Perzische muziek

Perzische traditionele muziek of Iraanse traditionele muziek, ook bekend als Perzische klassieke muziek bestaat uit kenmerken die zijn ontwikkeld door de klassieke, middeleeuwse en hedendaagse tijdperken van het land. Het beïnvloedde ook gebieden en regio’s die worden beschouwd als onderdeel van Groot-Iran. Vanwege de uitwisseling van muziekwetenschap door de geschiedenis heen, zijn veel van de klassieke melodieën (modi) en modi van Iran gerelateerd aan die van zijn naburige culturen.

De klassieke kunstmuziek van Iran functioneert vooral als een spiritueel hulpmiddel, zoals het door de geschiedenis heen heeft gedaan.

Korte geschiedenis

De geschiedenis van muzikale ontwikkeling in Iran gaat duizenden jaren terug. Archeologische gegevens die worden toegeschreven aan “pre-Iraanse” beschavingen, zoals die van Elam in het zuidwesten en van Oxus in het noordoosten, tonen muzikale tradities in de prehistorie. Er is weinig bekend over de muziek van de klassieke Iraanse rijken van de Meden, de Achaemeniden en de Parthen. Een uitgebreide muzikale scène wordt echter onthuld door middel van verschillende fragmentarische documenten, waaronder documenten die werden waargenomen aan het hof en in openbare theaters en documenten die gepaard gingen met religieuze rituelen en gevechtsvoorbereidingen. Jamshid, een koning in de Iraanse mythologie, wordt beschouwd als de ‘uitvinder’ van muziek.

De geschiedenis van de Sassanische muziek is beter gedocumenteerd dan de eerdere perioden, en de namen van verschillende instrumenten en hofmuzikanten uit het bewind van de Sassaniërs zijn gestaafd. Onder de heerschappij van de Sassaniden werd modale muziek ontwikkeld door een zeer gevierde dichter-muzikant van de rechtbank genaamd Barbad, die in veel documenten wordt herinnerd. Misschien heeft hij de luit uitgevonden en de muzikale traditie die zou veranderen in de vormen van dastgah en maqam.

Khosrow II was een groot beschermheer van muziek, en zijn beroemdste hofmuzikant, Barbod, zou een muzikaal systeem hebben ontwikkeld met zeven modale structuren (bekend als de Koninklijke Modes), dertig afgeleide modi en 365 melodieën, geassocieerd met de dagen van de week, maand en jaar. Iraanse academische klassieke muziek is, naast het behoud van melodietypes die worden toegeschreven aan Sassanische muzikanten, gebaseerd op de theorieën van sonische esthetiek zoals uiteengezet door mensen als Iraanse muziektheoretici in de eerste eeuwen van na de islamitische verovering van het Sassanidenrijk, met name Avicenna. Farabi, Qotb-ed-Din Shirazi en Safi-ed-Din Urmawi. Het is ook rechtstreeks verbonden met de muziek van het 16e-18e-eeuwse Safavid-rijk.

Onder het bewind van de 19e-eeuwse Kadjar-dynastie werden de klassieke melodietypes ontwikkeld, naast de introductie van moderne technologieën en principes uit het Westen. Mirza Abdollah, een vooraanstaande tar- en setarmeester en een van de meest gerespecteerde musici van het hof van de late Kadjar-periode, wordt beschouwd als een grote invloed op het onderwijs van klassieke Iraanse muziek in de hedendaagse conservatoria en universiteiten van Iran. Radif, het repertoire dat hij in de 19e eeuw ontwikkelde, is de oudste gedocumenteerde versie van het zeven dastgah-systeem en wordt beschouwd als een herschikking van het oudere 12 maqam-systeem.

