1-june- 2017-Fariba Kamalabadi en Mahvash Sabet zitten al meer dan negen jaar wegens hun lidmaatschap van de religieuze Bahá’í gemeenschap in Iran gevangen. Als moeder en lid van een religieuze gemeenschap hebben zij ondraaglijk leed moeten doorstaan.

In Iran zijn tal van vrouwen gedetineerd die uitsluitend vanwege hun religieuze overtuiging tot lange gevangenisstraffen zijn veroordeeld. Onder hen zijn moeders die hun kinderen al vele jaren alleen tijdens bezoeken in de gevangenis kunnen zien. Vaak worden de bezoeken van hun kinderen ook verboden, als strafmaatregel tegen de gevangenen. De moeders lijden dubbel: door hun onrechtmatige gevangenschap en door de scheiding van hun kinderen.

Onder de moeders zijn Fariba Kamalabadi en Mahvash Sabet, die al meer dan negen jaar in de in de Evin gevangenis in Teheran zitten. Ze behoren tot de zeven vooraanstaande leden van de religieuze Bahá’í gemeenschap in Iran, die allemaal wegens hun religieuze overtuiging tot tien jaar zijn veroordeeld. De Bahá’í worden in Iran systematisch gediscrimineerd en doelbewust vervolgd. Ze zijn het slachtoffer van ernstige mensenrechtenschendingen. Fariba Kamalabadi en Mahvash Sabet hebben de afgelopen negen jaar ​​als moeder en lid van een vervolgde religieuze gemeenschap ondraaglijk leed moeten doorstaan.

De 54-jarige Fariba Kamalabadi (op de foto met haar dochter) is moeder van drie kinderen. Vanwege haar Bahá’í geloof werd ze, ondanks een uitstekend eindexamen, tot geen enkele universiteit in Iran toegelaten om te studeren. Ze behaalde uiteindelijk bij het Bahai’i Instituut voor Hoger Onderwijs, een particulier instituut voor schriftelijk onderwijs waar Bahai’i verder kunnen studeren, een graad in de psychologie. Tegelijkertijd stichtte ze met haar man Ruhollah Taefi, ook een Baha’i, een gezin.

Haar jongste dochter Taraneh was 12 toen haar moeder in 2008 werd gearresteerd. Als tiener moest ze altijd naar de beruchte Evin gevangenis komen als ze haar moeder wilde zien.

Taraneh legde een voortreffelijk eindexamen af, maar net als haar moeder werd haar vanwege haar Bahá’í geloof de toegang tot de universiteit geweigerd. Toen haar dochter trouwde, kon Fariba Kamalabadi daar niet bij zijn, want ze kreeg geen gevangenisverlof.

Intussen heeft Fariba Kamalabadi vier kleinkinderen van haar drie kinderen. Maar voor geen van deze blijde gebeurtenissen mocht ze de gevangenis te verlaten. Uiteindelijk kreeg ze voor het eerst in acht jaar in 2016 een gevangenisverlof van slechts vijf dagen. Sindsdien komt Taraneh met haar baby naar de Evin gevangenis om haar moeder te bezoeken.

De 64-jarige Mahvash Sabet (foto) was docente en schoolhoofd bij verschillende scholen in Iran. Vanwege haar Bahá’í geloof werd ze ontslagen en kreeg ze een verbod op het uitoefenen van haar beroep. Vóór haar arrestatie in 2008 was ze 15 jaar directeur van het Bahai’i Instituut voor Hoger Onderwijs.

Met haar echtgenoot Siavash Sabet heeft ze een zoon en een dochter, Negar en Masrur. Ook zij kon de afgelopen negen jaar geen deel uitmaken van een groot aantal belangrijke gebeurtenissen binnen haar familie – ook niet toen haar dochter in 2016 bij de Beijing Language and Culture University haar studie Chinees met een diploma afsloot.

Tijdens haar detentie begon Mahvash Sabet gedichten te schrijven, wat haar hielp om te gaan met de wrede realiteit waaraan zij en haar mede Bahá’í gevangenen worden blootgesteld. In 2013 ontdekte de schrijversvereniging PEN International Sabets boek ‘Gevangenisgedichten’ en riep de internationale gemeenschap op zich tijdens de Internationale Vrouwendag in te zetten voor Mahvash Sabet.