Wie is Ebrahim Raisi?
Ebrahim Raisosadati, bekend als Ebrahim Raisi, werd in 1960 geboren in Noghan, in het district Mashhad. Nadat hij van de lagere school kwam, ging hij naar het Klerikaal Instituut van Mashhad. Zijn opleiding is blijven steken bij de zesde graad daar. Toen hij 15 jaar was, ging hij uit Mashhad weg om te gaan studeren in het seminarie van Qom.
Na de revolutie in 1979 ging Raisi, die toen inmiddels 18 jaar was, naar de Haqqani School in Qom om te studeren voor hoger management bij de Rechterlijke macht, Inlichtingen en Veiligheidsdiensten van het klerikaal regime, tegelijk met andere clerici als Ali Fallahian, Roohollah Hosseinian en Mostafa Pour Mohammadi.
Na de revolutie werd Ebrahim Raisi een van de elementen in de kern van de macht, de repressiemachine in de net gevormde religieuze dictatuur in Iran.
In de eerste dagen van het Moellah-regime nodigde Hadi Marwi, een vertegenwoordiger van de stichter van het regime Ruhollah Khomeini in Masjed Soleyman, Raisi uit, zich te voegen bij het Openbaar Ministerie van het regime, waar het zijn taak werd om dissidenten en oppositiegroeperingen te onderdrukken.
Na al het onderdrukken in Masjed Soleyman werd Raisi, die toen nog niets ouder was dan 19 jaar, naar het Openbaar Ministerie in Karaj gestuurd, waar zijn werk bestond uit het ondervragen van tegenstanders van het Iraanse regime. Na een paar maanden benoemde Ali Ghodosi, toen Procureur-Generaal, Raisi als Aanklager in Karaj, net na zijn 20ste verjaardag.
In 1983, na maanden van plegen van afschuwelijkheden en misdaden in Karaj, werd hij ook aangesteld als Aanklager in Hamedan. Doordat de twee steden 340 kilometer van elkaar af liggen, was hij een halve week in Karaj en de andere helft van de week in Hamedan, totdat hij helemaal naar Hamedan werd overgeplaatst na vier maanden.
Raisi ging verder met het neerslaan van oppositiegroeperingen als vervolger in Hamedan tot 1985. Daarna kreeg de 24-jarige clericus promotie bij het Algemeen Aanklagers-bureau als “mede-onderofficier”. De Procureur-Generaal had toen drie onderafdelingen: de economische onderdirecteur, de onderdirecteur van Drugsverkeer en de zo genoemde “Associate” onderdirecteur, wiens plicht het was oppositiegroeperingen neer te slaan, ook de PMOI/MeK. Tijdens de massamoord in de zomer van 1988 was Raisi, als tweede Vervolger-Generaal, lid van het “doodscomité” dat duizenden politieke gevangenen de dood injoeg.
Na het bewijzen van zijn wreedheid tijdens de massamoord in 1988 kreeg Raisi het vertrouwen van Khomeini en werd hij vaak door hem geëerd. Op 30 januari 1989, na het denken over de toewijding en wreedheid van Raisi, die officieel tweede rechter was van de Revolutionaire rechtbank in Teheran, promoveerde Khomeini hem naar een tweepersoons delegatie samen met Hossein Ali Nayeri (de Sharia rechter) die ook lid was van dat beruchte doodscomité.
De taak van de twee was om executies uit te voeren en handen en voeten af te hakken, met als doel het creëren van onderdrukking en verdrukking in het land, “vrij van administratieve plichten”.
Khomeini was niet tevreden met de hardheid en wreedheid van de Rechters die net waren gestopt met het vermoorden van politieke gevangenen. Onder het uiten van verbazing over de vertraging bij de gerechtelijke autoriteiten stelde hij Ebrahim Raisi en Nayeri twee weken na het bovenstaande bevel aan om meer vaart te zetten achter zijn middeleeuwse wetten.
“In de Naam van God, de genadige. Sinds de Hoge Gerechtelijke autoriteiten van het land geen gevoel hebben voor de huidige schokkende problemen, zijn Hojatoleslam Nayeri en Raisi aangesteld om de nodige acties te ondernemen in het raamwerk van de geliefde Islam, in verband met de bovenstaande zaken. Het is een verrassing dat zulke gebeurtenissen voorkomen in het Islamitisch systeem; maar het uitvoeren van Gods wetten is gewoon gestopt, en andere gerechtelijke zaken zijn gewenst.” 01/12/1989 – Ruhollah al-Musawi al-Khomeini (zelfde bron).