Tijdens de late Kadjar- en de vroege Pahlavi-periodes werden talloze muzikale composities geproduceerd binnen de parameters van klassieke Iraanse modi, en veel betroffen westerse muzikale harmonieën. De introductie en populariteit van westerse muzikale invloeden in de vroege hedendaagse tijd werd bekritiseerd door traditionalisten, die vonden dat traditionele muziek in gevaar kwam. Het was vóór de jaren vijftig dat de muziekindustrie in Iran werd gedomineerd door klassieke musici.

In 1968 hielpen Dariush Safvat en Nur-Ali Borumand bij het vormen van een instelling genaamd het Centrum voor Behoud en Propagatie van Iraanse Muziek, met de hulp van Reza Ghotbi, directeur van de National Iranian Radio and Television, om de traditionele muziek In de jaren zeventig te redden. Het “Radif van Iraanse muziek” werd officieel ingeschreven op de UNESCO representatieve lijst van het immaterieel cultureel erfgoed van de mensheid in 2009, beschreven als “het traditionele repertoire van de klassieke muziek van Iran”.

Instrumenten

Inheemse Iraanse muziekinstrumenten die in de traditionele muziek worden gebruikt, omvatten snaarinstrumenten zoals de chang (harp), qanun, santur, rud (oud, barbat), teer, dotar, setar, tanbur en kamanche, blaasinstrumenten zoals de sorna (zurna), karna, ney en neyanban, en percussie-instrumenten zoals de tombak, kus, daf, naqare en dohol. Sommige instrumenten, zoals de sorna, neyanban, dohol en naqare, worden meestal niet gebruikt in het klassieke repertoire, maar wel in de volksmuziek. Tot het midden van het Safavid-rijk was de chang een belangrijk onderdeel van de Iraanse muziek. Het werd toen vervangen door de qanun (citer) en later door de westerse piano. De tar fungeert als het belangrijkste snaarinstrument in een uitvoering. De setar komt vooral veel voor onder soefimuzikanten. De westerse viool wordt ook gebruikt, met een alternatieve stemming die de voorkeur heeft van Iraanse muzikanten. De ghaychak, dat is een soort viool, wordt na vele jaren van uitsluiting opnieuw geïntroduceerd in de klassieke muziek.

Tar

Santur

Kamancheh

Tombak

Daf

Setar

Officieel heette Ashraf Alsadat Mortezayee. Ze werd geboren in Teheran in 1924. Haar vader was een islamitisch geestelijke, maar van een ander soort dan die nu aan de macht is. Hij was getrouwd met een vrouw die afkomstig was uit een familie van beeldhouwers, schilders, musici en zangers, en zij moedigde haar dochter aan om te zingen en door te leren in de muziek.

Na een jarenlange studie nam ze in 1942 de artiestennaam Marzieh aan en begon aan haar carrière.

Haar faam begon met optreden voor de radio. Haar talent sprak aan in brede kring. Ze zong niet alleen traditionele liederen. Componisten en tekstschrijvers verdrongen elkaar om haar te verleiden hun werk te zingen. Ook beoefende ze de klassieke muziek. Ze trad op met het Farabi Orkest dat pionierde in de Perzische symfonische muziek. Tientallen jaren stond ze als mezzosopraan aan de top van de rijke liedkunst van Iran. De sjah liet haar vaak optreden voor zijn buitenlandse gasten. Ze zong voor presidenten en koningen, maar vooral ook voor het volk dat haar op handen droeg.

Haar repertoire, duizend liederen groot, was poëtisch en ging vooral over de liefde. Maar daar hadden de ayatollahs en hun maten niets mee op. Bovendien was ze vrouw en die hoort niet op een podium, volgens de orthodoxie. Ze trok zich terug op haar boerderij en vijftien jaar lang zong ze niet in het openbaar.

Tot ze op haar zeventigste uitweek naar Frankrijk. Haar stem was weer te horen. Ze trad op in Los Angeles, Londen en andere Europese steden. Haar laatste concert was in Parijs, in 2006. Opnamen waren illegaal in Iran zelf te horen.

