15 maart 2020 – Amir Hossein Moradi, Saeed Tamjidi, Mohammad Rajabi, Mojgan Eskandari, en Shima R. Zij werden gearresteerd wegens hun deelname aan de november demonstraties en hun zaak werd in hetzelfde proces behandeld.
Moradi, Tamjidi, en Rajabi werden ter dood veroordeeld en ook nog tot gevangenisstraffen en zweepslagen.
Ze wilden in beroep gaan. Maar hun advocaten hebben tot op heden nog geen verzoek daartoe ingediend, dus is er nog geen datum en plaats voor de behandeling van dit beroep vastgesteld. Bovendien willen Tamjidi en Rajabi een andere advocaat.
Deelname aan protest
Op 16 november 2019 deden Amir Hossein Moradi, Saeed Tamjidi, en Mohammad Rajabi mee aan protesten in de Sattar Khan straat in Teheran waar zij toevallig een eerste ontmoeting hadden met Mojgan Eskandari. Dit wordt bevestigd door een bron, dichtbij de familie van Mojgan Eskandari. Ze kende hen niet voor die tijd. Ze werden samen gearresteerd, terwijl zij maar kort in elkaars nabijheid waren.
Er is nog een vijfde veroordeelde in deze zaak, die heet Shima R. (de familienaam is niet bekend gemaakt door Human Rights Activists News Agency (HRANA) uit veiligheidsoverwegingen), die niet deelnam aan de protesten, maar die behulpzaam wilde zijn en de beklaagden hielp met vertalingen, op deze manier kwam ze in contact met de beklaagden in deze zaak.
Arrestatie
Op 19 november werd Amir Hossein Moradi geïdentificeerd en gearresteerd door de veiligheidsdienst (na het bekijken van de beelden van een bewakingscamera). Moradi werd voor een maand, in isolatie opgesloten in een cel van afd. 240 en 209 van de Evin gevangenis. Hij werd door veiligheidsagenten geslagen tijdens zijn arrestatie en verhoor. Daarna werd hij overgeplaatst naar de centrale strafgevangenis van Teheran.
Mojgan Eskandari werd eveneens geïdentificeerd met behulp van de beelden van een bewakingscamera en werd op 10 december 2019 gearresteerd door de veiligheidsdienst. Ze werd overgebracht naar de Qarchak gevangenis, vanuit het detentiecentrum van de veiligheidsdienst, waar ze was verhoord.
Mohammad Rajabi, Saeed Tamjidi, en Shima R. kwamen illegaal in Turkije aan op 20 november 2019. Ze gingen eerst naar Van en daarna naar Ankara. Op weg van Ankara naar Antalya werden zij gearresteerd en overgebracht naar een politiebureau in Antalya en overgedragen aan de Turkse veiligheidsdienst. Ze legden uit wat hun situatie was en lieten documenten over de aanhouding van hun vriend Amir Hossein Moradi zien en vroegen asiel aan. De Turkse politie bracht hen in contact met een vrouw, waarvan men zei dat die de Verenigde Naties vertegenwoordigde. Zij gaven haar al hun documenten over hun deelname aan de demonstraties en legden haar uit wat hun situatie was, met de hulp van een vertaler.
Hoewel hen door de politie was verteld dat zij, in afwachting van de behandeling van hun asielaanvraag, een jaar lang in een kamp zouden verblijven, werden zij door de Turkse politie gearresteerd en voor zij op 26 december 2019 werden uitgeleverd aan de autoriteiten van de Islamitische Republiek, werden zij, in een bus, overgebracht naar de stad Agri, dichtbij de grens met Iran. Ze kregen twee dagen lang geen water of voedsel.
