Twee derde van Iran bestaat uit hoge bergen en heeft extreem koude winters en hete zomers. Het grootste deel van Iran heeft een droog klimaat, maar het noordwestelijke deel van het land heeft een gematigd tot subtropisch klimaat met weelderige vegetatie en uitgestrekte rijstvelden.
Het centrale Hoogland van Iran heeft een uitgesproken woestijnklimaat. Temperaturen kunnen daar ’s zomers oplopen tot wel 50 °C.
In de Elboers en het Zagrosgebergte ligt ’s winters sneeuw en veel toppen in het hoge deel van Elboers hebben eeuwige sneeuw. In de zomer kan het tot wel 50 graden worden maar het is meestal 35/45 graden.
Iran beschikt door zijn uitgestrektheid en bergketens over verschillende biomen en biotopen, waaronder een drietal oerwouden, en verschillende soorten flora en fauna. Het land heeft zestien nationale parken en daarnaast verschillende natuurmonumenten, wildparken en beschermde gebieden. Het grootste nationale park is Nationaal Park Urumiyeh in het noordwesten van het land.
Enkele diersoorten die in Iran voorkomen zijn de manoel, de gazelle, de onager en het jachtluipaard. De Kaspische Zee stond vroeger bekend om zijn kaviaar maar de steur is ernstig bedreigd. Bekend is ook de gedomesticeerde Perzische kat.
Net als veel andere landen kampt Iran met een sterke milieuproblematiek. Teheran heeft te maken met een sterke luchtvervuiling. Daarnaast zorgen ontbossing, verwoestijning, watervervuiling en vervuiling door het lekken van aardolie voor ernstige problemen voor de volksgezondheid.
De Elboers (ook wel Alborz of het Elburz) is een hooggebergte in het noorden van Iran. Het bevindt zich tussen de Kaspische Zee en het Hoogland van Iran. De hoogste berg is de Damavand. Ten noorden van de Elboers bevindt zich de historische landstreek Hyrcanië. De Elboers vormt het noordelijke eind van het Hoogland van Iran. Het gebergte speelt een belangrijke rol als locatie voor de Perzische mythologie.
De berg Damavand, is een sluimerende stratovulkaan die met een hoogte van 5610 m de hoogste berg van Iran vormt. In de topkrater zijn nog fumarolen waarneembaar, welke op 6 juli 2007 in intensiteit bleken toegenomen, op een nieuwe plek in de krater. De berg is gelegen aan de zuidkust van de Kaspische Zee, ongeveer 70 km ten noorden van de hoofdstad Teheran.
In de Zoroastrische teksten en mythologie, was de driekoppige draak Azhi Dahaka geketend in de berg, waar hij tot het einde der tijden moest blijven. Ook de legende van Arash speelt zich rondom de berg af.
Het Zagrosgebergte is Irans grootste bergketen. Het heeft een lengte van 1500 km vanaf het westen van Iran, vanaf Noord-Irak aan de grens met Irak tot aan het zuidelijke deel van de Perzische Golf. De bergketen eindigt aan de Straat van Hormuz.
Het gebergte is verdeeld in vele kleinere bergketens (van 10 tot 250 km in lengte), en heeft dezelfde leeftijd als de Alpen. Irans voornaamste olievelden zijn gelegen aan zijn westelijke voet. De hoogste bergtop van dit gebergte is Zard Kuh (4548 m). De bergketens in het zuiden van de Fars provincie hebben lagere toppen (tot 4000 m) en sommige kalkstenen rotsen bevatten veel fossielen.
De westkant van de bergen, waar stuwregens voorkomen, maakte in prehistorische tijden deel uit van de Vruchtbare Sikkel waar de landbouw voor het eerst is ontstaan. Eerst werden hier granen gedomesticeerd, pas later werden er dieren gedomesticeerd.
Dit gebergte vormde in de Oudheid de grens van Mesopotamië.