In ballingschap werkte ze vooral samen met de in Parijs wonende componist Mohammad Shams en de tar-solist Hamid Reza Taherzadeh.

Ze stierf op 13 oktober 2010 in Parijs, op 86-jarige leeftijd, en ter aarde gesteld in Auvers-sur-Oise, waar ook onder andere Vincent van Gogh ligt begraven.

Mohammad Reza Shajarian belichaamde de tijdloze schoonheid van Perzische muziek. Ostad (meester) Shajarian is de ziel van Iran en mag gerust naast de grote wereldiconen uit de muziekwereld worden gezet.

De zanger, die op 80-jarige leeftijd op 8 oktober 2020 is overleden, werd in zijn thuisland het zwijgen opgelegd vanwege zijn uitgesproken kritiek – maar zijn kunstenaarschap speelde door in de harten van Iraniërs in binnen- en buitenland.

Ondanks de strenge lockdown in Iran gingen duizenden mensen in tranen de straat op terwijl ze zijn bekendste liederen zongen. Shajarians zoon Hommayoun, zelf inmiddels ook een beroemde zanger, maakte het nieuws van de dood van zijn vader bekend via Instagram.

Shajarian werd geboren in de Oost-Iraanse stad Mashhad. Als jonge jongen vestigde hij de aandacht op zichzelf als een begenadigd reciteerder van de Koran, een traditie die hij van zijn vader had geërfd. Het beoefenen van muziek als uitvoerende kunst druiste in tegen de overtuigingen van zijn strikt religieuze familie, dus voerde hij zijn studie van Perzische zang en de wetenschap van het klassieke radif-systeem in het geheim uit.

Hij werd beroemd in de jaren 60 na optredens op radio en staatstelevisie, en belichaamde al snel de tijdloze schoonheid van Perzische muziek en poëzie in een periode waarin Iran door politieke onrust en revolutionaire onrust ging.

Het was in Shajarians stem waarmee Perzische mystieke poëzie en Iraanse muziektraditie zijn hoogste uitdrukking vond.

Terwijl hij zich aan de bijna religieuze normen van de Perzische toonladders en poëtische regels van rijm en metrum hield, opende Shajarian ook nieuwe wegen door nieuwe elementen in de Perzische muziek te introduceren. Hoewel hij van oorsprong een soloartiest was, experimenteerde hij met een aantal muzikale ensembles en vond hij nieuwe snaarinstrumenten uit die hun weg naar zijn concerten vonden.

Voor Iraniërs in Iran dienden de liederen van Shajarian als anker voor hun Perzische identiteit en boden ze hoop en troost in moeilijke tijden. Veel Iraniërs hebben emotionele herinneringen aan Shajarian.

Voor Iraniërs in het buitenland gaf Shajarian een stem aan de melancholie die hoort bij het leven in ballingschap – niet alleen fysieke ballingschap, maar ook de existentiële innerlijke ballingschap van mensen, die gaat over leven in gescheidenheid van je diepste wezen, een toestand die soefipoëzie beschrijft als de wortel van alle menselijke pijn en lijden.

Zijn openhartigheid had een prijs. Shajarian werd al snel verbannen van optreden en opnemen in Iran. Zelfs als censuurmaatregelen hem tot in zijn kern door elkaar schudden, bleef Shajarian diepe solidariteit tonen met het lot van het Iraanse volk.

Mohammad Reza Shajarian gold als meester van de dastgah, een zangstijl vol vocale ornamentiek die jaren van intensieve training vereist. Erkenning kreeg hij niet alleen in eigen land. In 1999 werd hij in Frankrijk onderscheiden met de Picasso Award en in 2006 ontving hij de UNESCO Mozart Medal. In 2017 noemde de Los Angeles Times hem ‘de grootste levende maestro van de Perzische klassieke muziek’.

Hij is begraven bij de tombe van Ferdowsi in Mashhad.