13 januari 2010 – In Teheran is het proces tegen zeven vooraanstaande leden van de Bahá’í religieuze minderheid begonnen.

De religieuze gemeenschap van de Bahá’í in Iran wordt blootgesteld aan ernstige vervolging en onderdrukking.
De aangeklaagden zijn Kamalabadi Fariba, Jamaloddin Khanjani, Afif Naeimi, Saeid Rezaie, Mahvash Sabet, Behrouz Tavakkoli en Vahid Tizfahm. Op één na werden alle leden van de groep op 14 mei 2008 in Teheran gearresteerd. Mahvash Sabet was al op 5 maart in Mashhad gearresteerd. Sinds die tijd zitten ze in de Evin-gevangenis van Teheran, waar ze het eerste jaar gevangen werden gehouden zonder officiële aanklacht en zonder rechtsbijstand.

Zij moeten zich nu verantwoorden wegens “spionage en schending van de nationale veiligheid”. Zij worden ook beschuldigd van “collaboratie met Israël en het verzamelen van geheime documenten voor dat doel”, zoals de Iraanse staatstelevisie dinsdag meldde. Op een ander punt van de aanklacht “corruptie op aarde”, staat in Iran de doodstraf.
Het op 12 januari begonnen proces tegen de zeven Bahá’í heeft scherpe internationale kritiek uitgelokt. De beklaagden zitten al meer dan 20 maanden vast zonder enige vorm van rechtsbijstand, aldus de woordvoerder van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de VS, P.J. Crowley.

 

De woordvoerster van de afdeling mensenrechten en humanitaire hulp van de CDU / CSU, Erika Steinbach, sprak van een “schijnproces”. “Door de standaard beschuldiging van Zionisme worden de Bahá’í verantwoordelijk gemaakt voor de huidige onrust in het land”, zei ze. In haar verklaring van 12 januari staat onder andere:
“Het schijnproces tegen zeven vooraanstaande leden van de Báha´i is weer een dieptepunt in de vreselijke vervolging, discriminatie en alles omvattende bedreiging van de leden van deze religieuze gemeenschap.”

 

De Bahá’í -gelovigen worden door het Iraanse regime als “onrein” beschouwd en hun religieuze gemeenschap wordt een “perverse politieke sekte” genoemd. Hun vervolging is louter religieus gemotiveerd. De strategie tegen de grootste religieuze minderheid in Iran is buitengewoon afschrikwekkend. Met bulldozers werd een van de Báha´i begraafplaatsen vernietigd, op school wordt dwang uitgeoefend op de kinderen om hun godsdienst te verloochenen en de Báha´i hebben geen toegang tot het hoger onderwijs.

 

De zeven in het voorjaar van 2008 gearresteerde Báha´i worden beschuldigd van spionage voor Israël en propaganda tegen de Iraanse regering. Het proces tegen hen werd al meerdere malen uitgesteld. De Iraanse leiders maken nu gebruik van de aanhoudende protesten die sinds de presidentsverkiezingen in juni vorig jaar plaatsvinden. De Bahá’í krijgen de schuld van de huidige onrust in het land door de standaard beschuldiging van Zionisme. Deze ongefundeerde beschuldiging rechtvaardigt opnieuw de systematische vervolging van deze groep.

Met het oog op het geplande proces eist de werkgroep Mensenrechten en Humanitaire hulp nadrukkelijk dat het fundamentele recht van godsdienstvrijheid voor de Bahá’í in Iran gerespecteerd wordt.