Op 28 december 2019 deporteerden politieagenten hen en nog 30 anderen, waaronder Adel Bahrami. Aan de grens werd hen verteld dat zij op een lijst voorkwamen, bekend als: “ontsnapt uit de Evin gevangenis”. Daarna werden zij overgebracht naar veiligheidsdienst in Maku en, omdat het bevel tot hun inhechtenisneming was uitgevaardigd door de veiligheidspolitie van Teheran, kwamen er agenten uit Teheran en brachten hen naar het detentiecentrum van Gisha en daarna naar de Evin gevangenis. Op 4 januari 2020 werd Rajabi vrijgelaten uit de centrale strafgevangenis van Teheran op een borgtocht van 500 miljoen Toman (~10000€). Op 19 januari 2020 werd hij gedagvaard door het Revolutionaire Gerechtshof van Teheran en aangehouden. Op dezelfde dag trok rechter Abolghasem Salavati zijn borgtocht in en vaardigde een aanhoudingsbevel tegen hem uit. Daarna werd hij gearresteerd en overgebracht naar de centrale strafgevangenis van Teheran.
Ondervraging
Moradi werd voor een maand in isolatie opgesloten in afd. 240 van de Evin gevangenis. Hij werd door de veiligheidsagenten geslagen tijdens de arrestatie en het verhoor. Een bron, dichtbij zijn familie, verklaarde aan HRANA dat Moradi aan zijn familie had verteld dat hij met een stroomstootwapen was aangevallen, hem gedreigd was dat hij meer tijd in isolatie zou moeten doorbrengen en dat, pas als hij bekende, hij medische behandeling zou krijgen (hij lijdt aan een aandoening van het zenuwgestel). Hij had daaraan nog toegevoegd dat tijdens een van zijn 13 verhoren een veiligheidsagent op zijn borst was gaan staan, wat hem verwonding aan zijn ribben opleverde. Bovendien werd Amir Hossein Moradi bedreigd en geslagen door de veiligheidsagenten in het detentiecentrum van de veiligheidsdienst in Gisha en de Evin gevangenis. Tenslotte werd hij gedwongen om de bekentenissen voor de camera te herhalen. Hij deed dat ook omdat hij veronderstelde dat Rajabi en Tamjidi Iran hadden verlaten en in veiligheid waren, daarom bekende hij, onder dwang, dat hij de beweerde misdaden met hen had begaan.
Rjabai, Tamjidi, en Shima R, werden ernstig mishandeld in het detentiecentrum van de veiligheidsdienst en werden gedwongen om elkaar te beschuldigen. Rjabai en Tamjidi zeiden ook nog dat zij door de veiligheidsagenten werden geslagen om hen tot bekentenis te dwingen. Een bron dichtbij hen, die anoniem wenst te blijven, vertelde HRANA dat zij hun familie het volgende hadden verteld : “We bekenden onder marteling en de meeste van de beschuldigingen zijn fout, zoals dat wij meewerkten met People’s Mojahedin Organization of Iran (Mojahedin-e Khalq) (PMOI), dat een voorwendsel is om ons terecht te stellen. We namen deel aan de demonstraties, maar we staken geen bank of andere eigendommen in brand. Ze voegden eraan toe: “we waren de onrechtvaardigheid in het land beu en we gingen de straat op, om daartegen te protesteren”.
Proces
Amir Hossein Moradi, Saeed Tamjidi, Mohammad Rajabi, Mojgan Eskandari, Shima R. stonden terecht tijdens twee zittingen op 25 januari 2020, in afd. 15 van de het Revolutionaire Gerechtshof van Teheran, voorgezeten door rechter Abolghasem Salavati.
Amir Hossein Moradi herhaalde gedurende het proces dat hij was gedwongen, bedreigd en gemarteld om te bekennen, waarna de bekentenis werd opgenomen op video. Hij ontkent nu alle beschuldigingen. Hij voegde er aan toe dat hij van de veronderstelling was uitgegaan dat Rajabi en Tamjidi Iran hadden verlaten en in veiligheid waren. Hij had bekend dat hij de beweerde misdaden met hen had begaan, maar zij deden niets van dat alles.
Ook Mohammad Rajabi vertelde aan de rechter dat hij tijdens de verhoren dingen had toegegeven, die hij nooit had gedaan, hij verwierp alle beschuldigingen.
