog steeds niet is opgelost en ongestraft blijft.
In de late zomer en het najaar van 1988 werden in de gevangenissen van Iran dagelijks massa-executies van politieke gevangenen uitgevoerd. Volgens schattingen stierven bij deze door de staat georganiseerde massamoord zo’n 30.000 mensen. Het gevangenisbloedbad van 1988 is één van de dieptepunten in de wrede vervolging van dissidenten en andersdenkenden door het regime in Teheran.
De massa-executies van 1988 behoren tot de meest ernstige mensenrechtenmisdaden van het regime in Iran. De executies waren in de geschiedenis van Iran een ongekende daad van staatsgeweld. Onder de slachtoffers waren duizenden gevangenen die al jaren onder onmenselijke omstandigheden in de gevangenis hun straf hadden uitgezeten. Tal van voormalige politieke gevangenen werden tijdens deze periode opnieuw in hechtenis genomen en “verdwenen” vervolgens spoorloos. Onder de slachtoffers waren veel vrouwen en mannen die wegens het verspreiden van folders, deelname aan demonstraties of financiële steun aan families van politieke gevangenen werden vastgehouden.
Een recent ontdekte bandopname uit 1988 en andere documenten bevatten bewijzen dat veel hooggeplaatste vertegenwoordigers van het huidige regime in Iran, van de overheid tot aan de rechterlijke macht en de inlichtingendienst, direct betrokken waren bij het bloedbad.
In Genève deden mensenrechtenactivisten en Iraanse ballingen een beroep op de Verenigde Naties om het bloedbad van 1988 officieel te erkennen als een misdaad tegen de menselijkheid, zodat de daders en degenen die verantwoordelijk waren in het kader van het internationaal recht strafrechtelijk ter verantwoording kunnen worden geroepen. Dergelijke misdaden tegen de menselijkheid mogen niet onbestraft blijven, ongeacht wanneer zij gepleegd zijn.