Tijd om de daders van het Iraanse bloedbad in 1988 voor het gerecht te brengen

11 december 2020 – Zeven deskundigen van de Verenigde Naties hebben een brief naar de Iraanse autoriteiten gestuurd waarin staat dat het bloedbad van duizenden politieke gevangenen in 1988 zou kunnen worden beschouwd als ‘misdaden tegen de menselijkheid’ en verklaarden op te roepen tot een internationaal onderzoek naar de massamoorden als de autoriteiten blijven weigeren zich te houden aan hun verplichtingen onder de internationale mensenrechtenwetgeving.

Uit een onderzoek van de organisatie “Gerechtigheid voor de slachtoffers van het bloedbad van 1988 in Iran” bleek dat de regering van Iran in 1988 30.000 politieke gevangenen heeft afgeslacht. De executies vonden plaats op basis van een fatwa van Opperste Leider ayatollah Khomeini. In heel Iran werden drie leden tellende commissies gevormd, die bekend staan als ‘Doodscommissies’, om politieke gevangenen die weigerden hun overtuigingen te executeren. De slachtoffers werden begraven in geheime massagraven. Veel van de daders genieten nog steeds straffeloosheid, onder wie het huidige hoofd van de rechterlijke macht Ebrahim Raisi en minister van Justitie Alireza Avaei.

De brief van de Speciale Rapporteurs van de VN dateert van 3 september 2020 maar is in de aanloop naar de Internationale Dag van de Mensenrechten gepubliceerd op de website van de Verenigde Naties.


Tot de ondertekenaars behoren:

Luciano Hazan, voorzitter-rapporteur van de werkgroep gedwongen of onvrijwillige verdwijningen;
Agnes Callamard, speciaal rapporteur voor buitengerechtelijke, standrechtelijke of willekeurige executies;
Clement Nyaletsossi Voule, speciaal rapporteur voor het recht op vrijheid van vreedzame vergadering en vereniging;
Javaid Rehman, speciaal rapporteur voor de mensenrechtensituatie in Iran;
Fionnuala Ní Aoláin, speciaal rapporteur voor de bevordering en bescherming van mensenrechten en fundamentele vrijheden bij terrorismebestrijding;
Nils Melzer, speciaal rapporteur voor foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing; en
Fabian Salvioli, speciaal rapporteur voor de bevordering van waarheid, gerechtigheid, herstel en garanties tegen herhaling.

De speciale rapporteurs verzochten om vervolging van de daders van het bloedbad van 1988.
Hun brief luidde: “Tussen juli en september 1988 hebben de Iraanse autoriteiten in het geheim in 32 steden duizenden gevangengenomen politieke dissidenten die banden hadden met politieke oppositiegroepen met geweld laten verdwijnen, buitengerechtelijk geëxecuteerd en hun lichamen afgevoerd, meestal in ongemarkeerde massagraven”.

“Hoewel wordt aangenomen dat alle personen die tijdens deze periode verdwenen vermoord zijn is er aan hun gezinnen geen individuele informatie verstrekt over het lot en de verblijfplaats van hun familieleden, de omstandigheden die tot hun executie hebben geleid en de locatie van hun overblijfselen. Dit blijft de families van de slachtoffers, van wie sommigen nog steeds niet geloven dat hun familieleden dood zijn, extreem leed bezorgen”, schreven de VN-experts.

“De Iraanse autoriteiten hebben ook de namen van de overgrote meerderheid van de slachtoffers uitgesloten van openbaar beschikbare begraafregisters om de locatie van de overblijfselen te verbergen”.

“De families van degenen die zijn verdwenen en waarvan wordt aangenomen dat ze zijn omgekomen worden geconfronteerd met een doorlopend verbod op het houden van herdenkingen of herdenkingsbijeenkomsten”.

De VN-experts wezen erop dat de Iraanse autoriteiten in het bijzonder hebben geprobeerd de bijeenkomsten op het terrein van het massagraf in Khavaran, dat een symbolische betekenis heeft gekregen in de inspanningen van de families om waarheid en gerechtigheid te verkrijgen, te onderdrukken.

“Ondernomen acties zijn onder meer het fotograferen en opnemen van familieleden die het graf bezoeken, het bedreigen, slaan en arresteren van families op het terrein, het bedreigen van families om het terrein niet te bezoeken, het binnenvallen van huizen van families die herdenkingsceremonies houden en het afsluiten van de hoofdingang van het terrein en de wegen die er naar toe leiden”.

“De families, overlevenden en mensenrechtenverdedigers zijn ook het onderwerp van aanhoudende bedreigingen, pesterijen, intimidatie en aanvallen vanwege hun pogingen om informatie te zoeken over het lot en de verblijfplaats van de individuen en hun eisen voor gerechtigheid. Verschillende mensenrechtenverdedigers zitten straffen uit wegens deelname aan herdenkingsbijeenkomsten en families worden vervolgd op grond van vage aanklachten in verband met de nationale veiligheid”, voegde de brief eraan toe.

