6 oktober 2017-De zieke politieke gevangen Maryam Akbari Monfared werd de dringend noodzakelijke medische verzorging geweigerd. Als extra represaille werd haar verlof uit de gevangenis ontzegd en werd zelfs met strafverlenging gedreigd, want Maryam Akbari Monfared is niet bereid om de mensenrechtenschendingen en massale terechtstellingen zwijgend te accepteren.

De politieke gevangene Maryam Akbari Monfared (op de foto met haar dochter), die al bijna acht jaar vast zit in de Evin gevangenis, werd de dringend noodzakelijke medische verzorging geweigerd. De 41-jarige gevangene lijdt onder andere aan reumatische Artritis en schildklierkanker. Haar gezondheidstoestand verslechtert in gevangenschap steeds verder.

Zoals haar echtgenoot Hassan Jafari eind september berichtte, kan zijn vrouw in de ziekenafdeling van de Evin gevangenis niet adequaat worden behandeld. Het wordt haar door de gevangenis autoriteiten desondanks niet toegestaan, zich door een specialist buiten de gevangenis te laten behandelen.

Maryam Akbari Monfared zit sinds eind 2009 vast. Ondanks talloze aanvragen en het storten van een borgsom, werd haar verlof geweigerd, hoewel ze daar na het uitzitten van meer dan de helft van haar straf wel recht op had. In de eerste jaren van haar gevangenschap mocht ze haar dochter helemaal niet zien, daarna alleen tijdens bezoeken in de gevangenis. Haar jongste dochter Sara was drie, toen Maryam Akbari Monfared in de gevangenis belandde.

De represailles tegen de gevangene hebben het kenmerk van vergeldingsmaatregelen van de justitiële autoriteiten, omdat Maryam Akbari Monfared een officieel onderzoek had geëist naar de massale terechtstellingen van politieke gevangenen, die in de zomer van 1988 in Iran plaatsvonden. Haar zusters behoorden tot de slachtoffers.

In mei 2017 werd de echtgenoot van Maryam Akbari Monfared door de Geheime Dienst gedreigd, dat zijn vrouw nog drie extra jaren gevangenisstraf te wachten stond en dat men haar naar een ver weggelegen gevangenis in de provincie Sistan en Belotsjistan in het uiterste zuidoosten van Iran zou brengen. Men zei hem, dat deze dreiging zou worden uitgevoerd, als zijn vrouw niet zou ophouden met het schrijven van openbare brieven.

Maryam Akbari Monfared had in oktober 2016 bij de Landsadvocaat een bezwaar ingediend en daarna talloze brieven geschreven, waarin ze informatie over het lot en de verblijfplaats van duizenden politieke gevangenen eiste. Onder hen waren twee van haar zusters, die in de zomer van 1988 buitenrechtelijk werden geëxecuteerd. Ze eiste een officieel onderzoek naar de massamoord van 1988, de bekendmaking van de plaats van de massagraven waar men de lijken van de gevangenen had gedumpt en de identiteit van de daders.

Maryam Akbari Monfared werd eind december 2009 vastgezet en in mei 2010 tot 15 jaar gevangenisstraf veroordeeld. De gevolgde procedures voldeden in de verste verte niet aan de internationale standaard voor eerlijke berechtiging. De tegen haar uitgesproken veroordeling was slechts gebaseerd op het feit, dat zij contact onderhield met haar zusters, die tot de Iraanse verzetsbeweging behoorden. Een onderbouwing van de uitspraak met de tegen haar aangevoerde bewijzen en juridische argumenten, heeft ze tot heden niet ontvangen.

Amnesty International heeft herhaaldelijk de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van Maryam Akbari Monfared geëist, omdat de veroordeling is gebaseerd op willekeurige inmenging in haar  privé- en familieleven en haar correspondentie. Amnesty eist bovendien dat de vervolging van familieleden van de in 1988 terechtgestelde gevangenen wordt gestopt, omdat zij recht hebben op de waarheid, gerechtigheid en schadevergoeding.

Reeds in juli 2016 heeft Amnesty International in een bericht gedocumenteerd, dat justitie en de gevangenisautoriteiten in Iran bewust de nodige verzorging en medicijnen voor gevangenen weigeren. “In Iran worden de medische behoeften van gevangenen op onverantwoorde wijze genegeerd. In plaats daarvan gebruiken de autoriteiten de gezondheid van gevangenen stelselmatig als drukmiddel. Gevangenen de nodige medische zorg weigeren is wreed en niet te rechtvaardigen”, aldus Amnesty-expert Philip Luther. “De toegang tot gezondheidszorg voor gevangenen is vastgelegd in zowel het Volkenrecht als ook in de Iraanse wetgeving. Als aan een gevangene deze zorg wordt onthouden en dat tot ernstige pijn of gezondheidsschade leidt, en als dat opzettelijk gebeurt om een persoon te straffen, te intimideren of tot een bekentenis te dwingen, dan kan in deze samenhang worden gesproken van marteling.”