De 15 jaar oude jongen zit te huilen in een opvanghuis in centraal Iran, gebroken in lichaam en geest. Reza zal niet naar buitengaan – hij is vreselijk bang om alleen gelaten te worden.
Hij zegt dat hij een eind aan zijn leven wil maken en het is niet moeilijk te begrijpen waarom: omdat hij het durfde een groene polsband te dragen van de Iraanse oppositie werd hij 20 dagen opgesloten, geslagen, herhaaldelijk verkracht en onderworpen aan seksuele intimidatie en mishandeling zoals in Abu Ghraib wat het Iraanse regime de Verenigde Staten voor beschuldigde.
“Mijn leven is voorbij. Ik denk niet dat ik kan herstellen,” zei hij toen hij zijn ervaringen vertelde aan The Times — op voorwaarde dat zijn identiteit niet bekend zou worden gemaakt. Een dokter die hem behandelt, op groot risico voor haarzelf, bevestigde dat hij suïcidaal is en de verwondingen draagt die bij zijn verhaal horen. De familie is wanhopig en zoekt wegen om Iran te ontvluchten.
Reza is het levende bewijs van de beschuldigingen uitgesproken door Mehdi Karoubi, een van de oppositieleiders, dat gevangenisbeambten systematisch mannelijke als vrouwelijk gevangenen verkrachten om hun wilskracht te breken. Het regime heeft Karoubi beschuldigd Iran’s vijanden te helpen door leugens te verspreiden en heeft hem gedreigd te arresteren.
De behandeling van de jongen laat ook zien hoe ver het regime, dat claimt islamitische warden hoog te houden, bereid is miljoenen inwoners te onderdrukken die claimen dat de herverkiezing van Ahmadinejad is gemanipuleerd.
Drewery Dyke, een onderzoeker van Amnesty Interternational, zei dat Reza’s zaak lijkt op de andere berichten die “ we ontvangen in het geval van grove schending van mensenrechten, het onbeperkte misbruik zonder enige vorm van rechtspraak, de betrokkenheid zelfs van gerechtelijke personen bij verkrachting en het ontkennen van het basisrecht tot zorg”.
Reza’s beproeving begon in het midden van juli toen hij samen met 40 andere jongeren werd gearresteerd tijdens een demonstratie van de oppositie in een grote provinciestad. De meesten waren te jong om zelfs te mogen stemmen. Ze werden overgebracht naar wat hij gelooft een basis van de Basiji militia waar ze werden geblinddoekt, uitgekleed tot het ondergoed, geslagen met kabels en daarna opgesloten in een stalen scheepscontainer. De eerste nacht werd Reza eruitgepikt door drie mannen in burgerkleding die zich hadden vermomd als gevangenen. Terwijl de andere jongens toekeken duwden ze hem op de grond. Een hield zijn hoofd naar beneden, de andere zat op zijn rug en de derde urineerde op hem voordat hij de jongen verkrachtte.
“Zij vertelden ons dat ze dit deden voor God en wie wij wel dachten dat we waren om te demonstreren,” zei Reza. De mannen zeiden tegen de andere jongens dat zij dezelfde behandeling kregen als zij niet meewerkten aan de ondervraging de volgende dag.
Reza werd daarna naar buiten gebracht, aan een metalen paal vastgebonden en de hele nacht daar gelaten. De volgende morgen kwam een van de mannen terug. Hij vroeg of Reza zijn les had geleerd. “Ik was boos . Ik spuugde in zijn gezicht en begon hem uit te schelden. Hij gaf me enkele keren een elleboog in mijn gezicht en sloeg me.” Twintig minuten later, zei hij, kwam de man terug met een zak vol uitwerpselen en duwde het in Reza’s gezicht en dreigde hem het op te eten.
Reza werd later naar een ondervragingsruimte meegenomen waar hij zijn ondervrager vertelde dat hij was verkracht. “Ik maakte een fout. Hij klonk vriendelijk, maar mijn ogen waren geblinddoekt. Hij zei dat hij het zou uitzoeken en ik had hoop,” zei Reza.
In plaats daarvan ordonneerde de ondervrager Reza vast te binden en verkrachtte hem opnieuw en zei: “Deze keer doe ik het, zodat je leert deze verhalen aan niemand te vertellen. Je verdient wat je toekomt. Jullie jongens moeten worden verkracht tot je dood gaat.”
Hij onderging verder grove seksuele mishandeling en werd drie dagen in een isoleercel geplaatst.
Reza werd daarna gedwongen een ‘verklaring’ te tekenen waarin stond dat buitenlandse machten hem en zijn vrienden hadden verteld banken en gebouwen van de staatsmedia in brand te steken. Hem werd gezegd een leider te identificeren; een 16 jarige vriend die ernstig was mishandeld en in het ziekenhuis lag.