Volgens een bron dichtbij deze zaak, was het Saeed Tamjidi en Rajabi niet toegestaan om een eigen advocaat te kiezen en dat de hun toegewezen verdedigers (Daryabeygi voor Tamjidi) hen niet op een behoorlijke manier terzijde stonden en zelfs tegen de rechters zeiden dat de daden van degenen, die zij moesten verdedigden, hen bedroefden.
De vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie, Amin Vaziri, beschuldigde hen van het voorbereiden van samenscholing en samenzwering, omdat zij deelnamen aan een demonstratie aan de andere kant van de stad dan van waar zij woonden, in het zuiden van Teheran. Zij antwoordden: “we waren helemaal niet van plan om daar te zijn, maar we waren op weg naar huis, vanuit ons werk, toen we mensen zagen die protesteerden tegen de verhoging van de brandstofprijzen. We zijn mensen en werden aangestoken, omdat ook wij onder financiële druk staan. We staken niets in brand, U zegt dat wij een benzinestation in de brand staken, maar er is daar, binnen vijf kilometer, helemaal geen benzinestation”.
Vonnis
Afdeling 15 van het Revolutionaire Gerechtshof van Teheran, voorgezeten door rechter Salavati, veroordeelde op 19 februari 2020 Amir Hossein Moradi tot de dood, op de aanklacht: “samenwerking in vandalisme en brandstichting met de bedoeling om de Islamitische Republiek van Iran schade te berokkenen”, 15 jaar gevangenisstraf en 74 zweepslagen op de aanklacht: “samenwerking in ergerlijke gewapende overvallen in de nacht” en een jaar gevangenisstraf op de aanklacht: “onwettige grensoverschrijding”.
De reden voor zijn ter dood veroordeling was om demonstranten, met name de leiders van de demonstraties en zij die gevechten met de agenten aangingen, te waarschuwen. Hij werd ervan beschuldigd dat hij, via Telegram, demonstranten opriep om camera’s af te pakken als veiligheidsagenten opnames maakten, om zodoende de identiteit van de demonstranten te beschermen.
Saeed Tamjidi en Mohammad Rajabi: Zij werden beide ter dood veroordeeld op de aanklacht: “samenwerking in vandalisme en brandstichting met de bedoeling om de Islamitische Republiek van Iran schade te berokkenen”, 10 jaar gevangenisstraf en 74 zweepslagen op de aanklacht: “samenwerking in ergerlijke gewapende overvallen in de nacht” en een jaar gevangenisstraf op de aanklacht: “onwettige grensoverschrijding”.
Mojgan Eskandari werd veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf op de aanklacht: “samenscholing en samenzwering”. Ze werd op 10 december 2019 gearresteerd.
CV’s
Amir Hossein Moradi werd op 6 augustus 1994 in Teheran geboren. Hij kreeg een opleiding in computer science en was werkzaam als een verkoper van smartphones, computers en software in Teheran. Hij heeft twee zusters.
Saeed Tamjidi werd op 22 mei 1992 geboren en was bachelor student bij een ingenieursopleiding in de elektrotechniek. Hij lijdt aan een ziekte van het zenuwgestel. Hij emigreerde naar Duitsland, maar keerde naar Iran terug, vanwege een familieaangelegenheid. Hij heeft en broer.
Mohammad Rajabi werd op 12 augustus 1994 geboren en heeft een middelbare school opleiding. Hij werkte als makelaar. Hij heeft vier broers.
Moradi, Tamjidi, en Rajabi wonen in Khazaneh aan de zuidkant van Teheran. Ze werken in Ponak. Ze zorgden voor hun families. Ze zitten nu in sectie 5 van de centrale strafgevangenis van Teheran.
Mojgan Eskandari werd in 1969 geboren. Mevr. Eskandari zit nu in afd. 1 (Moeders afdeling) van de Qarchak gevangenis in Varamin.
Shima R werd geboren in 1969, ze werd gearresteerd omdat zij Tamjid en Rajabi hielp in Turkije.