De Kaspische Zee is een groot, door land omsloten zoutmeer op de grens van Europa en Azië. Met zijn oppervlakte van 371.000 km² is het het grootste meer van de wereld. Vanwege deze grootte en het zoute water wordt het meer getypeerd als een zee. Door de oude kustbewoners werd het beschouwd als een oceaan, mogelijk vanwege het zoutgehalte en de ogenschijnlijke grenzeloosheid. Er zijn geen uitstromende wateren uit de Kaspische Zee, daarom is het een endoreïsch bekken. De zee is vernoemd naar de Kaspiërs.
De voornaamste rivieren die de zee voeden zijn de Wolga, de Oeral, de Terek en de Koera. Per jaar voeren deze zo’n 350 km³ zoet water af naar de zee. De Wolga levert met 80% hiervan het grootste deel. Omdat er geen uitgaande rivieren zijn maar er veel water verdampt, stijgt geleidelijk het zoutgehalte van het water. Het zoutgehalte bedraagt ongeveer 1,2%, iets meer dan een derde van het gemiddelde zoutgehalte van de oceanen (3,5%). In het noorden, waar de meeste rivieren in de zee uitmonden, is de saliniteit ongeveer de helft van het gemiddelde.
Het oppervlak van de Kaspische Zee is iets kleiner dan de Zwarte Zee, maar de zee is veel minder diep. De zee bevat ongeveer 77.000 km³ water, veel minder dan de ruim 500.000 km³ van de Zwarte Zee. De zee is het diepst, maximaal een kilometer, in het zuidelijke deel en het noordelijke bekken is op de meeste plaatsen zeer ondiep, tussen de vier en 25 meter.
De Kaspische Zee ligt in 2008 circa 28 meter onder de zeespiegel. Het waterpeil is geen constante: 2000 jaar geleden lag het ongeveer acht meter lager dan nu en in de 13e eeuw was het acht meter hoger. Het waterniveau is sinds 1990 met enkele centimeters per jaar afgenomen door de geringe hoeveelheid neerslag en stuwdammen die de watertoevoer vanuit de Wolga belemmeren. Volgens wetenschappers zal dit proces zich versnellen en zal het waterniveau met negen tot achttien meter dalen tussen 2020 en het jaar 2100. Bij een daling van 18 meter verliest de zee meer dan een derde van haar oppervlak, waarbij vooral het ondiepe, noordelijke deel droog zal vallen.
De voornaamste havenstad aan Iraanse zijde is Astara.
Het Urmiameer is een zoutmeer in het noordwesten van Iran, vlak bij de grens met Turkije. Het meer bevindt zich op de grens tussen de provincies Oost-Azerbeidzjan en West-Azerbeidzjan.
Het Urmiameer is het grootste meer in Iran, en het op een na grootste zoutmeer ter wereld. Het had een oppervlakte van gemiddeld 5200 vierkante kilometer, maar dit is door droogte en intensief waterverbruik fors verminderd.
Het meer is vernoemd naar de provinciehoofdstad Urmia. De naam is Syrisch voor stad van het water. Begin jaren 30 van de 20e eeuw werd het meer Rezaiyehmeer genoemd, vernoemd naar Reza Pahlavi, maar dat werd begin jaren 70 aangepast naar Urmiameer. Andere oude benamingen van het meer zijn Kabudameer, Matienemeer en Nairische zee.
Het meer vormt een grote barrière tussen twee van de belangrijkste steden in West- en Oost-Azerbeidzjan: Urmia en Tabriz. In de jaren zeventig werd een project gestart om een brug voor een snelweg aan te leggen door het meer, maar dit plan werd geschrapt door uitbraak van de Iraanse Revolutie in 1979. Begin 2000 werd het plan weer opgepakt. In november 2008 werd de brug alsnog voltooid. De brug heeft echter ondanks anti-corrosie behandeling zwaar te lijden onder roest van de fundering door het hoge zoutgehalte in het water.