“Ik schudde zo hevig dat ik niet kon horen wat ze zeiden,” zei Reza. “Ik tekende gewoon wat voor me lag zonder ernaar te kijken. Ik was bang dat ze me opnieuw zouden verkrachten.”
De volgende dag warden Reza en de andere gedetineerden naar een detentiecentrum van de politie overgebracht, waar hij nog een week werd vastgehouden.
Op de derde dag kwamen politieagenten in het midden van de nacht de cel binnen, blinddoekten hem en brachten hem naar het toilet, waar hij opnieuw werd verkracht. “Mijn handen schudden, mijn benen waren slap en ik kon niet gewoon staan. Ik viel en sloeg mijn hoofd hard op de grond om mezelf te doden. Ik begon te schreeuwen naar hen om mij te doden. Ik kon het niet langer verdragen. Ik haatte mezelf,” zei hij, huilend door de herinnering.
De volgende dag werd hij bij de commandant geroepen die hem vroeg waarom hij de vorige nacht zo hard schreeuwde. Toen hij het uitlegde werd hem gevraagd de verkrachter te identificeren. De jongen zei dat hij was geblinddoekt, waarop de commandant hem sloeg en hem beschuldigde van leugens. Hij werd gedwongen een brief te tekenen waarin hij toegeeft ongegronde beschuldigingen tegen de veiligheidstroepen te hebben geuit.
Reza’s beproeving was nog lang niet voorbij. Hij werd met ongeveer 130 andere gevangenen naar de revolutionaire rechtbank gebracht, waar ze werden samengebracht op een plaats. De rechter vertelde hen dat hij degenen die op een gewelddadige manier tegen de islamitische revolutie waren zou ophangen en begon de namen van tien jongeren op te lezen, waaronder Reza. De boodschap was duidelijk: als ze zouden doorgaan te vertellen dat ze zijn verkracht zouden ze worden geëxecuteerd.
De rechter stuurde ze naar de hoofdgevangenis van de stad, waar Reza werd geboeid en in een kleine cel vastzat met zes andere jongens gedurende tien dagen. Gedurende de avonden sloegen de agenten de jongens en hoonden hen met de woorden: “Willen jullie een revolutie ontketenen?”
Op gezette tijden haalde de senior agent de jongens weg, drie tegelijk. “Toen ze terugkwamen waren ze stil en ongemakkelijk,” zei Reza. Toen hij aan de beurt was en warden hij de anderen naar een kleine kamer gebracht, moesten zich uitkleden en warden gedwongen seks met elkaar te hebben. “Hij zij dat we op deze wijze zouden worden gezuiverd – we zouden zo worden verpletterd dat we niet langer in staat zouden zijn elkaar in de ogen te kijken. Dit zou ons rustig houden.”
Na 20 dagen kon de familie van Reza hem vrij krijgen met een borgsom van zo’n £45,000 — en met een laatste waarschuwing dat hij niets over de behandeling mocht zeggen. Zijn broer zei: “Een vriend van me die een bewaker is in de gevangenis waar Reza vastzat vertelde me dat hij ziek was. De avond dat hij werd vrijgelaten kon hij niet stoppen met huilen; toen stortte hij in en vertelde mijn moeder alles.”
De familie drong er bij een dokter, die ze kenden, op aan hem te behandelen ondanks het gevaar voor haar zelf. Ze behandelde zijn lichamelijke verwondingen en gaf hem antibiotica en pijnstillers, maar geen inwendig onderzoek verrichten. Reza is ernstig getraumatiseerd, doodsbang terug te moeten naar de gevangenis en slaapt nauwelijks.
De dokter vertelde The Times dat andere gedetineerden hetzelfde lot beschoren was. “Wij hebben veel zaken in het ziekenhuis maar we kunnen ze niet rapporteren. Ze laten ons geen dossier opmaken. Ze willen geen papierwerk,” zij ze.
Drewery Dyke, een onderzoeker van Amnesty Interternational, zei dat Reza’s zaak lijkt op de andere berichten die “ we ontvangen in het geval van grove schending van mensenrechten, het onbeperkte misbruik zonder enige vorm van rechtspraak, de betrokkenheid zelfs van gerechtelijke personen bij verkrachting en het ontkennen van het basisrecht tot zorg”.
Reza overleefde uiteindelijk om zijn verhaal aan de wereld te vertellen. De 16 jarige jongen die had moest noemen als zijnde de leider overleed in het ziekenhuis aan zijn verwondingen.
• De identiteit van alle genoemde personen in het artikel zijn gefingeerd.