Mousavi Ardebili, het hoofd van de opperste Raad van Justitie van het regime, zag dat zijn positie in gevaar kwam na Khomeini’s brief aan Ebrahim Raisi en Nayeri. Zodra Khomeini in die brief had geschreven dat “de hoge justitiële autoriteiten van het land geen gevoel hebben voor”, besloot Ardebili om zijn positie te redden en snel naar het Vrijdags gebed in Teheran te gaan en hij zei daar:
“De werkdruk op het Gerechtshof was de reden waarom de straffen niet meer werden uitgevoerd, en kortgeleden is tegen Khomeini gezegd, dat deze taak zou worden uitgebreid vanwege deze problemen. Hij dacht na over het probleem en stuurde ons een brief dat de uitvoering van God’s geboden niet vertraagd moest worden. Toen de Imam dat eenmaal gezegd had en wij voelden dat we toestemming hadden van hem zelf, werd het in 24 uur gedaan. Twee mensen werden opgehangen, twee handen afgehakt, en drie mensen werden er in de gevangenis gezet. Het kantoor is voortdurend open, de hele dag, en over de zaken kan men zich informeren door te bellen. Vertel ons alleen dat er iets gebeurd is, en wij zullen snel rechtszaken voorbereiden met gebruikmaken van de administratie van de Imam. In drie tot vijf dagen zullen we het probleem hebben opgelost” (Mousavi Ardebili – Vrijdagsgebed, 19 januari 1989)
Een dag na de toespraak van moellah Mousavi Ardebili vaardigde Khomeini een nieuw decreet af om de autoriteit van Raisi en Nayeri te vergroten; alle achterstallige dossiers voor tenuitvoerlegging van de doodstraf, voor geseling, afhakken van handen en voeten enzovoort, moesten zo snel mogelijk worden uitgevoerd.
In 2016 stelde Khamenei Raisi aan voor het runnen van de Imam Reza liefdadigheidsstichting, die een grote conglomeratie van ondernemingen en schenkingen in Iran beheert. Het is een van de vele “bonyads”, of liefdadigheidsstichtingen, die gevuld worden met donaties of bezittingen die zijn ingenomen sinds de revolutie van 1979.
Deze stichtingen geven geen openlijke rekenschap af over hun bestedingen en zij antwoorden alleen aan de Opperste Leider. De Imam Reza stichting, bekend onder de naam Astan-e-Quds-e Razavi in het Farsi, is waarschijnlijk een van de grootste in het land. Analisten schatten de waarde hiervan op tientallen miljarden Dollars.
Op 14 april 2017 en tijdens de verkiezingen voor het presidentschap van het regime, introduceerde Raisi zichzelf als een ideale kandidaat voor Ali Khamenei ’s partij. Meteen nadat zijn kandidaatschap was afgekondigd, werd, vanwege de weloverwogen openbaringen door het Iraanse verzet, de zaak van de massamoord in de zomer van 1988 weer opgefrist in het geheugen van de mensen en de haat tegen Raisi herleefde. In die golf van afschuw en haat in de samenleving bedachten mensen slogans tegen Raisi zoals “de moordenaar van ‘88”. Dit bezorgde hem veel problemen in zijn campagne en het leidde tot zijn verlies van Rohani in mei 2017.
Op 7 maart 2019 benoemde Ali Khamenei, de Opperste Leider van het Iraanse regime, Ebrahim Raisi tot hoofd van de Rechterlijke macht.
Functies:
- Assistent vervolger in het Revolutionair Hof van Karaj in 1980
- Vervolger in dat Hof in Karaj 1980-1981
- Vervolger in Karaj en in Hamedan, Revolutionair Hof, gedurende 4 maanden in 1981
- Vervolger in Hamedan van 1982 tot 1984
- Tweede Revolutionair Vervolger in de provincie Teheran van 1985 tot 1988
- Vervolger in de provincie Teheran van 1989 tot 1994
- Vertrouweling voor het uitvoeren van Khomenini’s bevelen (EIKO) van 1998 tot nu
- Voorzitter van de Generale Inspectie Organisatie van Iran van 1994-2004
- Eerste Vice chef van Justitie van Iran van 2004 tot augustus 2014
- Procureur-Generaal van Iran van augustus 2014 tot maart 2016
- Vervolger bij het Speciaal klerikaal Hof van mei 2012 tot nu
- Lid van de Centrale Raad in de Bond van Strijdende Clerici in de provincie Teheran van 1997 tot nu
- Lid van de vergadering van experts van de provincie Zuid-Khorasan van 2007 tot nu
- Lid van de Opperste Raad voor de Selectie van Burger Personeel
- Deelnemer aan de vorming van de bureaus van de Islamitische Republikeinse Partij in de zuidelijke regio van de provincie Khorasan, daartoe benoemd door Mehdi Behesti
- Stichter van het Fatemeh al-Zahra Seminarie voor vrouwen in Teheran (Kuy- Nasr buurt)
- Eerste Secretaris van de Staf voor de Herleving van Aanbeveling van het Goede en Verbieden van het Kwaad
- Beheerder van de Astan Quds Razavi van Iran van 7 maart 2019 tot nu
- Tweede Hoofd van de Vergadering van Experts van 12 maart 2019 tot nu
- Lid van het Doodscomité, verantwoordelijk voor de massamoord op politieke gevangenen in 1988
Mensenrechtenschendingen
Ebrahim Raisi won enkel Khamenei ’s vertrouwen en speciale aandacht nadat hij zijn gewelddadige geschiedenis achter zich had gelaten: ondervrager bij het Masjed Soleyman Vervolgingsbureau, openbaar aanklager in Karaj, Vervolger in Hamedan, Openbaar aanklager in Hamedan en, na de massamoord in de zomer van 1988, Vervolger in Teheran, Hoofd van de Staats-inspectie, Eerste Vice-chef van Justitie, Speciaal Vervolger van de Clerici, voorzitter van de Supervisie Raad voor Televisie en Radio (Seda ya Sima) en Procureur-Generaal.
