10 juni 2013-Het Canadese Parlement veroordeelt het gevangenisbloedbad van 1988 in Iran als misdaad tegen de menselijkheid. Overlevenden en mensenrechtenactivisten eisen dat degenen die ervoor verantwoordelijk zijn volgens het internationaal recht worden vervolgd.
Ter gelegenheid van de 25e herdenking van het gevangenisbloedbad van 1988 in Iran heeft het Canadese parlement op 5 juni dit bloedbad unaniem veroordeeld als misdaad tegen de menselijkheid. Canada is hiermee het eerste land dat deze massamoord, waarbij in Iran in de zomer van 1988 duizenden politieke gevangenen ten slachtoffer vielen, erkent als misdaad waarvoor de daders krachtens het internationaal recht strafrechtelijk verantwoordelijk kunnen worden gesteld.

Nabestaanden herdenken de slachtoffers van de massamoord, die in naamloze massagraven zijn begraven op de Khavaran begraafplaats van Teheran
Het Canadese parlement herdacht de slachtoffers van het bloedbad, die op verschillende locaties in Iran in massagraven werden begraven, en riep 1 september uit als dag van solidariteit met de politieke gevangenen in Iran.

Het initiatief hiervoor is uitgegaan van Iraans-Canadese mensenrechtenactivisten en advocaten, die campagne voeren om ervoor te zorgen dat de verantwoordelijken voor de massamoorden, die in Iran nog steeds hoge posities bekleden, verantwoording zullen afleggen voor deze misdaden.

Op 5 juni herdachten de Canadese minister van Buitenlandse Zaken, John Baird, en de minister van Immigratie, Jason Kenney, tevens de duizenden, die tot nu toe het slachtoffer zijn geweest van het fundamentalistische regime in Iran. Zij verklaarden dat het vervolgen van politieke tegenstanders en de systematische onderdrukking van de democratische vrijheden in Iran uitgaat van het hoogste niveau van de mullahdictatuur. Ze prezen het werk van moedige mensenrechtenactivisten, die de misdaden van de machthebbers in Iran documenteren. Zij herdachten ook de Canadees-Iraanse fotojournaliste Zahra Kazemi, die 10 jaar geleden in Teheran in de gevangenis werd doodgemarteld.
Terugblik: het gevangenisbloedbad van 1988 in Iran
Misdaad tegen de menselijkheid

In augustus 1988 begon in de gevangenissen van Iran het systematisch afslachten van politieke gevangenen, wat voortduurde tot begin 1989. Onder de slachtoffers waren duizenden gevangenen die al jaren in de gevangenis zaten. In die tijd werden ook veel voormalige politieke gevangenen opnieuw gevangen genomen en “verdwenen”  daarna spoorloos.

Het fundamentalistische regime probeert tot op heden deze massamoord geheim te houden. Ooggetuigen en familieleden werden geïntimideerd en bedreigd om alle informatie naar de buitenwereld te voorkomen. Volgens schattingen waren duizenden mensen het slachtoffer  van deze door de staat georganiseerde massamoord.

Veel van de omgebrachte personen werden door hun beulen in naamloze massagraven gegooid. Bekend is de Khavaran begraafplaats in het zuiden van Teheran. In dit gebied, dat door het regime wordt aangeduid als “Graveyard of the Damned”, heerst een strikt verbod op openbare bijeenkomsten, en zelfs grafonderhoud is verboden. Niettemin komen de nabestaanden hier steeds weer bijeen en nemen de represailles van het regime op de koop toe.

Nabestaanden en mensenrechtenactivisten eisen dat degenen die verantwoordelijk zijn voor het gevangenisbloedbad door het internationale strafrechtsysteem  ter verantwoording worden geroepen. Dergelijke misdaden tegen de menselijkheid mogen niet onbestraft blijven, ongeacht wanneer ze zijn gepleegd.

Massamoord van 30.000 mensenrechten activisten Iran – zomer 1988