Het Urmiameer krimpt al geruime tijd, met een gemiddelde jaarlijkse verdamping van 0,6 meter. In 2014 had het meer nog maar een oppervlakte van 1000 km2, ofwel een vijfde van de oorspronkelijke omvang. Het watervolume was gedaald van 32 km3 naar minder dan 2 km3. De belangrijkste redenen voor de krimp zijn de ernstige droogte die in 1998 begon en het intensiever gebruik van het water voor de landbouw.
Het meer is sinds 1976 een UNESCO biosfeerreservaat.
Flora en fauna
De vegetatie rond het meer is in de loop der jaren veranderd van grassteppen naar steppebossen.
Vanwege het hoge zoutgehalte komen in het meer geen vissoorten voor. Desondanks wordt het meer gezien als een van de grootste natuurlijke habitats van de pekelkreeftjes, die als voedselbron dienen voor de vele vogels die het meer aandoen op hun trektochten, zoals flamingo’s. Het grootste gedeelte van het meer wordt gezien als een nationaal park.
De eilanden in het meer worden geregeld aangedaan door vogels, zoals de pelikanen, lepelaars, ibis, ooievaars, kluten en meeuwen.
Eilanden
Het Urmiameer kent 102 eilanden. De meeste zijn kleine rotsen die uit het water steken. Het op een na grootste eiland, Kaboudi, is de begraafplaats van Hulagu, de kleinzoon van Dzjengis Khan.
De Lutwoestijn of Dasht-e Lut is het eerste natuurlijke erfgoed van Iran dat in 2016 door de UNESCO is geregistreerd.
De Lutwoestijn, gelegen in het zuidoosten van Iran, is een voorbeeld van dit aardrijkskundige verschijnsel met een verscheidenheid aan woestijnlandvormen in een relatief klein gebied. Het ligt in de provincies Zuid-Khorasan, Sistan en Baluchestan en Kerman. Kaluts of yardang – dat zijn massieve golfruggen van zand – zijn de meest toeristische attractie van het westen van de Lutwoestijn, terwijl in het oosten van de woestijn zandzeeën en divers soorten enorme duinen overheersen.
Gandom Beryan is een uitgestrekt plateau in de Lutwoestijn bedekt met donkere lava waar volgens NASA vaak de hoogste temperatuur op aarde geregistreerd wordt, van ongeveer 70° C. Gandom Beryan, wat in het Farsi geroosterde tarwe betekent, kreeg waarschijnlijk zijn naam toen een lading tarwe die in de regio was achtergebleven na een paar dagen door hitte verschroeid bleek te zijn.
Tussen juni en oktober zorgt de krachtige wind voor enorme en ontzagwekkende Kaluts. De Kaluts van Shahdad zijn zo verbluffend dat ze vanuit de verte gezien op een denkbeeldige stad lijken. Zonsondergang en zonsopgang bieden een adembenemend uitzicht op deze natuurlijke kastelen met glinsterend gouden zand. De Kaluts van de Lutwoestijn reiken tot 155 meter hoog en behoren tot de hoogste yardangs op aarde.
De Lutwoestijn staat ook bekend om zijn actieve en bewegende duinen die op een sommige plaatsen tot 500 meter reiken. Lut herbergt verschillende vormen van duinen, zoals langwerpige, halvemaanvormige, stervormige en trechtervormige duinen naast met een schild van planten begroeide nebka’s. Net als de yardangs van de Lut behoren haar duinen en nebka’s tot de hoogste in hun soort op aarde.
De woestijn bevat ook een grote verscheidenheid aan zoutlandvormen, zoals playa’s of zoutpannen met veelhoekige gebroken korsten, witte kristallijne rivierbeddingen, gipskoepels, tipivormige gebroken zoutkorstjes, zoutkarren en kleine zoutblaasjes. Naast zoute kenmerken zijn er in Lut enkele andere woestijnlandvormen, waaronder hamada, een soort steenachtige woestijnbestrating, bajada of alluviale waaiers, en badlands met ravijnen. Trouwens, ondanks de geringe neerslag en barre weersomstandigheden leven er resistente flora en fauna in deze dorre woestijn.