Lid van het doodscomité dat verantwoordelijk is voor de massa executie op politieke gevangenen in 1988
Als tweede Vervolger in de provincie Teheran in 1988, was Ebrahim Raisi lid van het Doods Comité dat besliste of gevangenen in leven zouden blijven of niet, gebaseerd op een paar vragen die gesteld werden over de politieke of religieuze opvattingen. In augustus en september 1988 werden duizenden politieke gevangenen geëxecuteerd door ayatollah Khomeini’s fatwa, volgend op beslissingen van autoriteiten bij informatie en justitie. In die tijd van de massale executies hadden de slachtoffers hun straf al uitgezeten of zij waren daar nog mee bezig.
Raisi, toen nog de opvolger van de Procureur-Generaal van Teheran, Hossein Ali Nayeri (Shariarechter), Morteza Eshraqi (Vervolger in Teheran), Mostafa Pourmohammadi (tweede in het Ministerie van Informatie) en Ismail Shooshtari (hoofd van de afdeling gevangenissen) waren de centrale besluitvormers van deze executies, bekend als “Doodscomité”. Dit comité was aangewezen door Khomeini om de situatie met de politieke gevangenen die hun meningen over de klerikale dictatuur niet veranderden en de MeK/PMOI bleven steunen, op te lossen.
In zijn mémoires noemt ayatollah Montazeri, gedoodverfde opvolger van Khomeini, de sleutelrol die Ebrahim Raisi speelde in de massamoord in 1988.
De massamoord op de politieke gevangenen in 1988 in Iran is erkend als een misdaad tegen de menselijkheid door internationale mensenrechten advocaten zoals Geoffrey Robertson, en ook door het Volkstribunaal van Iran en door de ngo Human Rights Watch.
De VN erkennen de zaak van de slachtoffers van de 1988 Massamoord als gedwongen verdwijningen. Gedwongen verdwijning is een mensenrechtenschending en een misdaad volgens internationale wetgeving. Het misdrijf is geen onderwerp van Statuten van beperkingen, en klachten kunnen altijd worden ingediend totdat de persoon over wie het gaat is gevonden of dat zijn lot vast is komen te staan. Volgens internationale wetgeving zou het Iraanse regime de families van de slachtoffers de garantie moeten geven dat zij recht hebben om de waarheid te weten over het lot en de begraafplaats van hun geliefden, en ze zou rekenschap moeten eisen van degenen die verantwoordelijk zijn voor die misdaden.
Verdrukken, martelen en executeren van mensen die protesteren tegen de resultaten van de verkiezingen in 2009 en plaatsen van de oppositieleiders onder huisarrest
Als eerste Vice hoofd van Justitie van Iran was Ebrahim Raisi verbonden aan het verdrukken, martelen en executeren van mensen tijdens de protesten in 2009 na de Presidentsverkiezingen waarin Ahmadinehjad onterecht won. Tientallen demonstranten werden gezamenlijk berecht, en sommigen van hen werden ter dood veroordeeld in de zomer van 2009. Mohammad Reza Alizamani en Arash Rahmanipour werden ter dood veroordeeld op grond van de aanklacht “plannen van gewapende operaties”. Na hun rechtszaak werd uitgevonden dat zij al voor de verkiezing waren gearresteerd, in maart en april 2009, dus zij waren niet in staat geweest tot het organiseren van de acties in juni 2009. Toch werden zijn allebei geëxecuteerd op 28 januari 2010.
