13 mei 2013 -De vervolging van de Bahá’í en andere religieuze minderheden in Iran schendt het recht op vrijheid van godsdienst. De Bahá’í zijn regelmatig slachtoffer van doelgerichte onderdrukking.

Fariba Kamalabadi, Jamaloddin Khanjani, Afif Naeimi, Saeid Rezaie, Behrouz Tavakkoli, Vahid Tizfahm en Mahvash Sabet, vooraanstaande leden van de Baha’i geloofsgemeenschap, zitten in Iran al vijf jaar gevangen

Naar aanleiding van het feit dat de zeven leiders van de Baha’i geloofsgemeenschap in Iran al vijf jaar in de gevangenis zitten, heeft de commissaris voor de mensenrechten van de Duitse regering, Markus Loening, op 10 mei een oproep gedaan voor de vrijlating van de zeven Bahá’í en alle andere gevangenen die vanwege hun religieuze overtuiging vastzitten. Volgens het recente rapport van Dr. Ahmed Shaheed,  de speciale vertegenwoordiger van de VN inzake de situatie van de mensenrechten in Iran, zitten

er op dit moment meer dan 100 Bahá’í in Iran gevangen.
In de verklaring van de commissaris voor de mensenrechten van de Bondsregering staat onder meer:
“De leiders van de Iraanse Bahá’í zitten nu al vijf jaar in de gevangenis. Ze zijn, in strijd met fundamentele constitutionele voorschriften, via duistere juridische procedures tot 20 jaar gevangenis veroordeeld.

Ik roep de Iraanse rechterlijke macht op om deze onrechtmatige veroordelingen onmiddellijk in te trekken. De zeven Bahá’í en alle andere religieuze gewetensgevangenen moeten onmiddellijk worden vrijgelaten.
De vervolging van Bahá’í en andere religieuze minderheden is in strijd met het recht op vrijheid van godsdienst. Iran heeft zich door het ondertekenen van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten hieraan verplicht. Iran dient zich hier nu ook aan te houden.”