25 augustus 2020 – Overlevenden, getuigen en experts vernieuwen de oproep tot onderzoek naar het bloedbad van 1988 in Iran
De Beweging “Campagne voor Gerechtigheid” roept online de VN op om onderzoek te doen naar het bloedbad van 1988 in Iran
Advocacy Movement Campaign organiseerde een virtuele conferentie over wat wel de “ergste misdaad van de Islamitische Republiek” en de meest flagrante misdaad tegen de menselijkheid in de decennia na de Holocaust wordt genoemd. Het evenement benadrukte dat er ondanks deze reputatie in de 32 jaar sinds het gebeurde weinig aandacht is besteed aan de systematische massamoord op politieke gevangenen door het Iraanse regime.

Ter herdenking van de massamoord in de zomer van 1988 werd in het 32e jaar daarna een videoconferentie gehouden met als titel “Oproep aan de Verenigde Naties voor gerechtigheid”.
In de conferentie werd de kwestie van de genocide door het religieuze dictatoriale regime van Iran aan de orde gesteld en de noodzaak van berechting van de misdadigers benadrukt.

De internationale campagne, die door de families van de slachtoffers van de massamoord in de zomer van 1988 en een aantal internationale wetgevers en juristen werd bijgewoond, benadrukte dat betreffende documenten en bewijsmaterialen zijn ingediend bij de Verenigde Naties en de Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens van de VN. En de dag waarop we zullen zien dat rechtvaardigheid zal zegevieren zal zeker komen.
De campagne zet de onthullingen van alle details over de massamoord op de agenda en eist berechting van de opdrachtgevers en daders van deze grote misdaad tegen de mensheid.
Op de 32e verjaardag van het bloedbad in 1988 is het tijd voor de internationale gemeenschap om een einde te maken aan haar lange stilzwijgen over deze misdaad en het regime van de moellahs ter verantwoording te roepen. Het Iraanse regime aansprakelijk stellen voor zijn misdaad tegen de menselijkheid en het bloedbad van 1988 is de enig mogelijke oplossing tegen de misdaden van het regime in deze dagen.

De VN houdt in september haar 75e Algemene Vergadering. De mensenrechtensituatie in Iran staat op de agenda van de Vergadering. Op de 32e verjaardag van het bloedbad in 1988 is het de hoogste tijd dat de hoogste internationale organisatie besluit de daders ter verantwoording te roepen.

Sir Geoffrey Robertson – een befaamde rechter van het Hof van de VN “Is er enig hoop op berechting? Naar mijn mening is de wereld op zijn kop gezet door de Covid 19-pandemie. Als we uit deze pandemie komen, denk ik dat er een sterker besef zal zijn van de noodzaak om mensenrechten te erkennen. Net zoals de mensen de standbeelden van de slavenhandelaren hebben afgebroken, zo ook de standbeelden van de moellahs.”

Professor Erik David, onderzoeker en specialist in Internationaal recht.
“Dit kan worden gedefinieerd als ‘genocide’. Omdat deze mensen uiteindelijk werden afgeslacht op beschuldiging van afvalligheid, dat wil zeggen om religieuze redenen.”

 

Struan Stevenson, was 15 jaar lid van het Europees Parlement. Gedurende die tijd was hij voorzitter van de interfractiewerkgroep Vrienden van een Vrij Iran, die het centrum werd van pro-democratische campagnes in Europa ter ondersteuning van de mensenrechten in Iran.
“De massamoord van politieke gevangenen in 1988 is een voorbeeld van misdaden tegen de menselijkheid en genocide. Volgens internationale verdragen zijn noch misdaden tegen de menselijkheid, noch genocide onderhevig aan verjaring.”

Jean Ziegler, voormalig vicevoorzitter van het Adviescomité van de VN-Mensenrechtenraad
De Verenigde naties zullen binnenkort een resolutie over Iran opstellen en goedkeuren. De kwestie van de massamoord van 1988 moet zeker opgenomen worden in deze resolutie en er moet een onderzoekcommissie benoemd worden, net zoals voor de massamoorden in Rwanda of in Srebrenica. De derde grote massamoord in de vorige eeuw was de genocide op jonge Iraanse mannen en vrouwen in de gevangenissen van Khomeini in 1988. Er is een onderzoekscommissie nodig om deze genocide te onderzoeken. Vrijwaring van straf en immuniteit tegen bestraffing zijn niet acceptabel. Het verdriet van de families van de martelaren is diep. Er komt geen einde aan de rouw als geen onderzoekcommissie komt en/of geen helderheid over dit dossier wordt verschaft.

 

Barones Verma, lid van het Britse parlement, voormalig minister van Internationale Ontwikkeling
Alle landen moeten een resolutie steunen die onafhankelijke internationale onderzoeken van massamoord van 1988 garandeert en tot een heldere verantwoording in het Internationaal Hof leidt, zodat het Hof de misdadigers van deze genocide berecht. Deze kwestie moet een paragraaf in de goedgekeurde resolutie van de Algemene Vergadering van vorig jaar vervangen waarin de Iraanse Gerechtelijke Macht gevraagd werd om zelf een onderzoek te verrichten. Jammer genoeg heeft deze paragraaf geen waarde want de resolutie kan van de daders geen eerlijk onderzoek verwachten.

