25 december 2024 – Op 25 december 2024 schreef Saeed Masouri, een politieke gevangene in Iran die al ruim 25 jaar gevangenzit zonder ook maar één dag verlof, een open brief aan de internationale gemeenschap. Hij vraagt in deze brief, die gericht is tot VN-secretaris-generaal Antonio Guterres, voorzitter van de Europese Commissie Ursula von der Leyen, voorzitter van het Europese Parlement Roberta Metsola en de speciale rapporteur van de VN inzake Iran Mai Sato, aandacht voor het alarmerende opgevoerde tempo waarin in Iran mensen worden terechtgesteld en doet het dringende verzoek onmiddellijk actie te ondernemen om hieraan een eind te maken.
De brief van Masouri, op eerste kerstdag geschreven in de gevangenis, valt samen met berichten dat alleen al op 25 december meer dan twintig mensen ter dood zijn gebracht – gemiddeld bijna elk uur één executie. Masouri refereert aan zijn langdurige celstraf en het stelselmatige geweld waarvan hij getuige is geweest en vraagt om doortastende maatregelen om de Iraanse autoriteiten ertoe te dwingen te stoppen met het toenemende gebruik van de doodstraf.
Masouri beschrijft over zijn persoonlijke lijden en de traumatische aanschouwing van de executies van medegevangenen, onder wie veel goede vrienden en celgenoten van hem. Hij verhaalt over de psychische pijn bij het horen van de kreten van families en over het hartverscheurende moment waarop een zesjarig meisje buiten bij de beruchte Gohardasht-gevangenis een tekening maakte van de executie van haar vader.
Hij wijst erop dat het aantal terechtstellingen in de voorbije weken in snel tempo is gestegen, met gemiddeld om de vier uur één terechtstelling. In de kerstperiode zijn bijna 25 personen ter dood gebracht, wat nog maar eens onderstreept dat het Iraanse regime zich stelselmatig en genadeloos bedient van de doodstraf.
Masouri vestigt met name de aandacht op de rol van de internationale gemeenschap in het tegengaan van de executiepraktijken van Iran. Het Iraanse volk probeert er weliswaar iets aan te doen, maar organisaties en invloedrijke personen in de wereld moeten, stelt hij, veel meer doen dan alleen hun veroordeling uitspreken.
De volledige tekst van de brief van Saeed Masouri
Een bloedige kerst met bijna 25 terechtstellingen op 25 december
Dit is de vijfentwintigste keer dat ik de kerst heb doorgebracht in de gevangenis. Ik weet niet wat deze ogen nog meer moeten zien, of wat dit hart nog meer moet verduren. Sinds ik ter dood werd veroordeeld en in een isoleercel terechtkwam, toen het leek alsof elk gesprek het laatste kon zijn en elk geluid van een open- of dichtgaande deur voelde als een aankondiging van de dood, heb ik deze ondraaglijke last meegetorst. Zelfs na 25 jaar schiet er elke keer wanneer ergens een deur wordt geopend of dichtgeslagen een angstreflex door mijn hoofd.
Ik heb de pijn gevoeld van het verliezen van celgenoten en vrienden door executies – degenen die werden meegenomen en niet meer terugkwamen: Hojjat Zamani, Majid Kavousi, Farzad Kamangar, Ali Saremi, Abdolreza Rajabi, Afshin Osanloo, Mansour Radpour, Shahrokh Zamani, Loghman en Zaniar Moradi, Ali Heydarian en vele anderen. Ik heb een cel gedeeld met dierbaren die uiteindelijk terechtgesteld werden, zoals Mohsen Dokmehchi, Jafar Kazemi, Mohammad Aghaei, Gholamreza Khosravi, Hamed Ahmadi, Shahram Ahmadi, Ghasem Abesteh, Asou, Ayoob, Farhad Salimi, Anvar, Khosro, Mohsen Shekari en Mohammad Ghobadlou.
Ik hoor nog altijd de kreten en jammerklachten van hun rouwende familieleden. Tot op de dag van vandaag snap ik niet hoe het me gelukt is de aanblik te verduren van het zesjarige meisje Mahna die een tekening maakte van haarzelf en haar moeder staande bij haar vader aan de galg voor de Gohardasht-gevangenis. Ze had de tekening gemaakt terwijl ze wachtte op haar laatste bezoek aan haar vader voordat zijn lichaam aan haar werd teruggegeven. De herinnering aan haar hoop het gezicht van haar vader voor het laatst te kunnen kussen spookt nog steeds door mijn hoofd, en ik begrijp niet dat mijn hart niet is blijven stilstaan door de allesoverweldigende pijn van dit soort herinneringen.
Misschien ben ik na 25 jaar zo diep ondergedompeld in de wreedheden van dit moorddadige regime dat wat ik heb meegemaakt nu voelt als slechts een druppel in de oceaan van hun misdaden. In het verleden vonden executies om de paar weken of maanden plaats. Nu zijn we om de vier uur getuige van een executie. Alleen al in de kerstperiode werden ruim twintig onschuldige mensen geëxecuteerd, ofwel bijna elk uur een executie.
Mijn schrijven is deze keer niet gericht aan mijn landgenoten in Iran, die zich al tot het uiterste inspannen, maar aan internationale mensenrechtenorganisaties, en met name de Mensenrechtenraad van de VN, het Bureau van de Hoge Commissaris, de speciale rapporteurs van de VN (in het bijzonder Mai Sato) en alle invloedrijke personen. Ik richt me tot VN-secretaris-generaal Antonio Guterres, voorzitter van de Europese Commissie Ursula von der Leyen, voorzitter van het Europese Parlement Roberta Metsola:
Ik wil bij u in alle ernst bepleiten dat u het niet laat bij het uiten van uw bezorgdheid of het veroordelen van deze terechtstellingen. Onderneem op doortastende en serieuze wijze actie om ze te voorkomen. Deze cijfers zijn niet slechts statistische gegevens – het zijn dagelijks uitgewiste mensenlevens. Dwing deze ‘regering van executies’ op zijn minst zich te houden aan basale mensenrechtennormen door diplomatieke en politieke relaties te verbinden aan de voorwaarde dat deze moordmachine tot stilstand wordt gebracht. Diplomatieke inspanningen moeten erop gericht zijn een eind te maken aan deze wreedheden – indien nodig door de schendingen van mensenrechten in Iran voor te leggen aan de VN-Veiligheidsraad.
Elk uur en elke dag uitstel heeft tot gevolg dat nog meer levens verloren gaan en het bloed van het Iraanse volk zal blijven vloeien. Als er eerder doeltreffend actie was ondernomen, zou misschien zelfs de Italiaanse journalist Cecilia Sala niet slachtoffer zijn geworden van de gijzelingspraktijken van de Iraanse machthebbers, met name in de kersttijd.
Ontvangers van deze brief:
- Antonio Guterres, secretaris-generaal van de Verenigde Naties
- Ursula von der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie
- Roberta Metsola, voorzitter van het Europese Parlement
- Mai Sato, speciale rapporteur van de VN inzake de mensenrechtensituatie in Iran