De Hyrcanische Bossen werden op 5 juli 2019 ingeschreven in de Werelderfgoedlijst van de UNESCO.
De unieke Kaspische Hyrcanische gemengde bossen met een oppervlakte van ongeveer 55.000 km2 (zeven procent van de oppervlakte van Iran) en een lengte 850 km bevinden zich langs de zuidkust van de Kaspische Zee en beslaan delen van vijf provincies (Noord-Khorasan, Golestan, Mazandaran, Gilan en Ardebil). De geschiedenis van deze bossen gaat terug tot 25 tot 50 miljoen jaar geleden tijdens de Kwartaire ijstijd. Hyrcania is de Griekse vorm van de oude naam van de stad Gorgan, volgens de overgebleven inscripties uit het Achaemenidische tijdperk ook bekend als Jorjan of Vorkan. Vanwege de gevarieerde inheemse flora en fauna werden deze bossen in juli 2019 in Bakoe door de UNESCO op de Werelderfgoedlijst geplaatst, waarmee ze de 24e site van het land en de tweede natuurlijke site op deze lijst werden.
De plantendiversiteit van deze ecologische regio met bergen variërend van lage tot grote hoogte en 3200 soorten bestaat uit 44 procent van de vaatplanten die in Iran voorkomen. In deze bossen komen bijvoorbeeld 150 inheemse soorten bomen en struiken voor zoals parrotia (Perzisch ijzerhout), buxus, taxus baccata en jeneverbes. In termen van fauna zijn deze bossen het leefgebied van 180 soorten vogels en 58 soorten zoogdieren, zoals het edelhert, het Perzisch damhert, het Anatolisch luipaard, de bruine beer en de wolf
Iran telt drie oerwouden, die samen met de omliggende regio met het Perzische Sjomal (“noord”) worden aangeduid. De drie regenwouden liggen in het noorden van het land, ten zuiden van de Kaspische Zee in de historische regio Hyrcanië en vormen onderdeel van de ecoregio Kaspisch-Hyrcaanse gemengde bossen. Ze strekken zich uit van de provincie Ardebil in het westen tot de provincie Noord-Khorasan in het oosten en bestrijken tevens de provincies Gilan, Mazandaran en Golestan daartussenin. In de wouden ligt het hooggebergte Elboers, dat de vochtigheid komend vanaf de noordelijker gelegen Kaspische Zee opneemt en zo een subtropisch regenwoud vormt in het noorden van Iran.
Meymand is een van de in de rotsen uitgehouwen dorpjes in de wereld waar nog steeds mensen leven en het heeft ongeveer 400 huizen met enkele openbare plaatsen zoals moskee, school en Hosayniya.
Het dorp Meymand ligt in het zuidoosten van Iran, in het centrale district van de provincie Babak in de provincie Kerman. Het dorp ligt op een hoogte van 2240 meter boven zeeniveau in een gebied van 420 km2 waarin de interactie van mens en natuur goed te zien is.
Het weer in de bergen rond Meymand is gematigd en er zijn twee bronnen en twee qanats, ondergronds aquaduct, die het dorp van water voorzien. Natuurlijke kenmerken leiden tot de structuur van in de rotsen uitgehouwen dorp Meymand. Naast deze natuurlijke kenmerken maakten de afgelegen ligging, de ruigheid en het feit dat het uitkijkt over de heuvels het tot een geschikte plek om een dorp te bouwen dat door zijn ligging alle verdediging biedt die het nodig heeft. De basis voor de vorm van architectuur die in dit dorp wordt gebruikt gaat terug op een oude cultuur die bergen specificeerde als heilige delen van de natuur en de nadruk legde op respect voor de elementen. In deze cultuur zijn bergen de plaats van goden zoals Mithra, de God van het verbond.
Het dorp werd in 2015 door UNESCO geregistreerd als werelderfgoed.
