De praktijk en studie van geneeskunde in Iran heeft een lange en vruchtbare geschiedenis. Perzië, gelegen op het kruispunt van Oost en West, was vaak betrokken bij ontwikkelingen in de oude Griekse en Indiase geneeskunde; pre- en post-islamitisch Iran was ook betrokken bij de geneeskunde. De studie van geneeskrachtige planten en hun effecten op mensen is een eeuwenoude traditie in Perzisch-sprekende landen.

Het eerste academische ziekenhuis waar medische studenten methodisch op patiënten oefenden onder toezicht van artsen, was bijvoorbeeld de Academie van Gundishapur in het Perzische rijk. Sommige experts gaan zelfs zo ver dat ze beweren dat: “in zeer grote mate de eer voor het hele ziekenhuissysteem aan Perzië moet worden gegeven”. Het idee van xenotransplantatie dateert uit de dagen van Achaemenidae (de Achaemenische dynastie), zoals blijkt uit gravures van vele mythologische chimaera’s die nog steeds in Persepolis aanwezig zijn.

Er bestaan nog steeds verschillende documenten waaruit de definities en behandelingen van hoofdpijn in middeleeuws Perzië kunnen worden achterhaald. Deze documenten geven gedetailleerde en nauwkeurige klinische informatie over de verschillende soorten hoofdpijn. De middeleeuwse artsen noemden verschillende tekenen en symptomen, schijnbare oorzaken en hygiënische en voedingsregels om hoofdpijn te voorkomen. De middeleeuwse geschriften zijn zowel nauwkeurig als levendig, en ze bevatten lange lijsten van stoffen die worden gebruikt bij de behandeling van hoofdpijn. Veel van de benaderingen van artsen in het middeleeuwse Perzië worden tegenwoordig geaccepteerd; er zouden echter nog meer van kunnen worden gebruikt voor de moderne geneeskunde.

In de 10e eeuw werk van Shahnameh, Ferdowsi beschrijft een keizersnede uitgevoerd op Rudabeh, waarbij een speciale wijn middel werd bereid door een Zoroastrische priester bewusteloosheid gebruikt om de bewerking te produceren. Hoewel grotendeels mythisch van inhoud, illustreert de passage praktische kennis van anesthesie in het oude Perzië.

Later in de 10e eeuw wordt Abu Bakr Muhammad Bin Zakaria Razi beschouwd als de grondlegger van de praktische fysica en de uitvinder van het speciale of nettogewicht van materie. Zijn student, Abu Bakr Joveini, schreef het eerste uitgebreide medische boek in de Perzische taal.

Na de islamitische verovering van Iran bleef de geneeskunde bloeien met de opkomst van notabelen als Rhazes en Haly Abbas, hoewel Bagdad de nieuwe kosmopolitische erfgenaam was van de medische academie van Sassanid Jundishapur.

Er zijn meer dan 400 geneeskundige werken in de Perzische taal van de geneeskunde, met uitzondering van auteurs als Avicenna, die in het Arabisch schreef. Er zijn namen opgetekend van ten minste 80 oogartsen die vanaf het begin van 800 na Christus tot de volledige bloei van islamitische medische literatuur in 1300 na Christus verhandelingen hebben bijgedragen over onderwerpen die verband houden met oftalmologie.

Wat bekend staat als Avestaanse of Zoroastrische geneeskunde, waarvan de essentie is ontleend aan de bestaande religieuze teksten, is een uitbreiding van het oude Arische wereldbeeld waarin preventie van mentale en fysieke ziekte van het allergrootste belang was en werd bereikt door religieuze naleving van morele zuiverheid en lichamelijke hygiëne. Deze belangrijke taken stonden onder toezicht van de religieuze hooggeplaatste Mobeds en Magi-priesters en in geval van ziekte werden het lezen van religieuze mantra’s en het voorschrijven van kruidenmedicijnen toegediend door dezelfde Magi-genezers.

Er waren strikte vermaningen tegen vervuiling van stromend water en de lucht moest gezuiverd worden gehouden door het verbranden van wilde wijnruit en wierook. De grond moest worden bewerkt met voedselgewassen en fruitbomen en vrij gehouden van rottende materie en vuur, een symbool van zuiverheid van de godheid, bewaard in eeuwige vlammen en vrij van besmetting.

Er was echter een grote sprong in de Iraanse geneeskunde tijdens het Sassanische-tijdperk van de 3e tot de 7e eeuw CE, toen het Gondeshapur-ziekenhuis het beroemdste centrum van medisch leren in Iran was.

Moderne geneeskunde

Moderne academische geneeskunde begon in Iran toen Joseph Cochran in 1878 een medische universiteit in Urmia oprichtte. Cochran wordt vaak beschouwd als de oprichting van Irans “eerste moderne medische universiteit”. De website van de Urmia Universiteit noemt Cochran “het verlagen van de kindersterfte in de regio” en voor de oprichting van een van Irans eerste moderne ziekenhuizen (Westminster Hospital) in Urmia.

Iran begon eind 20e eeuw bij te dragen aan modern medisch onderzoek. De meeste publicaties waren afkomstig van farmacologische en apotheeklaboratoria aan een paar topuniversiteiten, met name de Teheran University of Medical Sciences. Ahmad Reza Dehpour en Abbas Shafiee behoorden tot de meest productieve wetenschappers in die tijd. Onderzoeksprogramma’s op het gebied van immunologie, parasitologie, pathologie, medische genetica en volksgezondheid werden ook aan het einde van de 20e eeuw opgezet.