Groot Brittannië ging vorig jaar stellig door met de veroordeling van de mensenrechtenschending in Iran. Dit is hartverwarmend en een aanmoediging voor een onafhankelijk onderzoek. Ik weet dat een dergelijke stap sterke tweeledige steun geniet in zowel het Lagerhuis en het Hogerhuis in het Verenigd Koninkrijk als in het Canadese parlement. Het Canadese parlement noemde de massamoord van 1988 een misdaad tegen de menselijkheid.
Parlementariërs over de hele wereld hebben zich verenigd in protest tegen deze misdaden tegen de menselijkheid en regeringen verenigen zich om de daders van massamoord te veroordelen.

Dominique Attias, voormalig plaatsvervangend voorzitter van het Advocatengilde in Parijs,
zette de omvang van de moorden duidelijk af tegen het uitblijven van een serieuze internationale reactie. ‘Zoveel mensen, zoveel jonge mensen, mannen en vrouwen, werden geëxecuteerd en vermoord’ zei ze. “Dertigduizend mensen werden vermoord in 1988 en er is volledige stilte… totale stilte, terwijl de families de verblijfplaats van de lichamen moeten kennen en hen moeten kunnen identificeren om hen te begraven en te eren. Dit zijn misdaden tegen de menselijkheid. Het is ondenkbaar om ze te negeren.”

Haar opmerkingen vestigden de aandacht op het feit dat veel van de slachtoffers van het bloedbad naar verluidt werden geëxecuteerd in groepen van enkele tientallen en vervolgens werden begraven in geheime massagraven. Hoewel sommige van deze graven zijn geïdentificeerd door lokale activisten zijn andere door het Iraanse regime veranderd in locaties voor grootschalige bouwprojecten, als onderdeel van een voortdurende poging om bewijsmateriaal te verbergen en de gevolgen van een mogelijke verschuiving van stilte naar actie door westerse regeringen en de internationale gemeenschap te matigen.

Mijn moeder: “Afsaneh Shir Mohammadi was bouwkundig ingenieur. Als ik haar bezocht toen ik nog een kind was vroeg ik haar wanneer zij vrij wordt gelaten? Ze antwoordde: ‘Als de lente komt, kom ik’. Hij werd in de zomer van 1988 geëxecuteerd. Hij was een intellectueel.”

“Mijn moeder was cardioloog. Ze werd in de nacht gearresteerd. Op 18 september hebben zij onze opa meegedeeld dat zij geëxecuteerd was, terwijl zij nog niet berecht was. Opa heeft ons twee jaar lang niet verteld dat onze moeder geëxecuteerd was en we zijn het pas later te weten gekomen. Dit terwijl mijn vader in 1981 werd geëxecuteerd toen mijn tweelingbroer en ik drie maanden oud waren. We weten niet waar zij zijn begraven. We vragen van de VN gerechtigheid over onze ouders. Ze waren humanisten.”

Mevrouw Razieh Parandak:
“Drie dagen na de arrestatie van mijn 17-jarige kind hebben zij ons gebeld en gevraagd om zijn tas te komen halen. Er zat een stuk plastic touw van ongeveer 60 centimeter in zijn tas. Ik begreep niet wat dat touw zou betekenen. Zij hebben hem met dat touw opgehangen. Ik wil gerechtigheid.”

“Farah, mijn tante was studente. Ze werd samen met 4 andere vrouwelijke studenten genaamd Hakimeh Rizbandi, Nasrin Rajabi, Jasoumeh Heydari en Marzieh Rahmati en nog twee mannelijke studenten naar de heuvels in de omgeving van Saleh Abad gebracht en na verkrachting hebben zij hen geëxecuteerd. Daarna hebben zij hun lichamen in een kuil gestopt en begraven. We willen dat er gerechtigheid gedaan wordt.”

Een vader van drie in 1988 geëxecuteerde jongens:
“Ik kon niet geloven dat zij mijn zoon, die student was, hebben geëxecuteerd nadat hij zijn straf had uitgezeten. Hij was onschuldig. Hij was laatstejaarsstudent elektrotechniek. Deze misdaden zijn niet onderhevig aan verjaring. Pinochet, de dictator van Chili, heeft met zijn doodseskaders ook vele tegenstanders geëxecuteerd en men dacht dat hij dankzij de verzoeningspolitiek nooit berecht zou worden, maar uiteindelijk moest hij voor de rechter komen. Zijn spijtbetuiging werd uitgezonden op de Chileense televisie. Ik wil dat de daders van de massamoord in Iran berecht worden.”

Mevrouw Amineh Qaraie:
“Ik verloor mijn vader bij de massamoord in 1988. Namens de families van de martelaren van de massamoord in 1988, vele kinderen die op een antwoord wachten op de vraag waar het graf van hun ouders ligt en vrienden van mij die zowel hun vader als hun moeder hebben verloren en wier stem in Iran niet wordt gehoord, vraag ik de Verenigde Naties om een onafhankelijke commissie te benoemen voor onderzoek naar de massamoord en te zorgen dat de executiemachine in Iran stopt. De wereld gemeenschap mag over zoveel misdaden niet zwijgen. We vormen samen één lichaam en zijn verantwoordelijk voor misstanden in de wereld ongeacht waar het plaatsvindt.”