Het is moeilijk om in te schatten wanneer het dorp is ontstaan, er zijn veel onderzoeken gedaan en er zijn veel theorieën over gemaakt. Sommigen denken dat het in de zevende en achtste eeuw voor Christus werd aangelegd omdat de Meden in het oosten van Iran verschillende rotsmonumenten maakten en het Mithraïsme tegelijkertijd een veel voorkomende religie was. Anderen schrijven het toe aan het einde van de Parthische dynastie en de vroege Sassanidische periode. De tweede theorie lijkt waarschijnlijker omdat archeologen in de citadellen en begraafplaatsen rond het dorp aardewerk hebben gevonden dat vergelijkbaar was met dat wat gevonden werd in steden als Babak, Kerman en Sirjan die tot het tijdperk van de Sassaniden behoorden.
Het dorp bestaat uit meer dan 400 rotswoningen die in spiraalvorm in vier of vijf verdiepingen in de bergen zijn uitgehouwen. Het erf van elk huis is het dak van een huis op een lager niveau. Voor elk huis is er een grote uitstulping die Toql wordt genoemd, een soort terras om te zitten en fruit uit te spreiden om het te laten drogen. Een woning is circa 2 meter hoog en heeft een oppervlakte van 7 tot 25 m2. De binnenruimten zijn vierkant, rechthoekig of rond en sommige hebben grillige vormen met korte houten ingangen van elk 1,5 of 1,6 meter hoog. Naast de ingang, in de muur, zit een gat met een voorwerp genaamd kelidoon waarmee de deur wordt geopend of gesloten. De meest interessante delen van het dorp zijn als volgt:
De vuurtempel
Een plaats die werd gebruikt als een tempel om de Mehr te aanbidden en na het zoroastrisme in een vuurtempel veranderd is.
De badkamer
Deze bevindt zich op het laagste niveau, naast de rivier waar het water vandaan kwam en waarnaar het ook weer werd afgevoerd. De badkamer bestaat uit drie delen, waaronder een interne ruimte, een bergruimte en een verwarmingsruimte.
Kicheh
De valleien van het dorp staan bekend als Kicheh. Elke Kicheh is ongeveer 1 tot 2,5 meter breed en verbindt de huizen met elkaar. De structuren van een Kicheh zijn volgens nauwkeurige berekeningen gemaakt en niet toevallig.
De gang
Dit is het hoofdgedeelte van een buurt, waar voedsel wordt gekookt en brood wordt gebakken.
De school
Een klein gebied dat wordt gebruikt als het culturele centrum van het dorp Meymand. Het is een voormalig landhuis dat werd geschonken en omgebouwd tot school. In verband met de groeiende bevolking van het dorp werd een nieuwe school gebouwd en werd de oude school het culturele centrum.
Een Qanat of Kariz (bron) bestaat uit ondergrondse horizontale kanalen met kleine helling, die ondergronds water leveren aan verticale schachten.
Qanat is het Arabische equivalent van Kariz; het is een naam die gebruikt wordt voor een Iraans bevloeiingssysteem; ondergrondse kanalen verschaffen water vanuit ondergrondse waterbronnen naar het laaggelegen land. Moghani of bronnengravers bouwen dat systeem.
Door die bron maakten de Perzen leven op dorre vlakten mogelijk, en voorzagen zij in water voor de landbouw en voor het drinken. In sommige gevallen is de bron ook uitgerust met een plaats voor zijn arbeiders om er te rusten en te douchen, en sommige bronnen hebben zelfs een watermolen. Deze toepassing van de bron geeft een bijzondere culturele traditie, en een gezamenlijk beheer van watervoorraad aan, door eeuwen heen. Dit is waarom de Perzische beschaving op de centrale plateaus bekendstaat als de Qanat beschaving. Nog belangrijker is het feit dat in vele plattelandsregio’s de Qanat nog steeds wordt gebruikt voor de landbouw.
Qanat is een serie van parallel liggende bronnen met verschillende hoogte, die aan elkaar zijn gekoppeld onder de grond door een horizontaal kanaal. Dat kanaal is de doorgang die het water vanaf de berg naar de stad brengt. De belangrijkste stadia van het graven van de Qanat zijn de moeder-bron, de bij gevoegde bronnen en de uitlaat.