In de 21e eeuw waren we getuige van een enorme stijging van het aantal publicaties in medische tijdschriften door Iraanse wetenschappers op bijna alle gebieden van de basis- en klinische geneeskunde. Interdisciplinair onderzoek werd geïntroduceerd in de jaren 2000 en duale opleidingen, waaronder geneeskunde / wetenschappen, geneeskunde / techniek en geneeskunde / volksgezondheid, werden opgericht. Alireza Mashaghi was een van de belangrijkste figuren achter de ontwikkeling van interdisciplinair onderzoek en onderwijs in Iran.

Avicenna of Ibn Sina was geboren nabij Buchara in 980. Zijn vader was de gouverneur van de Perzen ten tijde van de Samaniden-dynastie. Uit een door hem zelf gedicteerde autobiografie blijkt dat Avicenna op 10-jarige leeftijd de Koran en een groot deel van de Perzische poëzie uit zijn hoofd kende. Hierdoor stond hij bekend als een wonderkind. Op de jonge leeftijd van zeventien genas hij de emir van de Samaniden, Noeh ibn Mansoer, waarna hij toegang kreeg tot de uitgebreide bibliotheek van de emir. Naar zijn eigen zeggen was hij onderwezen in alle takken van de hogere studies van de wetenschap toen hij de leeftijd van achttien bereikte.

Na de dood van zijn vader begon Avicenna een periode van filosofie, studie en reizen. Hij bezocht plaatsen als Gorgan, Qazvin, Hamadan en Isfahan.

Avicenna was een medicus, geoloog, paleontoloog, natuurkundige, psycholoog, wiskundige, wetenschapper, filosoof en alchemist van Perzische afkomst. Hij leverde bijdragen op het gebied van de aristotelische filosofie en de geneeskunde en schreef naar schatting 100 à 250 verhandelingen, de meeste hiervan in het Arabisch. Zijn bekendste werk is de Canon van de geneeskunde, die uit meer dan een miljoen woorden bestaat en lange tijd ook in Europa een standaardwerk zou blijven.

Hij schreef als een van de eersten over besmettelijke ziekten en soa’s en beschreef quarantaine om verspreiding van ziekten te voorkomen. Hij schreef onder andere over het klinisch testen van medicijnen, het diagnosticeren van symptomen van ziekten en over de symptomen en complicaties van suikerziekte. Avicenna beschreef ook de invloed van de kwaliteit van water en voedsel op de gezondheid. Hij toonde aan dat het bloed het hart binnenkomt om vervolgens door het hele lichaam te worden gepompt. Hij voerde de verdoving in voor operaties en wist centrale en perifere aangezichtsverlamming van elkaar te onderscheiden.

Avicenna overleed in 1037 in Hamadan en is daar begraven.

De Academie van Gondesjapoer was een centrum van wetenschappen in de stad Gondesjapoer in Iran gedurende de late oudheid. De stad was het wetenschappelijke centrum van het rijk van de Sassaniden.

Er werd onder andere geneeskunde, filosofie, theologie en natuurwetenschappen bestudeerd. Het centrum was zowel geworteld in de Perzische zoroastrische traditie als in de Griekse en Indiase tradities.

De stad werd gesticht in 271 door de Sassanidische koning Shapur I, na een Romeins leger van keizer Valerianus te hebben verslagen. De plaats deed eerst dienst als garnizoensplaats en gevangenis voor verslagen Romeinse soldaten. Shapur I maakte er zijn hoofdstad van en zijn vrouw, de dochter van Aurelianus, bracht twee Griekse geneesheren mee, die in Gondesjapoer de Hippocratische geneeskunde onderwezen. In de stad was later de beroemde Academie van Gondesjapoer gevestigd. Sjapoer I maakte Mani erelid van zijn koninklijke huishouding. Mani stelde een synthese voor van religies. In Sjapoers rijk leefden boeddhisten, christenen, joden en zoroastriërs.

Ten tijde van de Perzische koning Khosro I (reg. 531 – 579 vestigden verscheidene families van artsen zich in Gondesjapoer. Deze artsen vertaalden Griekse, Syrische en Indische medische werken naar het Perzisch. Hierdoor wordt Gondesjapoer beschouwd als een van de vroege centra van de geneeskunde.

Toen onder de Byzantijnse keizer Justinianus I in 529 de Academie van Athene gesloten werd, vertrokken veel Griekse geleerden naar het Gondesjapoer van de Sassanidische koning Khosro I. Al stond de sjah vijandig tegenover de basileus, hij bewonderde zeer de hellenistische cultuur die Byzantium geërfd had. Hij wilde de oude Griekse teksten systematisch laten vertalen, een taak waar de School van Edessa, onder Ephrem, al vanaf de 4e eeuw mee begonnen was. Khosro wilde een academie die te vergelijken was met die van Alexandrië en het werd een actief centrum van wetenschap, overwegend van de Griekse cultuur. Er werd logica, medicijnen, wiskunde en astronomie onderwezen. Er was een eigen observatorium. Er werd meer Syrisch dan Perzisch gebruikt. Naar het Syrisch werden onder meer de geschriften van Galenus, veel van Hippocrates, Aristoteles’ Logica en teksten over astronomie, wiskunde en landbouw vertaald. In de academie werden Perzische, Griekse en Indiase geneeskunde samengebracht. Er werkten met name veel artsen.

Nadat het Arabische Rijk Iran veroverd had, bleef de academie bestaan. Sommige dokters en professoren werden naar Bagdad getrokken en geëerd door de kaliefen. Jibril, de dokter van de beroemde kalief Harun al-Rashid, was de kleinzoon van ibn Bakhtyashu een van de grootste medici van zijn tijd, die aan de academie van Gondesjapoer had lesgegeven.

De invloed van de academie werd steeds beperkter, zeker nadat in 830 in Bagdad het Huis der Wijsheid werd gesticht door kalief Al-Ma’moen. Onduidelijk is wanneer precies de Academie van Gondesjapoer werd gesloten.