13 juli 2024 – In Iran gaat de onderdrukking van de christelijke minderheid door. Christenen worden daar onderworpen aan ernstige mensenrechtenschendingen, waaronder willekeurige arrestaties en jarenlange gevangenisstraffen. De Iraanse christenen die ondanks vervolging en represailles vasthouden aan hun geloof en hun recht op godsdienstvrijheid verdedigen, hebben de bescherming en hulp van de internationale gemeenschap nodig.

Volgens berichten van mensenrechtenactivisten zijn in juni in de zuidwestelijke Iraanse provinciehoofdstad Ahwaz acht christenen veroordeeld tot lange gevangenisstraffen. De rechterlijke macht van het regime, die dient als onderdrukkingsinstrument voor de machthebbers, beschuldigt de voormalige moslims van het “in gevaar brengen van de staatsveiligheid” omdat ze het christelijk geloof hebben aangenomen en samenkomen voor diensten in huiskerken.

De acht mannen werden rond Kerstmis 2024 gearresteerd in hun woonplaats Izeh. Een van hen is de christelijke Yasin Mousavi (foto), die werd veroordeeld tot 15 jaar gevangenisstraf. Yasin Mousavi zat in de herfst van 2022 al kort gevangen tijdens massaprotesten tegen de dictatuur in de stad Izeh. De gevangenisstraf die hem in juni werd opgelegd was ook gebaseerd op het feit dat hij een actieve rol had gespeeld in de protesten van 2022. Hij wordt ook beschuldigd van “propaganda tegen het regime door het promoten van het christendom”.

Na zijn herarrestatie in december 2024 werd Yasin Mousavi vier maanden opgesloten in de Sheiban gevangenis in de stad Ahwaz. Daarna werd hij op borgtocht voorlopig vrijgelaten. Hem hangt nu een gevangenisstraf van 15 jaar boven het hoofd.

Andere christelijke bekeerlingen die werden veroordeeld in de stad Ahvaz zijn: Hamid Afzali (tien jaar gevangenisstraf), Nasrollah Mousavi, Bijan Gholizadeh en Iman Salehi (elk vijf jaar gevangenisstraf).

Door christenen te vervolgen schendt het regime in Teheran artikel 18 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten, aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, waarin staat: “Een ieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst. Dit recht omvat tevens de vrijheid een godsdienst of overtuiging naar eigen keuze te hebben of aan te nemen, alsmede de vrijheid hetzij individueel, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als privé zijn godsdienst of overtuiging te belijden in erediensten, in het onderhouden van geboden en voorschriften, in de praktische toepassing ervan en in het onderwijzen.”