De moeder-Qanat – of moederbron – is de belangrijkste verticale bron en de eerste die wordt gegraven; het is de grootste bron voor de uitlaat. Het vinden van deze bron is de gevoeligste fase van het graven van de Qanat. Gewoonlijk is de plaats waar heel veel vegetatie groeit, de juiste plaats om de moederbron te graven. De diepte ervan verschilt en wordt bepaald door de graver. Tegenwoordig is de diepste Iraanse moederbron de Qanat van Ghasabe in Gonabad, de diepte van die moederbron is rond de 300 meter. De bijbronnen of de molens zijn een soort van een cilindrische tunnel die helpt bij het vervoeren van uitgegraven materiaal, de controle van het water en vergemakkelijken van reparatie wanneer die nodig is.
De uitlaat van de Qanat is waar het water verschijnt op het land. De diepte van kanalen van de moederbron naar de uitlaat loopt af, dus de diepste bron is de moederbron, en de laagste is de uitlaatbron. De grootte van de Kariz hangt af van de eigenschappen van de geografische locatie van de plaats. In een bergachtige regio zijn ze kort en hebben weinig diepte en in een woestijn zijn ze juist lang en diep. De belangrijkste factor voor het bepalen van de lengte van een Qanat is de hellingsgraad van het land; wanneer de helling niet stijl is wordt de Qanat langer.
11 Perzische Qanats zijn geregistreerd op de UNESCO erfgoedlijst:
Ghasabe Qanat Khorasan Razavi: deze oudste en grootste Qanat ter wereld werd gegraven tussen de 6e en 4e eeuw v Chr, in de tijd van het Achaemenidische Keizerrijk. Deze bron bestaat uit meer dan 400 schachten, terwijl de diepte van de moederbron meer dan 300 meter is.
Mozdabad Qanat (Isfahan): de aanwezigheid van stalactieten en stalagmieten in deze Qanat tonen een bijzondere eigenschap van een grot. Archeologische opgravingen suggereren dat deze bron de op een na oudste is in Iran, rond 2000 jaar oud.
Qanat van Baladeh (Zuid-Khorasan): de bouw van deze Qanat dateert uit het Sassanidisch Keizerrijk. De vorming en ontwikkeling van de stad Ferdow en de haar omringende dorpen waren heel erg afhankelijk van deze bron. Ze heeft 15 schachten en vier stromende bronnen.
Qanat van Zarch (Yazd): met haar 120 km is de Qanat van Zarch de langste van Iran. Verrassend is, dat deze Sassanidische Qanat bestaat uit tweeduizendvijftien schachten.
Hasan Abad-e Moshir Qanat (Yazd): deze bron werd gebouwd in de 14e eeuw na Chr in Mehriz. De relatief hoge afvoersnelheid en lage diepte van de Qanat tussen Mehriz en Yazd en de kwaliteit van het water maken deze Qanat uniek. Daar de waterstroom in de kanalen zout bevat en kalksteenvrij is, kunnen zelfs ook mensen vanaf afstand zuiver water krijgen zonder enige afgezette mineralen.
Qanat van de Maan (Isfahan): deze 800 jaar oude bron is bijzonder, met twee lagen water die boven elkaar gaan. In deze Qanat komt het door de samenstelling van de grond dat het water van de tweede laag niet in dat van de eerste doordringt.
Qanat van Vazvan (Isfahan): de Qanat van Vazvan, met een lengte van 1800 meter, werd gebouwd in de tijd van het Sassanidisch Keizerrijk. Drie ondergrondse dammen zijn gebouwd op de tunnels. Door deze aparte eigenschap van de Qanat is het haalbaar om de uitgang te sluiten in de winter. En deze functie helpt ook om water achter de dammen op te sparen voor landbouwdoelen in het voorjaar.
Qanat van Goharriz (Kerman): Goharriz is een nu nog werkende bron in de streek Jupar en is gebouwd in de Safavidische tijd. Met haar 3556 meter lange kanalen bevloeit ze meer dan 330 hectare land in de provincie Kerman.