Hoewel was bewezen dat Mohammad Reza Alizamani en Arash Rahmanipour allebei gearresteerd waren voor die presidentsverkiezing, vertelde Raisi, in een “Basirat politieke bijeenkomst” op 2 februari 2010, aan Fars News Agentschap: “Twee individuen zijn geëxecuteerd en negen anderen in de executie rij zijn vastgezet tijdens de recente rellen. Zij waren verwikkeld in antirevolutionaire bewegingen, en hun doel was het omvergooien van de Islamitische Republiek”.
Op 29 juli 2009 bracht Mehdi Karroubi, een van de oppositieleiders, het seksueel misbruik van gevangenen naar voren, die gearresteerd waren in de demonstraties na die verkiezing, en hij riep op tot een Gerechtelijk onderzoek in deze zaak. Het gerechtshof vormde een onderzoek comité met daarin Raisi (Tweede Hoofd Justitie), Gholam Hossein Ejeí (Procureur-Generaal) en Ali Khalafi (hoofd van het management van het Gerechtshof)).
In een brief aan het Hoofd van het Hof op 12 september 2009, weerlegde het comité de beschuldigingen van seksueel misbruik en schreef: “Het comité verwerpt de klachten van seksuele aanvallen op gevangenen zoals genoemd door de heer Karroubi. De beschuldigingen zijn niet gedocumenteerd maar bedacht en in elkaar gezet om de mening van het publiek te misleiden. De onderzoeken zijn gedaan door de rechters en de veiligheidsautoriteiten, om te bekijken wat er achter deze klachten stak. De resultaten zullen openbaar gemaakt worden”. De verwerping door het comité van klachten over seksuele aanvallen was een gevolg van de druk die werd gelegd op de slachtoffers om hun getuigenis in te trekken.
Als Procureur-Generaal van Iran was Ebrahim Raisi streng en hard tegen de oppositieleiders en erop gerecht hun huisarrest op te heffen. Om de noodzaak van het handhaven van detentiestraffen te benadrukken, stelde Raisi op 29 december 2014: “De Islamitische Republiek is welwillend geweest tegenover de opruiingsleiders en hun gevangenschap is voor hun eigen veiligheid”.
Marteling en opsluiting van milieudeskundigen
Als hoofd van de rechterlijke macht heeft Ebrahim Raisi verantwoordelijkheid voor het doorvoeren van gevangenneming, marteling en oneerlijke rechtszaken tegen milieudeskundigen. Sinds Raisi’s benoeming op deze positie zijn er geen verbeteringen geweest in de situatie met betrekking tot hun detentie; hun onrechtmatige arrestaties, marteling en oneerlijke rechtszaken zijn door hem genegeerd. Volgens rapporten door Mensenrechten organisaties en getuigenissen van hun families zijn de gevangengenomen milieudeskundigen vaak gemarteld en zijn hun vonnissen louter gebaseerd op bekentenissen die geforceerd werden onder de marteling.
Sinds het begin van 2018 zijn er dozijnen milieuactivisten gearresteerd op verdenking van spionage, zonder bewijssteun van de Rechter of van veiligheidsbeambten. Acht van deze activisten zitten nog steeds in de gevangenis en zijn berecht achter gesloten deuren, bij afwezigheid van hun gekozen raadslieden.
Op 29 juni 2019 schreven de families van de acht geïnterneerde milieudeskundigen een brief aan Ebrahim Raisi, daarin hun vrijheid vragend, gelet op de feiten dat er geen bewijs is geleverd door het Hof noch door de afdeling Inlichtingen van het IRGC, wat betrof de beschuldigingen tegen hen van misdaden, maar dat hun “bekentenissen” werden “verkregen onder druk, intimidatie en marteling”. Raisi heeft tot nu toe geweigerd om deze brief te beantwoorden.
Oneerlijke rechtszaken voor journalisten en schending van hun vrijheid van meningsuiting
Als hoofd van het Iraanse Gerecht is Ebrahim Raisi verantwoordelijk geweest voor het schenden van de vrijheid van meningsuiting door het bedreigen van journalisten en hun arrestaties en oneerlijke rechtszaken. Op 22 mei zei Raisi in een discussie met journalisten en directeuren van media: “De media moeten zorgzaam zijn bij het publiceren en het openbaren van woorden en signalen die de vijand gelukkig kunnen maken”.
Raisi bedreigde journalisten in diezelfde discussie, zeggende dat zij zouden worden meegenomen naar de Rechtbank wanneer zij de “rode lijn” van de Islamitische Republiek overschrijden.
Sinds Raisi Hoofd van het Iraanse Gerecht is, zijn er minstens vier journalisten, Marziyeh Amiri, Keyvan Samimi, Masoud Kazemi en Mohammadreza Nasab-Abdollahi, gearresteerd en illegaal berecht op grond van loze aantijgingen, zonder het recht om zichzelf te verdedigen in rechtszaken voor het Revolutionair Hof.