Acht Iraanse milieuactivisten en -activistes, die gevangen zitten in de Evin gevangenis in Teheran, hangt, na een grof oneerlijke gerechtelijke procedure, de dreiging van de doodstraf of een te lange gevangenisstraf boven het hoofd. Amnesty International eist hun directe vrijlating omdat zij louter wegens hun vreedzame milieubeschermingswerk in gevangenschap verkeren.

Amnesty International attendeert middels een urgente actie erop dat acht Iraanse milieuactivisten en -activistes (foto) na een grof oneerlijke gerechtelijke procedure nu bedreigd worden met of een te lange gevangenisstraf dan wel zelfs de doodstraf. Hen werd zonder overlegging van bewijzen verweten dat zij onder de dekmantel van milieuprojecten informatie over militaire zaken verzameld zouden hebben. De aangeklaagden – die zich inzetten voor de bedreigde dierenwereld in Iran – geven aan dat zij gemarteld en op andere wijze slecht behandeld werden.

Amnesty International eist dat alle acht gevangengenomen milieuactivisten onverwijld en onvoorwaardelijk vrijgelaten worden, omdat zij geweldloze politieke gevangenen zijn die alleen wegens vreedzame uitoefening van hun recht op vrijheid van meningsuiting en van vereniging en vergadering opgepakt werden. Ook hun werk voor het behoud van bedreigde diersoorten in Iran is met deze rechten beschermd.

Daarnaast moet zeker gesteld worden dat de gevangenen tot aan hun vrijlating beschermd worden tegen marteling en andere vormen van slechte behandeling en dat zij regelmatig contact kunnen hebben met hun familie en met  advocaten van hun eigen keuze.

In de oproep tot dringende actie staat onder andere:

De acht milieuactivisten werden tijdens hun arrestatie einde januari 2018 in de Evin gevangenis in Teheran vastgehouden. Na een uiterst oneerlijke procedure wachten ze nu op hun vonnis. Niloufar Bayani, Houman Jowkar, Morad Tahbaz en Taher Ghadirian werd “Verdorvenheid op aarde”(efsad f’il arz) verweten. Daardoor hangt hen nu de doodstraf boven het hoofd. Amirhossein Khaleghi, Sepideh Kashani en Abdolreza Kouhpayeh werden van spionage beschuldigd; bij een veroordeling wacht hen een gevangenisstraf tot tien jaar. Tot de verwijten tegen Sam Rajabi hoort “samenwerking met vijandige regeringen tegen de Islamitische Republiek”; een aanklacht waar een gevangenisstraf tot elf jaar voor staat. De milieuactivisten werd, zonder overleg van bewijzen, verweten dat zij, onder de dekmantel van milieu, en onderzoeksprojecten, informatie over militaire zaken verzameld zouden hebben. Deze aanklachten tegen de wetenschappers, die samenwerken met de dierenbeschermingsorganisatie Persian Wildlife Heritage Foundation, komen door hun onderzoeksactiviteiten met betrekking tot bedreigde diersoorten in Iran, waaronder de Aziatische cheeta en het Perzische luipaard.

Na hun arrestatie werden de wetenschappers in afdeling 2-A van de Evin gevangenis in eenzame opsluiting gezet. Ze hadden geen toegang tot hun advocaat en bezoek van hun verwanten werd sterk ingeperkt. Volgens betrouwbare bronnen vertoonden enkelen van de gevangenen tijdens die bezoeken sporen van marteling: ze hadden gebroken tanden en donkere bloeduitstortingen op hun lichaam. De oneerlijke procedures voor de 15e Kamer van de Revolutionaire Rechtbank in Teheran berust vrijwel uitsluitend op “bekentenissen” die onder marteling afgedwongen en later herroepen werden. Niloufar Bayani zei voor de Rechtbank dat zij haar “bekentenis” pas had gegeven nadat zij door fysieke en psychische marteling “gebroken” was, en dat ze die “bekentenis” later weer ingetrokken had. Zij berichtte dat de ambtenaressen tijdens de verhoren gedreigd hadden haar te slaan, haar hallucinatoire drugs zouden toedienen, haar vingernagels zouden uittrekken en haar ouders zouden arresteren. Daarnaast had men haar een papier voorgelegd en beweerd dat dit haar doodvonnis zou zijn. Nadat Niloufar Bayani tijdens een gerechtszitting herhaald daartegenin was gegaan, dat haar afgedwongen “bekentenis” tegen haar zelf of haar collegae gebruikt zou worden, werd zij door de voorzittende Rechter van de zaal verwijderd omdat ze de procedure verstoorde. Ze mocht de Rechtszaal ook de volgende, laatste drie behandelingsdagen niet meer in. Alle acht milieuactivisten werd tijdens de gezamenlijke hechtenistijd en de behandeling van de zaak de toegang tot rechtsbijstandsadvocaten van hun keuze geweigerd.