Ebrahim Abad Qanat (Markazi): de Qanat van Ebrahim Abad, 12e eeuw na Chr, bestaat uit 311 schachten en de moederbron is 53 meter diep.
Qanats van Ghasem Abad en van Akbar Abad (Kerman): Deze twee bronnen liggen vlak naast elkaar en hebben genoeg water voorzien voor boerderijen en landbouw in veel dorpen in Kerman. De bron van Ghasem Abad en van Akbar Abad zijn vrij jong: maar 100 jaar.
Het watersysteem van Shushtar is een onderling verbonden complex van enorme bruggen, dammen, molens, watervallen en kanalen die de waterstroom geleiden.
Gelegen in het noorden van de provincie Khuzestan, Shushtar heeft de rivier de Karun reeds millennia lang te gast gehad en het historische watersysteem al eeuwen. Het watersysteem omvatte een reeks bruggen, kanalen en tunnels, stuwen, watervallen en watermolens die teruggaan tot de 5e eeuw voor Christus en het tijdperk van Darius I van Perzië. Dit technische meesterwerk wordt door veel bezoekers beschouwd als een wereldwonder.
Toen de Romance Valeriaan I werd verslagen door de Sassanidische koning, werden Romeinse soldaten gevangen genomen en gedwongen om een brug te bouwen die bekend staat als de Shadorvan Brug of Caesar/Keizer Dam. Deze constructie is de eerste combinatie van brug en stuw in Iran die het water in verschillende kanalen geleidde. Mizan is een andere stuw die wordt toegeschreven aan de Sassanid Shapur I (215-270 AD) en omvat twee belangrijke omleidingskanalen op de rivier van Karun, namelijk Shotayt en Gargar, waarvan laatstgenoemde nog steeds wordt gebruikt voor irrigatie.
De watervallen en watermolens vinden hun oorsprong in het Sassanid-tijdperk. Deze watercascades drijven de waterraderen aan via talloze kanalen die uiteindelijk in bassins uitvloeien. Het Salasel-kasteel was het operationele centrum van het watersysteem waarlangs het diende als een verdedigingsstructuur met talloze werven en ruimtes. Van deze Achaemenidische structuur zijn slechts enkele ondergrondse kamers en het Daryun-kanaal, een kunstmatig kanaal om het water te beheersen en te verdelen, nog aanwezig.
De Mahi Bazan Dam, Khak Dam, Lashkar Brug-Dam, Sharabdar Dam en een oude met de hand gemaakte trap zijn onder andere constructies van het complex. Aanhangers van het Mandaeïsme, een gnostische religie met de nadruk op Johannes de Doper, hebben hun eigen gebouwen binnen dit complex omdat ze sommige van hun rituelen beoefenen met stromend water.
Het historische watersysteem van Shushtar bevestigt de vindingrijkheid van de mens in de 3e eeuw na Christus en is het bewijs van de diversiteit van technische technieken uit de Elamitische, Mesopotamische en Romeinse beschavingen. Het stelt ook technische ontwikkeling voor van waterbeheer in menselijke samenlevingen in harmonie met hun halfwoestijnachtige omgeving.
Dit werk werd internationaal erkend in 2009.
De Ali-Sadr Grot bevindt zich bij het dorp Ali-Sadr in de landstreek Kabudarahang, in de provincie Hamedan. Deze grot, die 2.1 km boven de zeespiegel ligt, bevindt zich in een van de hoogste regio’s van het Zagros gebergte. Gebaseerd op de bevindingen van geologen, kunnen we zeggen dat de ouderdom van de grot teruggaat op de tweede geologische tijd en dat het een levende grot is.
Er is een groot meer in de grot die je alleen maar kunt bezoeken middels het varen met de boot. De diepte van het meer varieert van een halve tot 15,5 meter, en de watertemperatuur is meestal 12 graden Celsius. Het water in de grot heeft geen enkele geur, kleur of smaak en is helemaal zonder welke stof dan ook.