De straffeloosheid moet stoppen

“Er is sprake van een systematische straffeloosheid van degenen die de buitengerechtelijke executies en gedwongen verdwijningen hebben besteld en uitgevoerd”, zeiden de experts, en voegden eraan toe: “Tot op heden is geen enkele ambtenaar in Iran voor de rechter gebracht en veel van de betrokken functionarissen blijven machtsposities bekleden, ook in belangrijke gerechtelijke, vervolgings- en overheidsinstanties die ervoor moeten zorgen dat de slachtoffers gerechtigheid krijgen.”

“Mediakanalen in Iran publiceren vaak verontrustende verklaringen van hoge functionarissen die de executies verheerlijken, de daders omschrijven als “nationale helden” en elke openbare kritiek of documentatie van de moorden als steun voor terrorisme betitelen”.
De Speciale Rapporteurs verklaarden verder: “Volgens de bron kwamen de geheime buitengerechtelijke massa-executies in 1988 neer op misdaden van moord, uitroeiing, vervolging, marteling en andere onmenselijke handelingen tegen de menselijkheid en komt het systematisch verbergen van het lot en de verblijfplaats van de slachtoffers neer op een aanhoudende misdaad tegen de menselijkheid van gedwongen verdwijning.”

De VN-experts zeiden dat ze “ernstig bezorgd zijn over de vermeende voortdurende weigering om het lot en de verblijfplaats bekend te maken van duizenden individuen die in 1988naar verluidt met geweld zijn verdwenen en vervolgens buitengerechtelijk zijn geëxecuteerd. We zijn verder gealarmeerd door de beschuldigingen van de weigering van de autoriteiten om gezinnen te voorzien van nauwkeurige en volledige overlijdensakten, de vernietiging van massagraven, de voortdurende bedreigingen en pesterijen van de families, het gebrek aan onderzoek en vervolging voor de moorden, en de verklaringen van de regering die de gevallen ontkent of bagatelliseert en het bekritiseren van de moorden gelijkstelt als ondersteuning voor terrorisme.”

“We onderstrepen dat een gedwongen verdwijning voortduurt totdat het lot en de verblijfplaats van de betrokken persoon zijn vastgesteld, ongeacht de tijd die verstreken is, en dat de gezinsleden recht hebben op de waarheid, wat het recht inhoudt om op de hoogte te zijn van de voortgang en resultaten van een onderzoek, het lot of de verblijfplaats van de verdwenen personen, de omstandigheden van de verdwijningen en de identiteit van de dader(s) (A/HRC/16/48).”

“We merken op dat de speciale vertegenwoordiger van de VN voor Iran al in 1989 opmerkte dat “de informatie afkomstig uit verschillende bronnen (…) bevestigde dat politiek gemotiveerde massa-executies plaatsvonden in het tweede kwartaal van 1988” (A/44/620, par. 110). We merken verder op dat de speciale rapporteur voor de mensenrechtensituatie in Iran in 2017 erkende dat overweldigend bewijs aantoont dat duizenden mensen standrechtelijk werden vermoord en opriep tot een “grondig en onafhankelijk onderzoek naar deze gebeurtenissen” (A/72/322). We maken ons grote zorgen dat er tot op heden geen dergelijk onderzoek is uitgevoerd.”

Gerechtigheid over het bloedbad in 1988

In de brief stond: “Wij roepen de regering van uwe Excellentie op om met spoed een grondig en onafhankelijk onderzoek in te stellen naar alle gevallen, om gedetailleerde informatie over het lot van elk individu vrij te geven en om daders te vervolgen”.

“We zijn bezorgd dat de situatie kan neerkomen op misdaden tegen de menselijkheid. Mocht de regering van uwe Excellentie blijven weigeren om haar verplichtingen onder de internationale mensenrechtenwetgeving na te komen, dan roepen we de internationale gemeenschap op om actie te ondernemen om de zaken te onderzoeken, onder meer door het instellen van een internationaal onderzoek”, aldus de VN-experts.

De VN-deskundigen riepen het regime op om vragen te beantwoorden over de stappen die zijn genomen om het recht op waarheid te garanderen met betrekking tot de personen die naar verluidt in 1988 zijn geëxecuteerd, en over de vermeende weigering om families nauwkeurige en volledige overlijdensakten te verstrekken.

“We stellen het op prijs om binnen 60 dagen een reactie te ontvangen. Als deze periode is verstreken zullen deze mededeling en elk antwoord van de regering van uwe Excellentie openbaar worden gemaakt via de communicatierapportage-website. Ze zullen vervolgens ook ter beschikking worden gesteld in het gebruikelijke rapport dat aan de Mensenrechtenraad wordt voorgelegd”, aldus de brief.