7 september 2017- Door middel van wakes, exposities en betogingen hebben mensenrechtenactivisten en Iraanse ballingen geprotesteerd tegen de aanhoudende massa-executies en mensenrechtenschendingen in Iran. Zij herinnerden aan het gevangenisbloedbad van 1988 in Iran, waar duizenden politieke gevangenen gedood werden. Aan de regeringen van de EU en het Westen werd gevraagd om verdere betrekkingen met Iran afhankelijk te maken van een duidelijke vooruitgang in de mensenrechtensituatie en het stopzetten van de execu

In de loop van augustus en het eerste weekend van september hebben mensenrechtenactivisten en Iraanse ballingen door middel van betogingen, wakes, exposities en informatiebijeenkomsten in verschillende steden, waaronder Berlijn, Parijs, Londen, Brussel en Den Haag, de aandacht gevestigd op de toenemende schendingen van mensenrechten en de massa-executies in Iran.

Mensenrechtendeskundigen  wijzen erop dat de Iraanse dictatuur nog steeds een van de ergste mensenrechtenschenders ter wereld is. Martelingen en wrede straffen, zoals gedwongen amputatie en ogen uitsteken, zijn in Iran nog steeds aan de orde van de dag. Het schenden van mensenrechten is een middel van het regime om de bevolking te terroriseren. De vervolging van religieuze en etnische minderheden, mensenrechtenverdedigers en vrouwenrechtenactivisten neemt toe.

De deelnemers aan de demonstraties deden een beroep op de wereldgemeenschap om doeltreffende maatregelen te nemen om in Iran de doodstraf af te schaffen en alle executies stop te zetten. Zij roepen de regeringenvan de EU en het Westen op om verdere betrekkingen met Iran afhankelijk te maken van een duidelijke vooruitgang in de mensenrechtensituatie en het stoppen met de executies.

Er werd ook aandacht besteed aan de benarde situatie van de politieke gevangenen in de beruchte Raja’i-Shahr gevangenis bij Teheran, die momenteel door een hongerstaking protesteren tegen de onmenselijke omstandigheden en de mishandelingen in de gevangenis. Verschillende mensenrechtendeskundigen hebben hun bezorgdheid uitgesproken over de gezondheid van de gevangenen, die de noodzakelijke medische zorg onthouden wordt.

Onder de deelnemers aan de bijeenkomsten waren voormalige politieke gevangenen uit Iran, die in Europa toevlucht hebben gezocht. Zij vertelden over willekeurige detentie, oneerlijke processen, foltering en verkrachting in de Iraanse gevangenissen, en deden een oproep aan internationale mensenrechtenorganisaties om zich in te zetten voor de vrijlating van politieke gevangenen.

Tijdens de bijeenkomster werd in het bijzonder het gevangenisbloedbad van 1988 herdacht. In de late zomer en het najaar van 1988 werden in de gevangenissen van Iran dagelijks massa-executies van politieke gevangenen uitgevoerd. Volgens schattingen vielen bij deze door de staat georganiseerde massamoord zo’n 30.000 slachtoffers.

Het gevangenisbloedbad van 1988 is een van de wrede dieptepunten in de vervolging van oppositieleden en andersdenkenden in Iran en is een van de ernstigste mensenrechtenschendingen van het islamitische regime. Tot op heden zijn de massa-executies nog steeds onopgehelderd en onbestraft.

Parijs: herdenking van de slachtoffers van de massa-executies van 1988

Onder de slachtoffers waren duizenden gevangenen die al jarenlang onder onmenselijke omstandigheden gevangen zaten om hun straf uit te zitten. Ook veel voormalige politieke gevangenen werden opnieuw gearresteerd en ‘verdwenen’ dan spoorloos

Onder de slachtoffers waren veel vrouwen en mannen die gevangen zaten wegens het verspreiden van folders, het deelnemen aan demonstraties of het financieel ondersteunen van familieleden van politieke gevangenen. De meeste van hen waren leden van de Iraanse oppositiebeweging PMOI. Ook leden van kleinere oppositiegroeperingen werden echter getroffen.

Volgens ooggetuigeverslagen van voormalige politieke gevangenen die het bloedbad hebben overleefd hadden dat de gevangenisautoriteiten al begin 1988 de eerste maatregelen genomen voor de massa-executies. In juli 1988 werden de gevangenen totaal geïsoleerd van de buitenwereld. Familieleden werden zonder verklaring bij de gevangenispoort weggestuurd. Drie maanden lang bestond er onzekerheid over het lot van de politieke gevangenen.

In de late zomer en herfst van 1988 werden de gevangenen door zogenaamde “doodscommissies”, bestaande uit een religieuze rechter, een aanklager en een lid van de inlichtingendienst, opnieuw ondervraagd. De gevangenen moesten hun politieke overtuiging publiekelijk afzweren. Degenen die dit weigerden of weigerden andere opposanten aan te geven, werden na enkele minuten ter dood veroordeeld. Het vonnis werd onmiddellijk in de gevangenis voltrokken door verhanging of doodschieten.

De geëxecuteerden werden door hun beulen in naamloze massagraven begraven. In de late herfst van 1988 werden de familieleden van de geëxecuteerden, die extreem bezorgd waren door de vele geruchten, naar de gevangenissen ontboden. Ze werden alleen maar van de dood van de gevangenen op de hoogte gebracht. Het was strikt verboden om over de executies te praten of om begrafenisceremonies te houden. De autoriteiten zwijgen nog steeds over de locaties waar de slachtoffers zijn begraven. Ooggetuigen en familieleden werden geïntimideerd en bedreigd, zodat er geen informatie de buitenwereld kon bereiken.

Documenten tonen aan dat veel hoge vertegenwoordigers van het huidige regime in Iran, van de regering tot de rechterlijke macht en de geheime dienst, direct betrokken waren bij de massamoord van 1988. Familieleden van de slachtoffers en mensenrechtenactivisten eisen dat er een eind komt aan de straffeloosheid van de functionarissen van het regime in Teheran. Zij eisen informatie over de omstandigheden waarin de politieke gevangenen zijn gedood en waar de lijken zijn begraven.

Mensenrechtendeskundigen roepen op om de daders en degenen die verantwoordelijk zijn volgens het internationaal recht strafrechtelijk ter verantwoording te roepen. Dergelijke misdaden tegen de mensheid mogen niet onbestraft blijven, ongeacht wanneer ze gepleegd zijn.